Zondag 1 augustus
De barak is opeens stikvol. Gisteren is er een hele schuif Joden bijgekomen. De
barak, die tot dusver als elitebarak werd beschouwd, is opeens een doodgewone
barak geworden, waar de mensen dicht op elkaar gepropt zitten en elkaar
verdringen. Zij liggen mannetje aan mannetje naast elkaar in de bedden, klitten
opeen aan de tafels, botsen tegen elkaar in de wasruimte. Mijn bagage is is
gebleven waar zij was: het bed naast mij is, voorlopig, vrij gebleven. Vanmorgen
om zes uur een begroeting bij het opstaan: ‘Mag ik me 's effen. Ik heet Cohen.’
‘Ich heiss Kartenspieler, doctor in de filosofie. Wo kommen sie her?’ ‘Uit
Gronau.’ ‘Is u de vader van de bekende schilder?’ ‘Ja, dat ben ik. Prachtige
dingen heeft hij gemaakt.’ ‘Waar zit uw zoon tegenwoordig?’ ‘In Theresienstadt.
Ik heb nog een zoon in Barneveld. En nog een, die hier bij de Joodse Raad
werkt.’ ‘Ach so. Ich habe in Amsterdam über “Jüdisch-empfindsame Spaziergänge”
geschrieben.’ ‘Interessant.’ ‘Was machen Sie eigentlich?’ ‘Ik ben
stoffenhandelaar.’ ‘Amsterdam ist eine schöne Stadt. Ik heb in de Oranje
Nassaulaan gewoond. Vandaar moest ik verhuizen naar Oost. En daarvandaan ben ik
hierheen gebracht.’ ‘Mijn zoon, de schilder, heeft in de Titiaanstraat gewoond.
Prachtig huis met een riant uitzicht aan de achterkant.’ Stem uit de hoogte:
‘Houden jullie verdomme je bek dicht, ik wil nog slapen!’ Vanmorgen na negen
maanden weer de eerste douche gehad in het badhuis in het centrum van het kamp.
Kwartiertje gewacht. Het bad zelf heeft niet langer dan een kleine tien minuten
mogen duren. Armoedig straaltje water. Veel te heet. Toch van genoten. Alsof ik
voor het eerst in mijn leven een douche kreeg. De nagels van mijn handen zijn
echter weer zo zwart als roet. De strijd tegen het fijne zwarte kampstof - een
menging van zand en kolenstof - is hopeloos en maakt de mens radeloos. Iedereen
prutst de gehele dag aan zijn nagels zonder ze ooit schoon te krijgen; een
kwelling voor de kokette vrouw. Nagelborstels zijn zeldzaam. De voeten zijn 's
avonds bedekt met zwartsel. De neus is een permanent stofnest; volwassenen en
kinderen peuteren geregeld in hun neus om het stof er uit te vissen. In de
ooghoeken vestigen zich zwarte propjes. Het stof dringt in de kleren en vormt
een landkaart van vlekken. Borstels zijn schaars. Een bad is een reiniging voor
een ogenblik. In deze barak liggen vele jonge mannen, die aan de Moerdijk hebben
gewerkt. Zij zijn tuk op water; 's morgens plenzen ze, 's avonds plenzen ze,
vaak spiernaakt. Een jonge generatie, die hygiëne en zindelijkheid kent, die
sportief leeft. Voor een groot deel oude sociaal-democraten, die in moderne
huizen hebben gewoond en zegeningen van de beschaving hebben leren kennen.
Vannacht een straftransport van honderdvijftig man uit Scheveningen aangekomen
en ondergebracht in de s-barak 67.