Vervolg der dichtlievende uitspanningen(1754)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 308] [p. 308] Op 't zien van eene bevallige schoonheit. Anakreon, Chaulieu, la Fare, Leent my voor éénen dag uw' Lier! Duld, dat ik van uw Geest en Vier Het eêlst en teérst byeen vergaêre; Die Bloempjes strooi voor Kataryn. O schoon en jeugdig Maegdelyn, Wat stookt ge al brant! wat baert ge al pyn! Bedek, bedek toch uw' schoone oogen! Zy hebben al te groot vermogen. Vorige Volgende