Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 114]
| |||||||||||||||
5.4. ArchiefbezoekGoed archiefonderzoek begint vrijwel altijd in een bibliotheek. Voor de vindplaatsen van archieven van allerlei personen en instellingen raadpleegt men eerst de gidsen uit de serie Overzichten van de archieven en verzamelingen in de openbare archiefbewaarplaatsen in Nederland.Ga naar voetnoot38 Veel archieven hebben hun collecties beschreven in een gedrukte inventaris. In universiteitsbibliotheken en in de Koninklijke Bibliotheek staan de archiefgidsen en gedrukte inventarissen van archiefcollecties meestal bij elkaar op open planken, wat de raadpleging vergemakkelijkt. Een heldere inleiding op archiefonderzoek vormt Archief*wijzer door Bos-Rops en Bruggeman.Ga naar voetnoot39 Ook de Gids voor de Nederlandse archieven van Formsma en Ketelaar is zeer bruikbaar. | |||||||||||||||
5.4.1. Organisatie van het archiefwezenRegels voor de verdeling van overheidsarchieven over de verschillende bewaarplaatsen zijn vastgelegd in de Archiefwet. Papieren van rijksinstellingen gaan òf naar het Rijksarchief in de provincie òf naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (ara). Papieren van een gemeente gaan naar het gemeentearchief of (bij kleinere gemeenten) naar een streekarchief, dat ondergebracht kan zijn in een Provinciaal Rijksarchief. De editeur heeft echter meestal te maken met archiefstukken die niet onder de wet voor overheidsarchieven vallen. Voor particuliere archieven - archieven van personen, verenigingen, instellingen, kerkgenootschappen en bedrijven (waaronder uitgevers) - bestaan geen regels. Sommige instellingen en families deponeren hun archief bij rijks- of gemeentearchieven.Ga naar voetnoot40 Andere dragen het over aan letterkundige musea of universiteitsbibliotheken. De nalatenschap van E. Potgieter bij voorbeeld is verdeeld over het Gemeentearchief van Amsterdam (agentschaparchieven, maar ook reisdagboeken) en de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Er zijn nogal wat instellingen | |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
met eigen archieven. In sommige families wordt een familiearchief bijgehouden. Om het zoeken naar particuliere archieven te vergemakkelijken is ruim twintig jaar geleden het Centraal Register van Particuliere Archieven (crpa) opgericht, dat in een databank vindplaatsen en andere gegevens - zoals openbaarheidsbeperkingen - van deze archieven registreert. Het crpa is gevestigd in Den Haag.Ga naar voetnoot41 | |||||||||||||||
5.4.2. Genealogisch onderzoekVoordat een editeur op zoek kan gaan naar manuscriptmateriaal, zal hij vaak eerst genealogisch onderzoek moeten doen. In de eerste plaats om nabestaanden die eventueel documenten in hun bezit hebben te achterhalen, en ook om precieze gegevens over geboorte, huwelijk, verhuizingen, benoemingen, overlijden etc. van de auteur te weten te komen. | |||||||||||||||
5.4.2.1. Genealogisch onderzoek naar de auteurSoms zijn er van een auteur voldoende genealogische gegevens bekend uit bij voorbeeld bestaande biografieën, de Mededelingenkaarten van het Letterkundig Museum, of uit genealogische studies. Bestaande genealogische studies kan men achterhalen via het Genealogisch repertorium van Van Beresteyn.Ga naar voetnoot42 Was de auteur van adel, dan staan hij en zijn nakomelingen vermeld in het Nederland's adelsboek. Voor stambomen van vooraanstaande niet-adellijke families is er het Nederland's patriciaat. In het Centraal Bureau voor Genealogie (cbg) zijn veel hulpmiddelen voor genealogisch onderzoek aanwezig.Ga naar voetnoot43 Meestal moet de editeur zelf onderzoek doen. Als zijn auteur geboren werd na 1811 (in Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen na 1796) - het jaar waarin in Nederland de Burgerlijke Stand werd ingesteld - is de kans groot dat de editeur de benodigde gegevens kan vinden via de geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters in de gemeente- en rijksarchieven. In het cbg zijn vrij veel van dergelijke registers op microfilm raadpleegbaar. In de periode daarvóór werd door de overheid de bevolking nog niet geregistreerd. De belangrijkste bron voor genealogisch onderzoek voor de periode vóór 1811 vormen daarom de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken (dtb's). Onderzoek van de dtb's vereist enige voorkennis: ‘de godsdienstige richting moet bekend zijn (ieder kerkgenootschap heeft immers zijn eigen dtb), bij kleinere kerkgenootschappen ook de grenzen van een gemeente of parochie en voor het werken met katholieke registers is enige | |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
kennis van het Latijn nodig’.Ga naar voetnoot44 Om de vindplaats van één bepaald doop-, trouw- of begraafboek te achterhalen is er het Repertorium dtb (1980) van Wijnaendts van Resandt, waarin alle overgeleverde doop-, trouw- en begraafboeken van het land staan geregistreerd.Ga naar voetnoot45 Ook is het mogelijk dat de editeur gegevens over zijn auteur vindt via de poorterboeken, waarin degenen die het poorterschap van de stad hadden gekocht werden geadministreerd. Een andere belangrijke bron voor genealogisch onderzoek vormen de notariële archieven. Hierin kan men gegevens over testamenten, boedelverdelingen en huwelijkse voorwaarden aantreffen. Daarnaast vindt men er informatie over allerlei financiële zaken: kopen van huizen, contracten en conflicten met de boekverkoper etc. In sommige archieven bestaan er klappers op de notariële archieven, maar vaak zijn alleen de jaarrepertoria van de notarissen zelf beschikbaar. Voor het raadplegen van notariële archieven is er de inmiddels verouderde wegwijzer van Hartong, Register der protocollen van notarissen in Nederland.Ga naar voetnoot46 Per 1 januari 1850 werd in Nederland naast de Burgerlijke Stand het Bevolkingsregister ingevoerd. In deze registers zijn van alle gezinsleden inclusief het inwonend personeel die in één huis woonden, geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, religie, burgerlijke staat en beroep genoteerd. Ook gegevens over overlijden en vertrek naar elders werden opgenomen. Sinds de jaren 1938 en 1939 worden de gegevens van het bevolkingsregister niet meer in een boek of op gezinskaarten genoteerd, maar heeft iedereen zijn eigen persoonskaart. Na overlijden wordt de persoonskaart doorgestuurd naar het cbg in Den Haag. De persoonskaarten van het cbg zijn niet ter inzage, maar tegen betaling is een uittreksel te verkrijgen. Om wegwijs te worden in de vele soorten bronnen voor genealogisch onderzoek is het noodzakelijk met behulp van een gids te werken. De door het cbg uitgegeven gids Op zoek naar onze voorouders van Wijnaendts van Resandt is hiervoor het meest aangewezen. | |||||||||||||||
5.4.2.2. Het achterhalen van nabestaandenHet achterhalen van nabestaanden van een auteur is een tijdrovende zaak, zelfs wanneer een particulier archief bij het crpa geregistreerd staat. Als de auteur een testament nagelaten heeft, kan de editeur zien of daarin sprake is van overdracht van papieren. Testamenten van na 1890 staan geregistreerd bij het cbg in het Testamentenregister. Oudere testamenten moeten via de notariële archieven van de gemeente- en rijksarchieven gevonden worden. | |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
Maar lang niet alle auteurs maken een testament. De editeur zal dan om opheldering over de bewaarplaats van een nalatenschap (waaronder brieven) te krijgen, navraag moeten doen bij nakomelingen van de auteur of bij nakomelingen van correspondenten en vrienden van de auteur. Door middel van genealogisch onderzoek zoals in de voorgaande paragraaf beschreven, kan men proberen deze nakomelingen te achterhalen. Men werkt dan - ongebruikelijk bij genealogisch onderzoek - van het verleden naar het heden. Wanneer men nakomelingen via genealogisch onderzoek getraceerd heeft, beschikt men nog niet over adressen. Daarvoor is maar één oplossing: telefoonboeken. Het is niet altijd nodig om via de lange weg van stamboomonderzoek nakomelingen te achterhalen. Olf Praamstra wist bij zijn speurtocht naar de correspondentie van Conrad Busken Huet veel nakomelingen van correspondenten op een snellere manier op te sporen door ‘de familiedossiers en de enorme verzameling uitgeknipte geboorte-, huwelijks- en overlijdensadvertenties’ die bij het Centraal Bureau voor Genealogie (cbg) in Den Haag worden bewaard, te raadplegen.Ga naar voetnoot47 Recente familieadvertenties bevatten ook recente adressen. Het cbg beschikt over een grote collectie genealogisch materiaal uit binnen- en buitenland.Ga naar voetnoot48 De samenstellers van het repertorium op de brieven van Albert Verwey werkten nog sneller door direct de telefoongidsen van Noord-Holland en Utrecht te raadplegen. Zij vonden al telefonerend de meeste nabestaanden terug.Ga naar voetnoot49 Het spreekt vanzelf dat dergelijke snelle wegen alleen werken bij namen als Verwey of Busken Huet. Degene die de nakomelingen van Jeronimo de Vries wil opsporen, zal het heel wat moeilijker hebben. | |||||||||||||||
5.4.3. De speurtocht naar manuscriptenVoor de manuscripten die niet in familiebezit zijn gebleven, zal de editeur andere zoekwegen moeten beproeven. Een centrale registratie van waar zich literaire manuscripten bevinden, is er niet, behalve voor brieven en egodocumenten, waarover hieronder. | |||||||||||||||
5.4.3.1. Openbare archiefbewaarplaatsenDe voornaamste bewaarplaatsen van literaire manuscripten zijn het nlmd in Den Haag en de Belgische pendant, het amvc in Antwerpen. Verder de grote bibliotheken met handschriftafdelingen (Koninklijke Bibliotheek, Universiteitsbibliotheken, vooral Leiden waar zich de magnifieke collectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde bevindt en Amsterdam). Ook | |||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||
komen de archieven van de woonplaatsen of provincie van de desbetreffende auteur in aanmerking, en kleine bibliotheken uit zijn omgeving. Sommige bewaarplaatsen beschikken over een gedrukte, meestal verouderde, catalogus van hun manuscriptenbezit, zoals de Universiteit van Amsterdam, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de kb.Ga naar voetnoot50 Ook bestaan er catalogussen van de manuscriptencollecties van het Bilderdijkmuseum en het Museum Meermanno-Westreenianum.Ga naar voetnoot51 Raadpleging van de bestaande inventarissen van een archief garandeert niet dat het relevante manuscriptmateriaal werkelijk gevonden wordt. De editeur moet bedacht zijn op het volgende:
Behalve de meest bekende openbare archiefbewaarplaatsen zijn er nog enige die van belang kunnen zijn voor letterkundig onderzoek. Musea hebben archieven. Het Rijksmuseum in Amsterdam bewaart verschillende collecties van families. Sommige openbare bibliotheken bezitten ook archivalia. We noemen een aantal onder literairhistorici minder bekende openbare archiefbewaarplaatsen: | |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
Enkele letterkundigen hebben een apart archief: Bilderdijk (bij de Vrije Universiteit, Amsterdam), Van Eeden, Verwey en Vondel (bij de Universiteit van Amsterdam) en Multatuli (Amsterdam), Gezelle (Antwerpen). In het Réveil-archief zijn de collecties van enige protestantse letterkundigen samengebracht (Universiteit van Amsterdam). Een groot aantal uitgeversarchieven wordt bewaard in de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (zie de gedrukte catalogus hiervan), die ondergebracht is bij de Universiteit van Amsterdam.
Brieven uit negen grote archiefbewaarplaatsen zijn sinds enige tijd op een makkelijke manier te vinden, door raadpleging van de Catalogus Epistolarum Neerlandicarum (cen). Het bestand bevat ca. 800.000 brieven uit het bezit van de Universiteitsbibliotheken van Leiden, Groningen en Utrecht, van de Koninklijke Bibliotheek, het Museum Meermanno Westreenianum en het Letterkundig Museum te Den Haag, de Provinciale Bibliotheek Friesland te Leeuwarden en de Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer. De Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is wel aangesloten bij de cen, maar haar collectie is nog niet via dit systeem toegankelijk. De cen is alleen online (via Pica) raadpleegbaar. De negen op de cen aangesloten instellingen zijn echter niet de enige bewaarplaatsen van brieven in Nederland. De Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam bezit bij voorbeeld veel correspondentie van letterkundigen, die niet in de cen is opgenomen.Ga naar voetnoot55 Bovendien worden bij de aangesloten instellingen soms collecties beheerd, die nog niet zodanig zijn ontsloten dat zij in de cen zijn opgenomen. Dongelmans wijst op het omvangrijke Sijthoff-archief in de Universiteitsbibliotheek van Leiden, dat veel brieven van letterkundigen bevat maar (nog) niet is opgenomen in de cen.Ga naar voetnoot56 Kleine archieven die niet in de cen opgenomen zijn, beschikken | |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
meestal ook niet over gedetailleerde brieveninventarissen op afzender en ontvanger. Om hier alle brieven aan een auteur te kunnen opsporen, zal de editeur lijsten moeten aanleggen van correspondenten. Hierop staan niet alleen de reeds bekende brievenschrijvers, maar ook mogelijke connecties. Door historici is een repertorium samengesteld op alle egodocumenten zoals dagboeken, autobiografieën en memoires uit de periode van circa 1500 tot 1814 die in Nederlandse archieven bewaard worden. De lijst bevat beknopte informatie over de auteur en de tekst en een korte beschrijving van de inhoud.Ga naar voetnoot57 Voor het achterhalen van adressen en openingstijden raadplege men de meest recente uitgave van de Almanak van het Nederlands archiefwezen en de Nederlandse bibliotheek- en documentatiegids. Hoewel het (losbladig) Handboek letteren sinds 1986 niet meer aangevuld is, kan men er nog steeds wel nuttige informatie uit halen. | |||||||||||||||
5.4.3.2. Archieven van verenigingen en genootschappenBiografische kennis is nodig om te weten welke verenigingen en genootschappen mogelijk manuscripten van de auteur bewaren. Sommige genootschapsarchieven zijn gedeponeerd bij openbare bewaarplaatsen. Zo maakt het archief van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde deel uit van de collectie van de Leidse Universiteitsbibliotheek. De collectie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Amsterdam) is openbaar, evenals die van Teylers Museum (Haarlem). Andere verenigingsarchieven zijn niet openbaar en alleen na toestemming te raadplegen. Zo kan het archief van de Leidse studentenvereniging, met daarin handschriften van veel auteurs die daar gestudeerd hebben, alleen op afspraak bezocht worden. Verenigingsarchieven zijn vaak niet gedetailleerd beschreven. Toevalsvondsten zijn hier zeker niet uitgesloten, ook niet wanneer de collectie deel uitmaakt van een openbaar archief. In aanmerking kunnen komen de archieven van:
| |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
5.4.3.3. ParticulierenBij nazaten van literatoren, bij handelaars en verzamelaars kunnen ook manuscripten gevonden worden.
Mogelijk bereikt men onbekende collectioneurs ook door het project goed bekend te maken, zoals hier boven al werd aanbevolen.
Ten slotte: wie ook zoekt naar een portret van de auteur wiens werken geëditeerd worden, kan zich vervoegen bij het Iconografisch Bureau in Den Haag, waar een documentatie over portretten in Nederland aanwezig is.Ga naar voetnoot59 De verblijfplaats van veel originele schilderijen, gravures en litho's, ook uit particulier bezit is daar bekend. De meeste hiervoor genoemde archieven en bibliotheken hebben ook een prentenverzameling of een zogenaamde atlas. Tal van portretbeschrijvingen vindt men in de naslagwerken van Moes, | |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
Muller en Van Someren.Ga naar voetnoot60 Het Letterkundig Museum heeft een grote collectie afbeeldingen van letterkundigen, uiteenlopende van foto's en schilderijen tot borstbeelden. Voor originele gravures van oudere letterkundigen kan men terecht bij het Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. | |||||||||||||||
Geselecteerde bibliografieEen nog verdere selectie van titels voor zoekwegen is eigenlijk niet mogelijk. Ik zal hieronder dan ook alleen nog de allerbelangrijkste titels herhalen. Voor een inleiding in bibliografisch onderzoek kan A.O. Kouwenhoven, Inleiding tot de bibliografie. 2e dr. Maastricht, 1989, gebruikt worden. Onmisbaar bij het samenstellen van een objectieve en subjectieve bibliografie zijn het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord van A.M.J. van Buuren, W.P. Gerritsen en A.N. Paasman (5e dr. Groningen, 1983) en nog meer het actuele softwareprogramma bizon. Voor het samenstellen van de objectieve bibliografie is de bntl, de Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap, het voornaamste hulpmiddel. Een subjectieve bibliografie moet samengesteld worden met behulp van de nationale bibliografieën. Zie hiervoor Bijlage 1. Voor het achterhalen van adressen van bibliotheken gebruikt men de meest recente uitgave van de Nederlandse bibliotheek- en documentatiegids. Adresboek van in Nederland gevestigde bibliotheken en documentatie-instellingen. Voor archiefonderzoek raadpleegt men eerst J.A.M.Y. Bos-Rops en M. Bruggeman, Archief*wijzer. Handleiding voor het gebruik van archieven in Nederland. Muiderberg, 1987 en de Gids voor de Nederlandse archieven van W.J. Formsma en F.C.J. Ketelaar (3e dr. Haarlem, 1981). Recente adressen vindt men in de Almanak van het Nederlands archiefwezen. Wie niet bedreven is in genealogisch onderzoek, bestudeert eerst W. Wijnaendts van Resandt, Op zoek naar onze voorouders. 7e dr. 'sGravenhage, 1987. Genealogisch onderzoek begint in het Centraal Bureau voor Genealogie. |
|