Vervolg der dichtlievende uitspanningen
(1754)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 381]
| |||||||||
Voorbericht.DE Haagsche Nederlandsche Toneelspeelers verlegen zynde om een klein dichtwerk ter vereering der doorluchtige Verjaarseesten, heeft een bekend Dichter, schoon wat laat, verzocht, zich niet willen onttrekken om hen, zo veel tyd hem toeliet, te helpen. De personaadjen, die 't Voorspel openen, zyn byna dezelfde, als in 't Zonnenhof, in 't voorleden jaar door een ander Dichter opgesteld: doch de uitbreiding is anders, waar over men de kenners laat oordeelen. Men heeft (om tyd te winnen) eenige weinige regelen gebruikt uit vaerzen, die bekend zyn, doch men zal in 't stukje zelf zien kunnen, dat dit geschiedt met expres verlof van Apollo. De Dichter schaamt zich niet met den Heer de la MotteGa naar voetnoot* te zeggen:
La matiere s'accroit, mais les forces s'epuisent,
Et nos Vers, depourvus du sel & d'agremens,
N'ont pour des faits nouveaux, que de vieux ornemens.
In allen gevalle, gelyk een ander Poeët zegt, de Eigenaar van een stuk porçelein is meester om 't heden op zyn' kas, en morgen weder eens op zyn' schoorsteen te zetten. De Dichter heeft in beraad gestaan, om in 't einde Momus by 't woord te vatten, en hem waarlyk mede te laten zingen en danssen De laatste regels van de rol van Apollo zouden dan dus geweest zyn:
'k Vergeef 't u dan. Ga, zoek uw' plaats.
Zo moet hier niets meer aan de vrolykheid ontbreeken.
Zo zy de vreugd volmaakt, nu Momus, tot een teken
Van ted'ren inkeer, door besef in 't hart geroerd,
Zelf voorzingt in het koor, en zelf den dans opvoert.
Doch men heeft best geoordeelt het te laaten, zoo als 't nu is. | |||||||||
[pagina 382]
| |||||||||
Vertooners.
Het Tooneel verbeeldt de Vertoonplaats. |
|