Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 94]
| |
Op den naam van myn zoontje. 8ste Maart 1759.'t IS heden de achtste Maart, een Feestdag, die voor deezen
Voor ons pleeg jaarelyks een dag van vreugd te weezen.
Maar hoe kan thans de vreugd plaats vinden in myn hart,
Nu ik gants Nederland gedompeld zie in smart!
Nu ik my 't Hof verbeeld, met naaren rouw behangen,
Daar Groot en Kleen met bleeke en nat bekreeten' wangen
Teêrhartig deel neemt in Uw' Hoogheids zielsverdriet,
Nu Gy Uw' Moeder in de Feestzaal niet meer ziet!
O Hemel! 't is dan waar! 's Landsmoeder is verscheien!
Hoe kan ik aan dien slag gedenken zonder schreien!
De pen beeft in myn' hand: en dit eenvoudig blad,
Daar 't zuiver hart in spreekt, wordt van myn' traanen nat.
Maar neen! hoe diep die ramp ons in de ziel mag treffen,
't Is deeze dag, die ons het hart om hoog moet heffen,
| |
[pagina 95]
| |
Terwyl we erkennen, dat ons God dien troost nog geeft,
Dat onze dierbre Prins, de Lieve Willem leeft.
O waardig overschot van 't Mans-oir van Oranje,
Dien 't bloed in de ad'ren speelt van Nassau en Brittanje,
God wissche Uw' traanen af! Hy wil een Vader zyn
Van Uwe Hoogheid, en de onschatbre Karolyn!
Hy geeve in 't kort ons stof om vreugd met rouw te mengelen,
En Myrte-takken met Cypresse-blaên te strengelen!
Zo wordt de zalige Vorstinne 's wil voldaan!
Zo moet de Keizers-stam van Nassau nooit vergaan,
Maar tot der eeuwen eind gewenschte telgen geeven,
Die hunner Oud'ren roem (kan 't zyn) te boven streeven!
Dit wenscht Klein Jantje, en smeekt met eerbied en ontzag,
Dat hy Uw' Hoogheids gunst altyd genieten mag.
Zyn Vader, die de harp heeft aan de wand gehangen,
Bidt, dat de Prins dit vaers met goedheid mag ontfangen,
Ten blyk der trouwe zucht, die hy tot 's leevens end
Behouden zal, en ons van jongs heeft ingeprent.
|
|