Bij bosjes gingen de Joden de bussen
in. ‘Vooruit!’ De naam van de commandant als goed slavenbewaarder kwam in
gevaar. De commandant der marechaussées kreeg strenge orders: scherpe controle
van de persoonsbewijzen 's morgens. De od werd in de controle
betrokken: appèl nominaal voor hen, die reisvergunningen bezitten. Desondanks
ontvluchten er nog, niet met de bus, maar op andere wijze, ook ondanks de brede
grachten rondom het kamp. De Barnevelders blijven de belangstelling trekken. Zij
zijn ingeschakeld in de dienst, zoals ieder ander hier: de vrouwen bij het
aardappelenschillen of bij de ‘binnendienst’, voor de dagelijkse reiniging van
de barakken, de mannen bij de verschillende diensten in het kamp. De vrouwen
nemen haar verandering van status nogal sportief op, bekijken haar zwarte
nagels, haar zwart gegroefde vingertoppen met zelfspot; de mannen niet minder:
geleerden van naam rijden in overalls kruiwagens met tonnen en helpen mee bij
het trekken en duwen van de postkoets, met een filosofische glimlach. Lichte
slavenarbeid, die zij gelaten opnemen. Nog altijd is de bagage uit Barneveld
niet gearriveerd: moeders zitten doodverlegen om ondergoed voor hun spruiten en
belegeren de ‘Fürsorge’, die naar vermogen bijspringt. Mannen en vrouwen eten
gezamenlijk uit een wasteiltje hun soep of stamppot bij gebrek aan
etenspannetjes, drinken uit lege jampotten bij gebrek aan bekers. Het is
overigens goed drinken uit lege jampotten. De Barnevelders zitten als kikkers op
een kluitje in hun barak 85 met de mooie kleren aan, die zij uit Barneveld aan
het lijf hebben meegebracht. De schoolplichtige kinderen worden in een hoek van
de barak zoet gehouden met verhaaltjes, die worden voorgelezen. Barak 85 heeft
zijn eigen cachet: intellectuele bohèmes, die van de nood een deugd maken en
vaak met een lachend gezicht hun lot dragen. De commandant heeft gelast, dat
Sluzker, prof. Cohen, Asscher c.s. op precies dezelfde wijze moeten worden
behandeld als ieder ander in het kamp.