Donderdag 19 augustus
Er wordt de laatste dagen nogal gestolen in mijn barak. In de vrouwenafdeling
heeft een of andere gauwdief twee rugzakken totaal leeggeroofd: kleren en
levensmiddelen. Hij of zij heeft ze naar men vermoedt eenvoudig meegenomen en ze
op zijn dooie gemak geleegd. Dat is gemakkelijk genoeg: alles ligt hier open en
bloot op bed, het eigen bed of een ander, onbeslapen bed, de eigenaars zijn
bijna de gehele dag weg, op het werk, toezicht ontbreekt zo goed als geheel, en
wie toevallig langs komt en begerig is, slaat ongemerkt zijn slag. De
Ordnungsdienst is erbij geroepen, maar waar moet deze dienst onder vijf-,
zeshonderd mensen het gestolene zoeken. Bijna nooit komt gestolen waar terecht.
Een paar dagen geleden hebben ze mijn mooie Russische landkaart, uit een
Russische Baedeker gescheurd, geroofd. Ik was zo aardig en vriendelijk en
welwillend geweest, een partijtje belangstellenden aan te wijzen waar Poltawa
ligt, dat de Russen zouden hebben heroverd. Daarna borg ik de kaart weer
zorgvuldig weg in een schooltas, waarin ik enkele curiosa bewaar. Toen ik de
kaart weer te voorschijn wilde halen, was ze er niet meer. Wat moet men dan
zeggen of doen? Ik heb bescheidenlijk de Verwaltung ervan verwittigd, dat ik een
Russische landkaart vermiste, en een lid der Verwaltung heeft met een schorre
stem een paar keren rondgeroepen, dat iemand een landkaart kwijt was geraakt, en
verzocht deze terug te bezorgen. Vergeefs. Wie zegt dat het lid van de
Verwaltung, die tot het partijtje mensen behoorde, wie ik de kaart had getoond,
de kaart niet onder zijn berusting heeft genomen? Dat zijn zo vragen, die
vanzelf opkomen; daar kan men niets aan doen. Wat weet men af van de eerlijkheid
van < een > Verwalter, die niemand der barakbewoners kent en die
wordt aangesteld door iemand, die niemand kent en die de Verwalter niet eens
kent? Gisteravond, toen wij allen als apen bovenop onze bedden zaten en bezig
waren ons uit te kleden, kwam hetzelfde lid der Verwaltung met een soort edele
verontwaardiging omroepen, dat bij de uitdeling van de pakketten om zes uur 's
middags een pakket in verkeerde handen was geraakt en dat verwacht werd, dat hij
die het in zijn bezit had, het onverwijld bij de Verwaltung of de Post zou
terugbezorgen. Hij zinspeelde daarbij op de jongste diefstallen in de barak. Het
wonderbaarlijke is, dat het pakket vanmorgen op een of andere wijze bij de
Verwaltung is terugbezorgd. Hieruit blijkt, dat er ook nog eerlijke mensen onder
ons leven. Achteraf blijkt, dat hier sprake was van een vergissing van de Post.
Er leven genoeg eerlijke mensen onder ons: geen ochtend gaat voorbij, of
slaperige of afwezige mannen laten in het washok hun zeep, hun kam, hun
scheergerei staan. Bijna altijd vinden deze voorwerpen hun weg naar de eigenaars