11 Augustus
Sinds een week zijn wij te Parijs, en zowel het samenzijn met moeder aan wie een diepe geestelijke verwantschap ons verbindt, als het weerzien van deze stad, geeft ons innige vreugde. Eén der eerste dagen ben ik naar de Notre-Dame geweest. Hoe onverwoestbaar rustig staat zij daar voor u, op het vlakke open plein, de Kathedraal met de schaduwvolle portalen, de stoere torens, met gans de edele pracht harer evenwichtige en toch stoutmoedige verhoudingen, met den vromen ernst van haar eeuwenoudheid! Hetgeen mij zo bizonder treft, is het feit, dat elke vorm het omhulsel is van een gedachte. Nu begrijp ik den innerlijken samenhang, het harmonisch verband tussen het zichtbare en het geestelijke. Een gelovige, voor wien iedere vorm het symbool is van een levende werkelijkheid, moet wel een geweldigen indruk ontvangen van deze kathedraal. Ik sta in verrukking ervoor en ik denk aan het katholieke geloof, dat met zijn diepe macht deze schoonheid bezielde. Ik bewonder, en voel het verlangen het katholicisme beter te kennen.