of wat afstand van het
prikkeldraad, is opgeworpen tot hopen, die het terrein omranden. Aan de
kampzijde, direct achter de barakken, tieren bosjes eikenhakhout, nog dun en
spichtig. Het imitatie-landschap zou ideaal zijn, als niet, precies in het
midden, een carré van oude, vieze en stinkende matrassen in halfopen gesprongen,
witte hulsels het ontsierde. In dit ontsierde landschap zochten begunstigden
verademing van de hitte in het kamp. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes zaten
gepaard verscholen tussen de bosjes, tegen de taluds der duinen met het gezicht
over de hei aan de andere zijde van het kanaal, met de ruggen naar het
prikkeldraad gekeerd. Precies gelijk in de duinen wisselden de mannen en de
vrouwen, de jongens en de meisjes zoetheden en innigheden, onbekommerd en
onbekrompen, ongeacht de aanstaande tragedie van de komst van het transport,
volgens de onveranderlijke natuur van de mens. Paren kuierden langs het kanaal
als langs het strand, zij aandachtig luisterend naar het gevleugeld woord van
hem, bewogen door de gist der liefde. Paren lieten gezamenlijk het lijf bruin
polijsten door de zon. Alles, wijl het klaarlichte dag was, in eer en deugd,
onder het wakend of spiedend oog van met verrekijkers gewapende marechaussées in
hun torens en van langs het prikkeldraad patrouillerende marechaussées.
Marechaussées, die er bars en streng uitzien, maar zachtmoedig zijn in hun
optreden, blijk geven van deernis met de gevangen Joden, van afkeer van de
speciale functie, die hen door een dwingende macht is opgelegd. Het leven gaat
zijn gang: geen tragiek voor de tijd. Terwijl men hier zijn eigen tragiek
vergeet en deze bewust of onbewust afreageert in amoureuze liflafjes, of in een
onschuldig apartje met de zon, is een nieuw stuk tragiek onderweg: mensen,
losgerukt van hun bodem, beroofd van hun bezit, berooid en verlaagd en
vernederd, in beestenwagens. Men kent het procédé, men kent het tafereel; men
heeft het hier al zo vaak gezien, of er al zo dikwijls van horen gewagen. Langs
dezelfde weg zijn telkens weer, eindeloos, de ordeloze processies van
landverhuizers, zigeuners gegaan: mannen, vrouwen en kinderen, belast met de
bagage, die zij juist nog konden torsen. De tragiek is verwerkt, zij heeft haar
oorspronkelijke grootsheid, ruigheid verloren. De eerste golven, die hier
binnenrolden, waren krachtige jonge mannen en vrouwen, die zich uitstekend voor
het mysterieuze avontuur hadden voorbereid: zij kwamen van Hooghalen gemarcheerd
en er ging een schok door het kamp, eer van bewondering dan van deernis of
afgrijzen, voor deze moedige, kordate voorhoede der Joden. Daarna kwamen
dooreengemengd het proletariaat en de paupers met hun vele kinderen en hun vaak
povere kledij en schamele have: een armzalige stoet, die ordeloos uit Hooghalen
kwam aangezeuld, sjofel en stumperig en zich met lawaai hier binnenstortte.
Deernis, diepe deernis vervulde de harten met deze gehavenden, die hun hele
leven