Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten
(1659)–Jacob Coenraetsz Mayvogel– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
Stem: Blijdtschap van my vliedt.
NU mijn Ziels Godin
Siet op ronde schijven,
Mijn getrouwe Min
Sal nu niet beklijven,
Want haer trotse roem
Is nu eerst geboren,
Uyt des Rijckdoms bloem,
Die sy heeft verkoren:
Want op hooge Staet
Sy haer ooghjes slaet,
Op een glory vol van schijn.
Ach haer soet gelaet!
Lieffelijcke praet
Is niet als het plagh te zijn,
Al de lieve lonckjes,
Al de Minne-vonckjes,
Van mijn soete Velt-Godin,
Zijn nu bitt're dronckjes,
Al de prael de pronckjes
Nemen 's werelts Rijckdom in.
2. Soetertje waerom,
Waerom op-geblasen,
Waerom even dom
Om het gelt te rasen!
Moet u tweede Ziel
Om het geltje lijden?
Lief ick voor u kniel,
Wilt my doch verblijden.
Ach mijn Philida!
Neemt doch in gena,
Met medoogentheyt aensiet
Uwen Clorida,
Die u vroegh en spa
Smeeckt met over-groot verdriet,
Mach al mijn droevigh klagen,
En al de strenge vlagen,
Al de wreetheyt, al de pijn,
Die ick door Liefd' moet dragen,
U dan niet behagen?
Om mijn Lief weerom te zijn.
3. Lief soo ghy dus trots
U vertoont in 't spreken,
En blijft als een rots
Die niet is te breken,
't Mocht dan wel Matres
Namaels noch gebeuren,
Dat ghy Ziels-vooghdes
Eensaem moest betreuren,
Al u trotsheyt quaet,
Mits ghy nu versmaet
Al de vrientschap die men doet.
O verkeerde haet!
O vermomt gelaet!
Die nu steunt op 't aertsche goet,
Maer door u trots bedrijven
Sult ghy eenigh blijven,
Schoon het u dan namaels rout,
Want om de ronde schijven
Sult ghy niet beklijven,
Maer sult leven ongetrout.
|
|