Donderdag 9 september
De kinderspeeltuin is gecompleteerd: er zijn twee rekstokken en drie hoge
schommels bijgekomen. Tot laat in de avond wipt en schommelt de jeugd. Vanavond
ora half tien, bij heldere maan, speelden er nog kinderen. De halve maan stond
vanavond als een dodemasker, wasbleek, tegen het vlokkig wit floers van de
hemel. Oscar Wilde-sfeer, uit Salome. De zon was als een bloedrode ballon
ondergegaan, in de eindeloze heide weggezonken, als in zee overhuifd door een
eindeloze, diep blauwe hemel. Verblindend, huiveringwekkend. Later op de avond
was de hemel in het Westen bedekt met vuurrode vegen, als vlammen van een
onzichtbare brand, alsof de bloedrode ballon gebarsten was en de inhoud ervan
ontploft. De luchten hier zijn fascinerend. Zij hebben een eigen leven: zij zijn
eindeloos bewogen, kleurrijk, grillig, groots. Zij decoreren de eenzaamheid van
het onherbergzame, mauve-kleurige landschap.
Jonge vrouwen en meisjes rijden kruiwagens met stenen door het kamp. Soepel
gebouwde, gebruinde mensen in blauwe overalls, blootshoofds, met een rode
halsdoek. Twintig, vijfentwintig, twee-aan-twee. In een slakkegangetje. Tien,
twaalf stenen op de wagen. Om de honderd passen zetten zij de wagen neer en gaan
er in zitten, lusteloos, of strekken er zich in uit, lui als in een fauteuil. Zo
blijven zij tien minuten, een kwartier, een half uur staan. Zo komen zij de
lange, vervelende dag door. Het werk is doelloos, nutteloos, zonder spanning,
stom. De vrouwen en meisjes zijn levendig, zijn de opvatting toegedaan, dat
zitten op de kruiwagen en rondkijken, of dromen, amusanter is dan hem te rijden,
in ieder geval minder vermoeiend. De kruiwagen vervangt in het kamp overigens de
bank. Overal vindt men lege kruiwagens, voor de grote barakken, voor de kleine
barakken, in de bosjes, op het vlakke veld, waarop hij of zij, die op zijn gemak
van de frisse lucht of van het schone uitzicht wil genieten, eenvoudigweg gaat
zitten. In plaats van op banken, die er