Mijn dagboek. Dagboek 1. 1907-1911
(1958)–Pieter van der Meer de Walcheren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
was dofgrijs weer. Troosteloos. Waarom bewoont mij de diepe weemoed, mij die het gedroomd geluk van liefde bezit? - Samen waren wij gisteren bij den ouden man en alles was gewoon, gewoon. We spraken met zijn vrouw, met hem, met zijn zoon, over onverschillige onderwerpen, wij lachten, we redeneerden en zaten genoeglijk rond de gedekte tafel. Telkens zag ik mij weer in diezelfde kamer, luisterend naar het verhaal van zijn leven. Ik had lust om te schateren, om te schreeuwen, om te snikken, maar ik deed dat niet, ik praatte rustig, en dronk af en toe een glas uitmuntenden wijn. Ik vond het leven komisch. |
|