revue, komt als
een wervelwind binnen. ‘Unverschämt, hat man mir mein Klaus gestrichen!’ Hij
briest van woede. ‘De enige Klaus, die bij het publiek algemeen applaus had,
hebben ze geschrapt. Het was toch een prachtig nummer. Ik begrijp niets van de
Obersturmführer!’ Hij begint zijn nummer te reciteren: de clown, die grappen
lanceert, waarover het publiek lacht, zonder op het leed te letten van de clown.
Oude, beschimmelde kost. ‘Ja, mijn lieber Freund,’ zegt Schlesinger, ‘je moet
goed begrijpen, de commandant wil geen filosofie, die de mensen te denken geeft;
hij wil lichte kost.’ ‘Maar dat is toch geen zware kost. Eenvoudig te begrijpen.
En het publiek wil het toch!’ Feiner siddert van top tot teen. ‘Dat is nu
eenmaal de opvatting van de commandant. Da fällt nichts zu machen.’ Zonder
overgang: ‘Hast du mein Bein schon gesehen?’ Schlesinger slaat een slip van de
deken weg. Feiner buigt zich over de dedicaties heen. ‘Grossartig!’ Schlesinger
duwt hem het inktpotlood in de hand: ‘Da, schreib!’ Feiner zet met bravour zijn
beroemde handtekening. Schlesinger trakteert op sigaren, een voor Feiner, een
voor Trottel, een voor mij. We dampen als stoommachines en roemen het gaede,
vooroorlogse merk. De conferentie gaat uiteen. Op kantoor van mevrouw
Schlesinger zal ik de proclamatie tikken.