Anjumara is weer thuis
De zon stond al hoog aan de hemel. Overal in het moeras waren er vrolijke geluiden te horen van zangvogels, krekels en kikkers. Anjumara werd er alleen maar zenuwachtiger van. ‘Hoe ver nog?’ vroeg hij.
‘Gefeliciteerd!’ riep Roostborstje. ‘Waarmee?’ vroeg Anjumara.
‘Je hebt het gehaald Rondvis. Het kanaal ligt achter die dunne hoge boom daar,’ zei hij.
‘Juppie! Ik ben bijna thuis!’ riep Anjumara blij.
Hij zwom zo hard als hij kon in de richting van de boom. Roodborstje had moeite om hem bij te houden.
‘Rustig, rustig, straks zwem je nog tegen een boomstam aan,’ riep hij.
Maar Anjumara kon zich niet meer inhouden, het verlangen naar het kanaal was te groot. In zijn grote blijheid zag hij de enorme aankomende krokodil niet. Plotseling kwam hij oog in oog te staan met de waterreus, die wel zes meter lang was. Anjumara verstijfde van de schrik en kon geen vin meer verroeren.
Roodborstje zag vanuit de lucht wat er gaande was en wist zeker dat het afgelopen was met Anjumara.
Maar Anjumara had geluk, zijn tijd was nog niet gekomen, want de krokodil zwom hem gewoon voorbij alsof hij blind was.
‘Jij mag van geluk spreken!’ riep Roodborstje verwonderd.
‘Ik, ik was zo geschrokken dat ik niet meer kon wegzwemmen,’ zei Anjumara met bevende stem.
‘Je zult je nu zeker afvragen waarom de krokodil jou niet heeft aangevallen?’ vroeg Roodborstje.
‘Ja, waarom heeft hij niet aangevallen?’
‘Zag je zijn buik dan niet? Hij had zijn buik net volgegeten, daarom had hij geen trek in jou,’ legde Roodborstje uit.
‘Zijn er in het kanaal ook krokodillen?’ vroeg Anjumara.
‘Ja, maar daar vind je de kleintjes, die jagen alleen op kleine visjes. Zodra zij groter zijn geworden verhuizen ze naar het moeras,’ antwoordde Roodborstje.