Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 207]
| |
Aan de Edele Groot Achtbare Heeren, Burgermeesteren en Raaden der Stad purmerende, by myn vertrek na Hamburg, als Resident by de Hanzeesteeden, in 1725.EDELE GROOT ACHTBARE HEEREN,
DEwyl ik in de toekoomende week sta te vertrekken, en in lange Jaaren, en mogelyk nooit, het geluk zal hebben, van U Ed. Gr. Achtb. op deeze wyze aan te spreeken, geef ik my d'eere, van afscheid te neemen, en Uw Ed. Gr. Achtb. te verzoeken, my te honoreeren met hunne Orders op myn' reize: Een' Ceremonie, Ed. Gr. Achtb. Heeren, te zeldzaamer, en ongemeener, om dat ik my verbeelde de Eer te hebben, van de eerste te zyn, die wegens deeze Stad, tot een buitenlandsche Commissie vertrokken is. Alleen vind ik, dat de Heer Burgermeester Blaauw, by Holland, benoemd is geweest, tot Resident, aan 't Hof van Deenemarken, doch ter Generaliteit eenige zwaarigheid ontmoetende, van zelfs heeft bedankt. | |
[pagina 208]
| |
Hoe zeer het Publicq spreeken my niet ongewoon is, en hoe zeer Uw Ed. Gr. Achtb. goedheden, my, (zo ik die expressie gebruiken mag) met Uw Ed. Gr. Achtb. hebben gefamiliariseerd, beken ik echter, gantsch ontroert te zyn: En hoe zeer het aan U Ed. Groot Achtb., aangenaam moet weezen, een' Minister van deeze Stadt gesteld te zien in een' Post, van dat aanzien, en dus de keur, die zy van myn' Persoon, tot hun Pensionarisschap gemaakt hadden, te zien bekragtigen, flatteer ik my echter, dat U Ed. Groot Achtb., van dit afscheid, ook niet ongevoelig zyn. Ten minsten vertrek ik, met die satisfactie, dat ik my vleie tot hier toe genoegen gegeeven te hebben, in myn' dienst. Ook vertrek ik met die gerustheid, dat ik in myn' qualiteit Uw Ed. Gr. Achtb. goedheid nooit misbruikt heb, dat ik 't fatzoen, en 't respect, van de Stadt gemaintineerd, en myn Ampt waargenoomen heb met alle applicatie, zonder menagement van myn gemak, en zelss van myn' gezondheid. Ook hoop ik niet aan iemant, met myn weeten, eenige offensie gegeeven te hebben, met werken, of met woorden, en zo ik wist, dat ik door onvoorzichtigheid het gedaan had, ben ik bereid om 'er excuse van te vraagen, met een' oprechte humiliteit. | |
[pagina 209]
| |
Als ik met ernst myn' tegenwoordige situatie overweeg, kan 't my niet anders dan ontroering geeven, als ik naga de onnaspeurlyke weegen van de Voorzienigheid, die door een' onzichtbaaren schaakel van gevallen my tot hier toe, als met de hand, geleid heeft. Als ik naga, Ed. Gr. Achtb. Heeren, hoe ze, door de sterste van de beesten, my uit Gelderland (daar ik wel geëtablisseerd was) in de Beemster, en daar door hier in deeze Stadt heeft gebragt: Hoe wonderlyk, ze naderhand, (wanneer ik reeds te Leiden een huis had gehuurd, en myn goed reeds gepakt stond om te verhulzen) my hier heeft gehouden; en hoe ze eindelyk, door veel' wederwaardigheeden, nu myn' wensch vervuld heeft, ja zelfs doen zien, dat het voor my geen geluk zou geweest zyn, zo myn' voorige wenschen gelukt waaren: kan ik niet anders, dan de diepte van Gods wysheid met verbaasdheid aanbidden, en den Almagtigen danken, die my voor de oogen myner vyanden, zyn' zeegen niet onttrokken heeft. Maar hoe zeer, het ampt, 't welk ik verkreegen heb, in honneur en voordeel, aan myn' wenschen voldoet, behalven dat de geduurige reizen naa den Haage my niet myn' swakke borst begonden moeielyk te vallen, en hoe zeer ik, | |
[pagina 210]
| |
daar by ten hoogsten voldaan moet zyn van de gratieuse en honorabele wyze, waarop ik tot dit ampt, zo spoedig en byna zonder sollicitatie, eerst door haar Ed. Gr. Mog., en naderhand door haar Hoog Mog. benoemd ben geworden, betuig ik echter, dat ik niet zonder de uiterste ontsteltenis en tederste aandoening, aan deeze Stadt en aan Uw Ed. Gr. Achtb. Vaarwel zeg. Ik verlaat een' stadt, Edele Groot Achtbare Heeren, daar ik nu geheel geëtablisseert was. Ik verlaat een huis, 't welk al lang, het object van' myn discreete begeerte was geweest, en 't welk ik naa myn zin verbeterd en geschikt had. Ik verlaat een' buitenplaats, die ik zelf had aangelegt, en die ik nu reeds zo verre volwassen zag, datze aan myn' verwachting voldeedt.Ga naar voetnoot(*) Ik verlaat een' stad, | |
[pagina 211]
| |
daar ik drie lyken laat leggen, van myn' Ouders en eerste Vrouw, en daar ik ook zelf hoop begraaven te worden, als het God behaagen zal van my te disponeeren. Maar 't geen 't voornaamste is, ik verlaat zo veel' waarde Vrienden en geëerde Patroonen, die my met zo veel goedheden hebben opgehoopt, dat ik ze nooit kan vergelden, en zelfs geen' woorden kan vinden, die kragtig genoeg myn' dankbaarheid kunnen uitdrukken. Ik was in deeze stad gants vreemd, en had tot niemand eenige relatie. Het Pensionaris-ampt was voor my altyd bekleed geweest door de voornaamste Heeren van de Regeering. 't Heeft echter Uw Ed. Groot Achtb. behaagd my daar toe te verkiezen,Ga naar voetnoot(†) eerst voor anderhalf | |
[pagina 212]
| |
jaaren, naaderhand voor zes, en eindelyk (met een' expresse resolutie) ad vitam.Ga naar voetnoot(*) Ik ben Scheepen geworden met die gratie, dat beide de Colommen tot myn' verkiezing concurreerden, en schoon ik de jongste was, ben ik het tweede jaar verkooren tot President, en had zekerlyk nog meer bly- | |
[pagina 213]
| |
ken van Uw Gr. Achtb. gunst, by continuatie moeten verwachten. Ik voeg 'er by, Ed. Gr. Achtb. Heeren, dat myn Pensionarisschap geen bloote naam is geweest, en zelfs durf ik zeggen, dat geen Pensionaris in Holland dat agrement in zyn Ampt kan hebben, 't welk ik genooten heb. Zo lang ik 't geweest ben, hebben Uw. Ed. Gr. Achtb. my de dagvaart geheel alleen toevertrouwd. Elk Burgermeester heeft, als om stryd, my op zyn' tour volkoomen gequalificeerd, en in de allerzwaarwigtigste gevallen, de stem van de Stadt my in handen gegeeven, zelfs met permissie om in gevallen, waar in 't Gemeene Welzyn niet direct geinterresseerd was, daar van zoodanig gebruik te maaken, als ik tot bevordering van myn eigen avancement het oirbaarste vond. Wanneer ik ook, met reden en grond,Ga naar voetnoot(*) hoop had, op een Raadsheerschap, | |
[pagina 214]
| |
hebben Uw Ed. Gr. Achtb. my met de uiterste honneur Brieven van Voorschryving gegeeven. Zelfs Heeren,Ga naar voetnoot(†) die om haar eigen' affaires niet reizen, dan in de uiterste noodzaakelykheid, hebben de moeite genoomen van my te accompagneeren in myn' Sollicitatien, en alles gedaan, wat een Vader, zou kunnen doen voor een' Zoon. Ook moet ik bekennen, dat dit Pensionarisschap, en die teekens van estime, die de Stad my gegeeven heeft, de éénige trap zyn geweest, waar langs ik tot dit teegenwoordig Etablissement ben opgeklommen. Ja Ed. Gr. Achtb. Heeren, ik erken 't met oprechtheid des harten, en zou de ondankbaarste mensch van den Aardbodem zyn, zo ik anders sprak. Nooit zal ik die ge. voelens vergeeten, en myn' kinderen inprenten, dat ik al wat ik ben, en verder zou kunnen worden,Ga naar voetnoot(*) naast God, alleen aan deeze Stadt verschuldigd ben. Ook bidde ik Uw' Ed. Gr. | |
[pagina 215]
| |
Achtb. verzekerd te zyn, dat ik, waar ik ook ben, altyd onthouden zal, dat ik aan Uw Ed. Gr. Achtb. toebehoor, dat ik den naam van Uw Ed. Groot Achtb. Dienaar altyd voor myn' eersten Eernaam zal rekenen, en waar ik aan deeze Stadt, of aan iemand, die door Uw. Ed. Gr. Achtb. gerecommandeerd wordt, in myn' Persoon of qualiteit van nut kan weezen, altyd, met allen yver, ten dienst zal staan. Ik eindig, Edele Groot Achtbare Heeren, met een' oprechten wensch, dat God Almagtig, (die alleen al het goede, dat Uw Ed. Gr. Achtb. aan my gedaan hebben, vergelden kan) Uw Ed. Groot Achtb. met alle heil en eere mag bekroonen. Hy maake de Regeering, van deeze Stad, die, (egaal met de Grootste Leeden,) een negentiende deel van de Souverainiteit deezer Provintie maakt, voorspoedig en bestendig! Hy storte zyn' zeegen over de Heeren, die deeze Vroedschap composeeren in hun' persoonen en familien. Hy overstroome deeze Stad, en alle, die 'er in woonen, met zyn genade! Eindelyk, recommandeer ik my en de mynen in Uw Ed. Gr. Achtb. gunstig geheugen, 't welk ik, door myn respect, en dankbaarheid altyd zal trachten te meriteeren. |
|