Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
25 Jan. 1755.'t WAs my veel eer geweest my meê te laaten vinden
Om van Uw' kruidige Pastei
Myn deel te neemen in den uitgekipten rei
Van Uw' aanzienelyke Vrinden:
Doch zwaare hoofdpyn houdt me in huis, en zelfs in 't bed.
De long is my geheel bezet.
Gy zyt te zeer myn Vriend, om me in dien staat te dwingen,
Op Uw Verjaargety te zingen,
Daar myn benaauwde borst my 't spreeken zelf belet.
De koude moordt my hier: 'k Heb allen lust verlooren.
Myn' Hengstebron is gants bevrooren.
Verschoon my dus, zo ik te kort schiet in myn' pligt,
En meet myn' Vriendschap niet, aan dit armhartig Dicht.
Hier eindigde ik: maar zacht! wie schuift aan myn' Gordynen!
Wat zie 'k! Apollo zelf! Die schryft een kort Recept:
Geduld, beweeging, en als 't zyn kan lucht geschept.
Gezelschap, tydverdryf. Neem deeze Medicynen.
| |
[pagina 38]
| |
Dank, Febus, 'k volg Uw' raad. Ik weet, dat de Artzeny
Zo wel Uw handwerk is, als Zang en Poëzy.
Doch zal ik bloemen op myn' Vriends Verjaarfeest strooien,
Zo bidde ik, dat gy eerst, als Voerman van de Zon,
Wat lentestraalen schiet, om 't barre veld te ontdooien.
Dat hoeft niet, zegt Hyperion,Ga naar voetnoot*
Gy kunt afreek'nen met den zang, nog korts gezonden.
Steeds op de zelfde snaar te schraapen op den duur,
Verveelt den hoorder, en valt zelf den Speelman zuur.
Wel aan! ik kom dan op het afgesprooken uur,
In dubbeld bont warm ingewonden.
Tabak! die, weet gy, breng ik meê.
Magny zal zorgen, dat wy van de kou niet klaagen,
Doch koolen kan ik niet-verdraagen.
Uw Oude Mad'moisel sal denken om myn Thee.
En zo des Landgraafs rolGa naar voetnoot† zo ver heeft kunnen strekken,
Dat nog iets ov'rig is, (schoon 't my verwond'ren zou)
Zo geef, hoewel ik van geen Avond-eeten hou,
Een sneedje of twee om dorst te wekken,
En met een helder glas Bourgonje, al was 't een paar,
U heil te Wenschen in Uw Klimakterisch jaar.
|
|