Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 142]
| |
negeren. Ook editeurs die ‘autorisatie’ in de genoemde betekenis van auteurstoestemming opvatten, volgen deze gedragslijn. Feitelijk materiaal voor de editeur is dat wat overgeleverd is, of de auteur nu wel of niet wilde dat het (opnieuw) gepubliceerd werd. Als voorbeeld van het gelijk van editeurs om de wil van de auteur te negeren, wordt vaak Kafka genoemd, die immers als laatste wens de vernietiging van zijn manuscripten bevolen had. Wanneer Kafka's vriend Max Brod deze wens uitgevoerd had, was een van de belangrijkste auteurs uit de twintigsteeeuwse letterkunde nagenoeg onbekend gebleven. Ook Friedrich Hölderlin en Emily Dickinson hadden veel van hun gedichten niet voor publikatie bestemd. Inmiddels zijn ze toch geëditeerd en ze hebben een grote invloed op de Westeuropese letterkunde gekregen. H. Marsman wilde een gedeelte van zijn gepubliceerde werk nooit meer herdrukt zien: alleen dat wat hij zelf in zijn Verzameld werk uit 1938 had opgenomen mocht na zijn dood opnieuw uitgegeven worden. Onlangs is er toch een editie verschenen van de door Marsman verworpen verzen.Ga naar voetnoot32 In Herman Gorters Verzamelde werken en Verzamelde lyriek tot 1905 zijn door de editeurs veel meer gedichten opgenomen dan de dichter zelf wilde toen hij in 1916 een uitgave van zijn vroege verzen maakte. Gorter selecteerde hiervoor alleen de gedichten die ‘tot een zekere hoogte van volkomenheid reikten’, zoals hij in de voorrede schreef. Hij sprak daarbij ‘den ernstigen dringenden wensch uit, dat, indien ooit verzen van mij uit deze jaren worden herdrukt, zij alleen aan deze uitgave van 1916 zullen worden ontnomen.’Ga naar voetnoot33 De argumenten die gehanteerd worden om de auteurswil in dezen niet te respecteren, liggen voor de hand. Van Vliet wijst in zijn editie van Marsmans niet-geselecteerde gedichten op het feit dat zo'n wilsbeschikking altijd slechts een stellingname van een bepaald moment vertegenwoordigt. Door Marsmans vroege dood heeft zijn stellingname uit 1938 een waarde als ‘laatste wil’ gekregen.Ga naar voetnoot34 Maar ook bij auteurs die aan het eind van een lang leven hun werk verzamelden, kan de subjectiviteit van het ouderdomsoordeel een reden zijn om toch de wil van de auteur niet te volgen, ook al heeft hij een verbod voor herpublikatie van vroege versies uitgesproken. Dorleijn zegt dat ‘de wil van de auteur geen richtsnoer mag zijn bij het samenstellen van een historisch-kritische editie [...]. Door de auteur verworpen versies of werken behouden altijd hun “historische” geldigheid’. Een editeur dient ‘rigoureus eventueel bestaande wilsuitingen van de auteur die openbaarmaking verbieden, te negeren’.Ga naar voetnoot35 Kraft wijst er nog op dat de editeur die de auteur volgt in wilsbeschikkingen over gepubliceerde werken, feitelijk aan geschiedvervalsing doet, want wat eens verschenen is, kan niet ongedaan gemaakt | |
[pagina 143]
| |
worden.Ga naar voetnoot36 Ook voor manuscripten kan dit standpunt gevolgd worden: wat bewaard is gebleven, heeft historisch bestaansrecht gekregen. De editeur van brieven, die doorgaans niet geschreven werden voor publikatie, kan dit historisch standpunt overnemen. Tanselle stelt het verzenden van een brief gelijk met het publiceren van een handschrift, en een verzonden brief is dus in deze zin geautoriseerd: ‘the posting of a letter is equivalent to the publication of a literary work, for each activity serves as the means by which a particular kind of communication is directed to its audience’.Ga naar voetnoot37 Maar de brievenediteur kan zich iets terughoudender opstellen als het om brieven gaat waarin gehandeld wordt over personen die nog in leven zijn of van wie er nog levende kinderen zijn. Wanneer er geen machtiging tot publikatie is gegeven door de auteur of erfgenamen, maar de brieven wel in openbaar bezit zijn, zou de editeur de termijn van vijftig jaar na iemands dood in acht kunnen nemen voor hij tot publikatie overgaat, zeker als de inhoud van de brieven persoonlijke informatie geeft.Ga naar voetnoot38 Maar overigens geldt ook hier dat de auteur die zijn materiaal niet vernietigt, passief machtiging geeft voor publikatie in een later tijdperk. Het feit alleen van de historische overlevering telt.
Natuurlijk gelden bij dit alles wel de gewone beperkingen van auteurs- en eigendomsrechten. In de praktijk betekent dit dat eerder gepubliceerd materiaal vijftig jaar na de dood van de auteur vrij herdrukt mag worden. Op niet eerder gepubliceerde manuscripten blijft het auteursrecht bij de nabestaanden rusten, ook al zijn de manuscripten zelf in het bezit van een ander, die daarmee het eigendomsrecht heeft. Vaak zullen nabestaanden niet meer te achterhalen zijn of hebben ze afstand van hun materiaal gedaan en zijn de manuscripten in een openbare archiefbewaarplaats terechtgekomen. Het archief heeft dan de eigendomsrechten (die niet samenvallen met de auteursrechten) van het manuscript en toestemming tot publikatie moet daar aangevraagd worden.Ga naar voetnoot39 |
|