2 October
Wij zijn enige dagen in San Gimignano geweest. Zo'n schoon stadje zag ik nimmer. Het ligt met zijn kroon van torens midden in het gebergte, al uit de verte ziet ge het en ge meent een oud verhaal te lezen. Ongeschonden heeft deze plek de atmosfeer der middeleeuwen bewaard, en het is een geluk telkens tussen de torens heen, door een open poort, over een bouwvallig muurtje, het omliggend bergland te zien in zijn groten vrede, met de tuinen, de donkere bossen, de vaalgroene olijven. Het landschap is groots, ernstig en eindeloos. Het is zéér stil in dit afgelegen stedeke; grijze ossen trekken langzaam, met trage bedachtzame kracht, karren langs de steile wegen op; in een portiek staan een paar mannen te praten, een vrouw put water uit de monumentale fontein. We dwaalden den gansen middag door de straatjes, over de oude vervallen en met klimop begroeide wallen, langs wonderlijk stille tuintjes; en overal staan als oude wijze wachters die zoveel gebeuren hebben aanschouwd door de eeuwen heen, de sterke hoge torens. - In den avond, onder den diepen vonkenden hemel, terwijl de zwarte wereld doodstil is, wandelen wij rond en onze stappen klinken; alles doet ons aan als in een droom. De torenklok luidt den gang van den tijd met diepe heldere slagen. Als ontzaglijke