Dichtlievende uitspanningen(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Op keizer Pieter den Isten. O Naso, rees uw koud gebeent Ten grafzerk uit in onze dagen, Gy hadt geen' reên om van uw' ballingschap te klaagen, (Die ge in Augustus tyd zo droevig hebt beweend) Als gy dat woest geslacht van Scythen en Barbaaren, 't Welk doof voor uw gezang, uw taal noch maat verstond, Veranderd in een school van Anacharsis vondt. En gy, die walgende van 't smetten der Altaaren Met dierbaar menschenbloed, het kerkbeeld der Godin Ten koore uitrukte, en bergde uw leeven zeewaart in Om 't woeden eens Tyrans te ontvluchten, Ifigenië, neen! nu hadt gy niets te duchten. Gy bleeft in Tauris, daar een Keizer wetten geeft, Die door zyn' daaden al' uw' Goôn te boven streeft. 1724. Vorige Volgende