ZE MOET HET PRECIES WETEN.
ZE IS 'S MORGENS ALLEEN THUIS.
DE JONGENS ZIJN NAAR SCHOOL EN DE BUURMAN IS AAN HET WERK.
VAAK BRANDT DE RIJST AAN.
DE JONGENS TREKKEN EEN LELIJK GEZICHT.
ZE FLUISTEREN TEGEN ELKAAR.
ER IS ZEKER WAT BIJ DE BUREN GEBEURD.
WAT ZAL VADER DAARVAN ZEGGEN.
KIJK, HIJ KOMT AL AAN. HIJ IS BOOS.
HIJ BRULT: ‘WEER AAN-GE-BRAN-DE RIJST’.
BUURVROUW IS OOK BOOS.
ZE KAN MAAR ÉÉN WERKJE TEGELIJK DOEN.
ER IS ZOVEEL IN HUIS TE DOEN, ZEGT ZE.
‘DOE DAN MAAR EEN DING STEEDS’ BRULT BUURMAN.
‘KOOK RIJST OF KIJK OP STRAAT’.
DAT GAAT MOEILIJK VOOR MIJN BUURVROUW.
ER GEBEURT NOG AL WAT IN DEZE STRAAT.
DAN ZOU ER HELEMAAL GEEN RIJST OP TAFEL STAAN.
EN HET HUIS ZOU NIET AANGEVEEGD WORDEN.
EN DE AFWAS NIET GEDAAN EN DE VUILE WAS OOK NIET.
NEE HOOR!