[Proloog]
Zaterdagmorgen om kwart voor negen staan Charlaine, Jason en Radjen voor de deur van de Surinaamsche Bank. ‘Jongen, ik heb zenuwen,’ zegt Charlaine.
‘Ik niet hoor, mevrouw Roelofs heeft zelf gezegd dat we goede vragen hebben. Kom laten we naar binnen gaan en bij de receptie naar die mevrouw vragen,’ zegt Jason. Dat doen ze. De dame van de receptie telefoneert even en zegt dan: ‘Onze P.R. dame, mevrouw Wensel komt zo bij jullie.’ Een vriendelijke dame is even later bij ze, ze geven haar een hand en zeggen hun naam. Ze zegt: ‘Kom maar mee, we gaan eerst naar boven.’ Ze gaan door deuren die de dame elke keer met een kaartje laat opengaan en dan zijn ze boven in een ruimte waar er stoelen staan. Er hangen portretten aan de muur en Jason wijst: ‘O kijk, dat is een portret van Simon Abendanon, de man die in 1865 de bank heeft opgericht.’
‘Goed zo! Hoe weet je dat?’ klinkt een stem achter hem.
‘Ik had gegoogeld meneer,’ zegt Jason, want er staat nu een heer bij ze.
‘Directeur, deze jongelui komen voor een interview,’ zegt mevrouw Wensel.
‘Dat is mooi, succes jongens. Onze P.R. dame zal jullie zeker goed helpen en veel vertellen,’ zegt de directeur terwijl hij een deur opent en naar binnen gaat.
‘Ga maar zitten,’ zegt de dame ‘en vertel me meteen, waarom komen jullie eigenlijk hier bij De Surinaamsche Bank?’
‘We moeten een werkstuk maken over een Surinaams product,’ zegt Jason en Charlaine vult aan terwijl ze op Jason wijst. ‘En Jason heeft gezegd dat geld ook een product is en dat De Surinaamsche Bank het maakt.’ De dame lacht en antwoordt: ‘Hij heeft gelijk, De Surinaamsche Bank maakt het!’