Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
12.1. Discussies over de commentaar: wetenschappelijke status en duurzaamheidLang heeft in Duitsland de mening geheerst dat een historisch-kritische editie geen commentaar mocht bevatten. Commentaar zou te sterk tijdgebonden zijn, waardoor de editie snel verouderd zou raken. De Weimar-Goethe-uit-gave heeft hier als model gefungeerd, en dit voorbeeld is tot ver in de twintigste eeuw gevolgd.Ga naar voetnoot5 De hoge wetenschappelijke standaard die in het Duitse taalgebied ontwikkeld is voor de techniek van het editeren in historisch-kritische edities, heeft zodoende geen pendant gehad in de commentaar. Integendeel zelfs: in studie-uitgaven waren veel betere commentaren te vinden dan in historisch-kritische edities.Ga naar voetnoot6 De gevolgen die het afwijzen van commentaar bij historisch-kritische edities gehad heeft, zijn groot. Enerzijds is de kloof tussen de verschillende editietypen vergroot. Anderzijds staat de waarde van de wetenschappelijke editie zelf op het spel, want een editie van een historische tekst zonder commentaar heeft slechts een beperkte functie.Ga naar voetnoot7 Ook in het Engelstalige gebied heeft de nadruk bij de theorievorming het meest op de tekstconstitutie gelegen. De wetenschappers van de critical-text-theorie hebben verhoudingsgewijs slechts geringe aandacht voor de theoretische achtergronden van de commentaar. Wat erover geschreven werd is nogal essayistisch en weinig systematisch van aard.Ga naar voetnoot8 In de praktijk werd de commentaar echter niet onderschat en werd die eerder als iets vanzelfsprekends gezien waarover niet op metaniveau gediscussieerd hoefde te worden. Praktisch alle edities uit de critical-text-school hebben een uitvoerige commentaar. | |
[pagina 335]
| |
In Frankrijk lijkt de situatie vergelijkbaar met de Engels-Amerikaanse. Aan theorievorming is er niet veel beschikbaar, maar alle wetenschappelijke edities zijn voorzien van brede commentaren. De oorzaak van de ongelijke ontwikkeling van de theorieën over het editeren en becommentariëren van teksten, en daardoor van de ongelijksoortige niveaus van de bestaande commentaren, moet niet alleen gezocht worden in de angst van editeurs voor veroudering van een editie. Ook de distantie die wetenschappelijke editeurs innemen ten opzichte van het interpretatieve karakter dat eigen is aan commentaar, heeft de achterstand veroorzaakt. Er is onder editeurs een grote terughoudendheid ten opzichte van interpretatieve of evaluerende editeursinbreng. Het zou niet tot de taak van de editeur behoren om interpretatief commentaar te leveren.Ga naar voetnoot9 Commentaar zou zich moeten beperken tot informatie en zich niet moeten verliezen in allerlei uitweidingen over de betekenis van een literaire tekst, is de mening van veel editeurs. Martens meent in dit verband dat er veel commentaren zijn die de lezer bevoogden en hem ontslaan van zijn eigenlijke taak: ‘nämlich selbst und für sich Entwürfe der Sinngebung des Textes zu versuchen’.Ga naar voetnoot10 Andere theoretici zijn tot de overtuiging gekomen dat het editeren van een tekst al een interpretatie inhoudt. Een editie kan niet tot stand gebracht worden zonder tekstinterpretatie, en daarom is de editeur ook de aangewezene om de commentaar te schrijven. Met name de constitutie van de leestekst brengt mee, dat de editeur zich verdiept in de betekenis. Hij kan de volgorde van de genese niet bepalen en geen beslissingen over emendaties nemen als hij niet al geïnterpreteerd heeft.Ga naar voetnoot11 Zeller stelt daarentegen dat editeren en becommentariëren gewoonlijk te veel is voor één persoon, en dat het werk daarom beter verdeeld kan worden.Ga naar voetnoot12 De commentaar is het meest interpretatieve deel van een editie, en daarom voelt hij ervoor de commentaar door anderen te laten uitvoeren en gescheiden te publiceren van de leestekst en het apparaat. Gescheiden publikatie is ook aan te bevelen omdat de commentaar het snelst verouderende deel van de editie vormt, terwijl leestekst en apparaat een veel langere gebruiksduur hebben.Ga naar voetnoot13 In de Angelsaksische literatuur speelt het probleem van de vermenging van interpretatie en editie een veel kleinere rol. Uitspraken als die van Cullen zijn daar uitzondering: ‘the editor must eschew any and all forms of interpre- | |
[pagina 336]
| |
tation; he cannot deal with his documents in a subjective manner’.Ga naar voetnoot14 Veel vaker treft men daar het inzicht aan dat interpretatie en evaluatie ook voor een editeur onontkoombaar zijn.Ga naar voetnoot15
Op het moment overheerst de mening dat elke editie, ook de historisch-kritische, commentaar dient te bevatten. Scheibe formuleert het aldus: ‘Eine historisch-kritische Ausgabe kommentiert alle Sachbezüge des Textes, hellt sie literarhistorisch, gegebenenfalls auch sprachhistorisch auf und trägt damit zum eindeutigen Verständnis des Textes bei’.Ga naar voetnoot16 Ook in het Statement wordt het schrijven van historische commentaar en van annotaties een plicht van de editeur genoemd.Ga naar voetnoot17 Wel moet de editeur terughoudend zijn met interpretatieve inbreng. Beter kan hij secundaire documenten aanbieden om de lezer zelf zijn conclusies te laten trekken.
De kritische houding ten opzichte van de commentaar is niet onterecht. De historische praktijk geeft maar al te veel aanleiding tot distantie. Objectiviteit in de commentaar probeerde men soms te bereiken door extreme uitvoerigheid. In negentiende-eeuwse edities ziet men een positivistische opeenhoping van allerlei verklaringen zonder enige samenhang. De annotaties verraden vaak hun afkomst uit de klassieke filologie, doordat er te veel woordverklaringen en feitelijkheden gegeven worden en er te weinig aandacht is voor de werkelijke moeilijkheden die voortkomen uit de verschillende historische achtergronden van schrijver en lezer. Veel (oudere) commentaren besteden wel aandacht aan de persoon en leefwijze van de auteur, maar geven weinig toelichtingen op het werk zelf en zijn poëticale en literaire verbanden.Ga naar voetnoot18 De literaire toelichtingen zouden eigenlijk de belangrijkste functie van de commentaar moeten vormen, volgens een zeer kritisch artikel van Helmut Koopmann. Hij verwerpt zowel de zeer beknopte commentaren als de ‘Universalkommentar’ die hij bij Duitse edities aantreft. Alles wat niet bijdraagt tot het begrip van een (literaire) tekst dient uit de commentaar geweerd te worden. De uitgebreide verslagen van de receptie van een werk die tegenwoordig in edities verschijnen, dragen niet bij aan het begrip van de tekst zelf, en horen daar volgens hem niet in thuis. Net zo min zijn brede historische achtergronden nodig bij literaire teksten, die immers volgens eigen wetmatigheden functioneren. Literatuur moet niet als historische bron beschouwd worden, en dus moet de historische oriëntering ook tot het broodnodige beperkt worden. Literaire verwijzingen, ontleningen, toespelingen en citaten vormen | |
[pagina 337]
| |
echter wel het literaire karakter van een tekst en dat moet in de commentaar zichtbaar gemaakt worden, aldus Koopmann.Ga naar voetnoot19
De kritiek op de wijze van commentariëring en op het subjectieve karakter ervan wil nog niet zeggen dat elk streven naar een grotere objectiviteit tot mislukken gedoemd is. Zoals er voor het editeren afspraken gemaakt zijn die leiden tot een maximum aan controleerbare resultaten, zo kunnen er voor de commentaar richtlijnen gegeven worden die een al te grote ‘wildgroei’ voorkomen (zie daarvoor de volgende paragrafen). Subjectief moet de editeurcommentator wel zijn als hij beslissingen neemt bij twijfels, bestaande studies samenvat (samenvatten houdt evaluatie in, dus subjectiviteit), historische moeilijkheden probeert te verklaren, intertextuele verwijzingen vermoedt, verbanden legt tussen bronnen of een genese met ontbrekende schakels schetst. Objectiviteit is te benaderen als hij zijn keuzes verantwoordt, twijfels meedeelt, onopgeloste problemen als zodanig aanbiedt, zijn bronnen vermeldt en geen materiaal dat niet met zijn opvattingen strookt ongenoemd laat. Dat commentaar sneller veroudert dan leestekst en apparaat is geen principieel bezwaar: Zeller zelf draagt al een praktische oplossing aan door voor te stellen commentaardelen apart te laten verschijnen, zodat ze ook apart bijgewerkt en herdrukt kunnen worden. |
|