merkingen moeten aanhooren. Maar deze weinige bladzijden met het opschrift: “Het verlaten kind,” hebben mij tranen in de oogen doen komen; ruw als de schets is, heeft zij toch de verdienste, dat zij oorspronkelijk is. Het is te droevig om ze u voor te lezen, meisjes, en ik vertrouw, en hoop het oprecht, dat de jeugdige schrijfster nooit meer iets zoo treurigs zal neerschrijven. Maar zooals het opstel hier voor mij ligt, heeft het de meeste aanspraak op den prijs. Annie, mijn kind, kom
hier!’
Annie verliet hare plaats, en onder de toejuichingen van hare schoolmakkers, ging zij naar Mevrouw Willis, die een medaillon, dat aan een gouden kettinkje hing, om haar hals vastmaakte; het medaillon bevatte het portret van de beminde directrice.
‘Wat zegt ge er van, dat onze Annie het knapste, mooiste en liefste meisje van de school is geworden!’ riepen verscheidene van hare vriendinnen.
‘Alleen wenschte ik maar,’ voegde een meisje er bij, ‘dat Mevrouw Willis ons het opstel had laten lezen. Annie, mijn schat, kom hier, en vertel ons eens de geschiedenis van het verlaten kind!’
‘Ik herinner het mij niet meer,’ antwoordde Annie; ‘ik weet niet meer, wat het gevoel van verlatenheid is, hoe kan ik het dan beschrijven?’
einde.