Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
5.1. Het samenstellen van de secundaire of objectieve bibliografieVoor de wegen die het beste gevolgd kunnen worden bij het samenstellen van de objectieve bibliografie, verwijzen wij naar het Help-programma van bizon. Hieronder volgt enige aanvullende informatie over de diverse hulpmiddelen, met name over de beperkingen ervan. | |
5.1.1. Zelfstandig verschenen titels en tijdschriftpublikatiesHet eerste hulpmiddel bij de samenstelling van een objectieve bibliografie is de Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap (bntl). De bntl verwerkt zowel zelfstandige titels als tijdschriftpublikaties. De bntl bestaat in twee vormen: een uitgave-in-boekvorm en een online-systeem (via het geautomatiseerde bibliotheeknetwerk pica). De uitgave in boekvorm loopt achter bij het online-systeem. De bntl heeft beperkingen waar de onderzoeker rekening mee moet houden. Artikelen in dag- en weekbladen worden er niet in verwerkt. Verder is het aantal tijdschriften dat ontsloten wordt wel zeer uitgebreid, maar vanuit een bepaalde invalshoek kunnen er toch signalementen ontbreken. Zo worden tijdschriften uit niet-culturele sectoren, confessionele en kleine regionale bladen niet verwerkt. Daardoor kan de onderzoeker dat éne documentaire artikel in een medisch tijdschrift over Slauerhoff als scheepsarts ontgaan. Kwalitatieve normen worden bij de bntl niet aangelegd. Van belang kan zijn het Biografisch Archief van de Benelux (bab), dat de inhoud van 122 biografische bronnen (uit de periode 1581-1920) op microfiche geeft. Het grootste probleem is, dat de bntl nog niet verder dan tot 1960 teruggaat, met uitzondering van de periode 1940-1945. Hoe vindt men systematisch oudere secundaire literatuur? Door raadpleging van biografische woordenboeken of de bab, handboeken over literatuurgeschiedenis en gespecialiseerde encyclopedieën, waarvan men de titels vindt in het Ganzenbord en bizon, kan over het algemeen een eerste lijst van relevante oudere titels over een auteur samengesteld worden. Via de literatuuropgave bij deze publikaties komt men dan nog meer titels op het spoor. Zelfstandig verschenen titels over bepaalde literaire werken of over een auteur haalt men gewoonlijk eveneens uit de systematische catalogussen van de grote bibliotheken, ook als het om titels uit | |
[pagina 101]
| |
vorige eeuwen gaat. Soms kan de pendant van de bntl voor geschiedenis, het Repertorium, dat teruggaat tot in de negentiende eeuw, uitkomst bieden.Ga naar voetnoot4 bimeg, de Bibliografie voor moderne Europese geschiedenis, die ook op computer raadpleegbaar is onder de naam HinT, bevat informatie over artikelen op het gebied van de historie.Ga naar voetnoot5 Nijhoff's index (alleen op de ub Amsterdam in fichevorm raadpleegbaar), die alleen tijdschriftartikelen bevat, bestrijkt de periode van 1909-1970. Daarnaast is er nog dota (Documentatie van tijdschriftartikelen), dat een overzicht geeft van tijdschriftartikelen uit een groot aantal algemeen-culturele tijdschriften. dota kan ook op microfiche geraadpleegd worden en - aangevuld met ander documentatiemateriaal - online via pica onder de naam taco (Tijdschrift- en Andere documentatie Centraal Online). Via bizon of het Ganzenbord vindt men nog andere hulpmiddelen, maar een garantie dat alle relevante titels boven water komen, is er niet. Volledigheid is bijna niet haalbaar als het om tijdschriftpublikaties van vóór 1909 gaat. Hoe verder men in de tijd teruggaat, hoe minder hulp van repertoria er is. De editeur mag dan al blij zijn met een betrouwbare index van één tijdschrift. Vlaanderen ligt wat dit betreft ver voor op Nederland, want daar zijn van tientallen tijdschriften uit de negentiende en twintigste eeuw moderne indexen beschikbaar.Ga naar voetnoot6 | |
5.1.2. Artikelen in dag- en weekbladenDe meeste bibliografieën, ook de bntl, nemen geen artikelen uit dag- en weekbladen op. Voor een editeur kunnen deze toch van belang zijn. Met name wanneer hij contemporaine reacties en recensies wil verwerken in zijn editie, is hij aangewezen op de dag- en weekbladen. Het Knipselarchief van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (nlmd) in Den Haag biedt uitkomst. Bij het knipselarchief worden artikelen (voornamelijk recensies en interviews) uit de belangrijkste dag- en weekbladen in Nederland en Vlaanderen verzameld, die betrekking hebben op (het werk van) auteurs die geboren zijn na 1750. Hoewel de collectie teruggaat tot 1890, wordt pas sinds 1965 naar volledigheid gestreefd. Toch moet ook hier ‘volledigheid’ met enige reserve genoemd worden. Vroeger werden alleen artikelen die helemaal aan een bepaalde auteur gewijd zijn gesignaleerd, maar tegenwoordig worden ook artikelen geknipt die slechts enkele alinea's over de desbetreffende auteur bevatten. Hetzelfde geldt voor ingezonden brieven over een auteur. Kleine advertentie- of streekbladen worden niet verwerkt. Veel bibliotheken en instituten hebben een abonnement op de zogenaamde | |
[pagina 102]
| |
Literaire knipselkrant, die uitgegeven wordt door het nblc Centrum voor Bibliotheken in samenwerking met het nlmd. Hierin wordt een selectie gepubliceerd van de literaire knipsels die het nlmd en het nblc verzamelen. De nieuwste ontwikkeling is de Literom, die raadpleegbaar is op veel bibliotheken. Deze cd-rom die ieder jaar bijgewerkt wordt, bevat een verzameling literaire recensies uit de knipselcollecties van de Openbare Bibliotheek Amsterdam en het nblc. Literom bevat knipsels die teruggaan tot 1919 en die betrekking hebben op de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Niet alleen boekrecensies, ook interviews met of algemene artikelen over schrijvers zijn opgenomen. Behalve het nblc, het nlmd en de Openbare Bibliotheek Amsterdam zijn er andere knipselcollecties van belang. Het Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde (dnl) van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam heeft door schenkingen oudere knipsels die het nlmd niet bezit, en een collectie knipsels op het gebied van de historische letterkunde. Ook bij het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen (amvc), bij het Documentatiecentrum van de Rijksuniversiteit te Gent en bij het Katholiek Documentatie Centrum (Nijmegen) heeft men een knipselcollectie. Systematisch zoeken naar artikelen in kranten en weekbladen blijft echter problematisch. Nijhoff's index verwerkte wel enkele weekbladen, maar - op een enkele uitzondering na - geen kranten. Sommige weekbladen geven registers uit. Zo verschijnt er van Vrij Nederland jaarlijks een register op besproken boeken. Wanneer er van een tijdschrift registers zijn, vindt men die via het Ganzenbord en bizon. Voor recensies zijn er nog enkele sluipwegen, die alle hun beperkingen hebben. De uitgeverij van een auteur heeft vaak een knipselarchief, dat gewoonlijk na verzoek geraadpleegd mag worden. Kranten hebben een eigen archief met op onderwerp geordende knipsels uit hun eigen orgaan. Ook deze archieven zijn niet openbaar, maar een onderzoeker krijgt meestal wel toegang. In het Nieuwsblad voor de(n) boekhandel werden vanaf 1853 tot vroeg in de twintigste eeuw boekbeoordelingen van literaire werken vermeld. Sinds de radio en televisie literaire programma's maken, kan het interessant zijn ook daarnaar onderzoek te doen. Het nlmd heeft een aparte afdeling voor beeld- en geluidsdragers en documentatie daarover. Bovendien hebben de omroepen eigen archieven. De Gids voor historisch beeld- en geluidsmateriaal in Nederland somt een groot aantal instanties op waar audiovisueel materiaal wordt bewaard.Ga naar voetnoot7 | |
5.1.3. Ongepubliceerd onderzoekSoms hebben studenten een objectieve of subjectieve bibliografie van een bepaalde schrijver of van een werk samengesteld voor een werkstuk of scrip- | |
[pagina 103]
| |
tie. Hoewel de resultaten niet gelijkwaardig hoeven te zijn aan die van gepubliceerd onderzoek, kan er toch belangrijk materiaal in gevonden worden. Voor het achterhalen van scripties op het gebied van de neerlandistiek en kunstgeschiedenis is er het Repertorium doctoraalscripties 1981-1985: neerlandistiek en kunstgeschiedenis. Het repertorium bestrijkt echter maar een paar jaar. Voor het achterhalen van scripties uit andere jaren en voor het inzien van scripties moet men de desbetreffende instituten zelf bezoeken. Het Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde (dnl) van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam heeft een (verouderde) gedrukte klapper en een bijgewerkt trefwoordensysteem op de computer. Meestal is inzage vrij, maar mag er niet zonder toestemming gekopieerd worden. In Dokumentaal werden enige tijd lijsten opgenomen van bibliografische scripties over bepaalde auteurs die gemaakt waren door studenten aan bibliotheekacademies.Ga naar voetnoot8 Voor het achterhalen van Belgische proefschriften en (ongedrukte) licentiaatsverhandelingen is er het door Ada Deprez samengestelde Licentiaatswerken en doctoraten over Nederlandse, algemene en vergelijkende literatuurstudie. Systematisch overzicht van de aan de Belgische universiteiten voorgelegde verhandelingen 1934-1975. Aanvullingen hierop worden jaarlijks in Spiegel der letteren gepubliceerd. |
|