Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
12.2. Wat is er aan commentaar nodig bij de verschillende editietypen?Het onderscheid dat gemaakt wordt tussen historisch-kritische, studie- en leesedities kan doorgevoerd worden voor de commentaar. Ook hier zijn omvang en aard afhankelijk van het doelpubliek van de editie. De volledige documentatie van tekstversies is voorbehouden aan de historisch-kritische editie. Wat betreft de commentaar zouden opstellen over de genese en tekstgeschiedenis, de varianten en over documentaire bronnen hier vooral thuishoren, maar omdat het materiaal al volledig aangeboden wordt, zijn samenvattende beschouwingen hierover niet altijd nodig. De commentaar van de historisch-kritische editie bevat ten minste een editeursverantwoording, een bronnenbeschrijving inclusief de publikatiegeschiedenis bij gedrukte werken en dateringsproblemen, een complete secundaire (objectieve) bibliografie van het werk, een personen- en titelregister. Afhankelijk van de editie kunnen hieraan toelichtingen toegevoegd worden over chronologie en samenhang van de bronnen, over genese en tekstgeschiedenis, over de thematische bronnen en over de secundaire documenten. De eigentijdse receptie kan ook in de commentaar beschreven worden, voor zover die van invloed is geweest op het werk. Op basis van het variantendeel kan een toelichting gegeven worden op de werkwijze van de auteur. Of annotaties nodig zijn, hangt af van het te editeren werk, met name van de referentiële status (brievenedities) en de historische afstand. Opstellen over de biografische, historische en maatschappelijke context worden voor historisch-kritische edities | |
[pagina 338]
| |
doorgaans niet noodzakelijk geacht, maar bij bepaalde teksten kunnen ze toch functioneel zijn. Of er toelichtingen op de literaire context, het genre, de intertextualiteit etc. nodig zijn, hangt alweer af van de geëditeerde tekst. Vrij veel van de commentaar bij historisch-kritische edities kan gegeven worden door te verwijzen naar de bestaande secundaire literatuur, die geresumeerd kan worden. Vooral als er discussies zijn geweest, kan een korte samenvatting gewenst zijn. Bij studie-edities kunnen toelichtende opstellen over de genese en de varianten gewoonlijk achterwege blijven, maar interessante tekstgeschiedenissen zoals die van Max Havelaar maken hierop een uitzondering. Overigens valt en staat de studie-editie met de commentaar, die gericht moet zijn op het toegankelijk maken van de tekst. De gebruiker moet materiaal voor interpretatie aangedragen krijgen door het ontsluiten van secundaire literatuur en van andere documenten over de tekst, zoals poëticale uitspraken van de schrijver, eigentijdse recensies etc. Vaak kan de editeur in een studie-editie met samenvattingen werken, terwijl de historisch-kritische editie bepaalde documenten in hun geheel aanbiedt. Een ander verschil is, dat de studie-editie méér materiaal zal moeten aanbieden over structuur, thematiek, motieven, genre, literaire betekenis, intertextualiteit e.d. Wat betreft de bibliografie moet de voorkeur gegeven worden aan een geselecteerde en becommentarieerde keuze boven een complete, zoals die voor historisch-kritische edities wenselijk is. Annotaties zijn in een studie-editie doorgaans uitgebreider dan in de historisch-kritische, die immers van een gespecialiseerder doelpubliek uitgaat. Vooral taalkundige en stilistische annotaties zal de studie-editie uitgebreider aandragen. In de Engelse reeks Annotated Englih poets van Longman, die bekend staat om de voortreffelijke commentaar, wordt deze ook een functie toegedacht bij de esthetische appreciatie en emotionele respons: ‘With the aids provided in the table of dates, the headnotes and the footnotes, the modern reader should have all, or almost all, that he requires both for aesthetic appreciation and for proper emotional response to the whole poetic corpus of each poet represented’.Ga naar voetnoot20 Hoewel deze factoren ook voor studie- en historisch-kritische edities een rol spelen, zal vooral in leesedities hierop de aandacht gericht moeten zijn. De tekst moet in al zijn kwaliteiten optimaal overgebracht worden. Ook Kanzog meent dat de commentaar van de leeseditie gericht moet zijn op het subjectieve belevingsmoment van de lezer. Dat wil zeggen dat de commentaar vooral uitleggend moet zijn en geen informatie aandraagt die niet direct op het begrip van de geëditeerde tekst zelf gericht is. Het lijkt een paradox dat de editie die voor de minst gespecialiseerde lezers bedoeld is, de minste toelichtingen bevat, maar in de praktijk blijkt de gebruiker van de leeseditie het meest gebaat te zijn met een sober commentaar dat heel doelgericht problemen uit de weg ruimt die de lezing zouden kunnen bemoeilijken. | |
[pagina 339]
| |
Ondanks de uiteenlopende doelgroepen van de editietypen is het gewenst dat ook in de commentaar toenadering daartussen gezocht wordt, al was het slechts uit economische overwegingen. Toelichtingen die voor de historisch-kritische editie geschreven zijn kunnen ook dienen voor de studie- en leeseditie, soms ongewijzigd, soms in aangepaste vorm. Studie-edities kunnen op hun beurt weer beschouwingen doorgeven aan de leesedities. Het ‘Baukastenprinzip’ van Zeller (vgl. hoofdstuk 3.5) geldt ook voor de commentaar: onderdelen van het ene editietype kunnen aangebouwd worden aan het andere. Vooral bij brieven- en dagboekedities ligt het voor de hand te proberen om editietypen te combineren. Door de - meestal - geringe problematiek van de tekstconstitutie bij de uitgave van egodocumenten wordt het meest kenmerkende onderscheid tussen de commentaar van historisch-kritische en studie-edities al sterk gereduceerd. Daartegenover staat, dat uitgebreid referentieel commentaar bij brieven- en dagboekuitgaven praktisch onmisbaar is bij beide editietypen. Oellers pleit voor het samengaan van verschillende editietypen in een brievenuitgave, en ook Behrens vindt het onderscheid tussen een historisch-kritische en een leesuitgave bij brieven overbodig: ‘Briefausgaben [...] können in jedem Falle so angelegt werden, dass sie für jedermann benutzbar sind’.Ga naar voetnoot21 Dit samengaan van doelgroepen kan ook uitgangspunt zijn bij het verzorgen van de specifiek historische commentaar. Hiermee bedoel ik de commentaar die erop gericht is het verschil in kennis tussen de hedendaagse en de toenmalige lezer te overbruggen, en die zowel in annotaties als in toelichtingen ondergebracht kan worden. In de volgende paragraaf zal ik de functie en toepassing van de historische commentaar toelichten. |
|