Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 11]
| |
VoorwoordNiet zonder schroom stuur ik dit boek de openbaarheid in. Er wordt al jaren uitgekeken naar ‘het handboek’. Ik vrees dat de verwachting is, dat er nu eindelijk een wetboek voor editeurs op tafel komt, dat door zijn duidelijke voorschriften een einde maakt aan beunhazerij in het vak. Toen ik meer dan twaalf jaar geleden aan de Universiteit van Leiden voor studenten Nederlands een felle lezing gaf over de editiechaos in Nederland, was ik ervan overtuigd dat het met die chaos wel snel afgelopen zou zijn zodra editeurs zich wat meer zouden verdiepen in de theorie van het editeren.Ga naar voetnoot1 Met de oprichting van het Bureau Basisvoorziening TeksteditiesGa naar voetnoot2 in 1983 en de toenemende aandacht voor de opleiding van editeurs is er binnen academische kringen wel veel verbeterd, maar uitgeverijen gaan ongegeneerd door met onzorgvuldige heruitgaven. Inmiddels weet ik dat het niet alleen in de nationale praktijk, maar ook in de internationale theorie een chaos is. De vele ‘Sonderheften’, congresverslagen, speciale tijdschriften, bundels en introducties in de ‘textologie’ volgen elkaar in zo'n snel tempo op dat het alleen al fysiek bijna onmogelijk is om het hele internationale publikatiepodium te overzien. Bovendien zijn de publikaties onderling meestal niet vergelijkbaar, omdat ze vanuit verschillende invalshoeken geschreven zijn. Dat ik toch gepoogd heb richtlijnen voor editeurs op te stellen en een overzicht te geven van de internationale theorieën, mag wel pretentieus genoemd worden. Maar ik ben ervan overtuigd dat er behoefte is aan een ordening van de ontmoedigende hoeveelheid informatie over het editeren. Al zal de chaos niet bedwongen | |
[pagina 12]
| |
worden, in elk geval hoop ik enkele wegen aangewezen te hebben om er doorheen te komen.
Het grootse plan voor een handboek voor tekstediteurs is ontstaan in de gelederen van de commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen die in 1987 het Bureau Basisvoorziening Tekstedities evalueerde. Naar aanleiding van het rapport van die commissie nam drs. Ronald Spoor, hoofdambtenaar van het toenmalige ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, contact op met de directeur van het bbt, prof. dr. H.T.M. van Vliet, om met een speciale subsidie een dergelijk boek tot stand te brengen. Door de subsidie van het Ministerie van O. en W. kon ik enige tijd vrijgesteld worden van mijn onderwijstaken aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Mijn vakgroep, Moderne Nederlandse Letterkunde, gaf mij alle medewerking. Bovendien kreeg ik de gelegenheid cursussen analytische bibliografie te volgen bij Prof. dr. Frans A. Janssen en bij dr. P.J. Verkruijsse. Door de tijdelijke aanstelling van een assistente, Greetje Heemskerk, die de ondankbaarste klussen uit ons vak op zich nam, namelijk het vervaardigen van fotokopieën en het bibliografisch speurwerk, kon ik me concentreren op het eigenlijke werk. Van meet af aan begeleidde een projectcommissie, bestaande uit prof. dr. G.J. Dorleijn, dr. A. Kets-Vree, prof. dr. A.L. Sötemann, dr. P.J. Verkruijsse en prof. dr. H.T.M. van Vliet, de werkzaamheden kritisch. Voor de vele relevante correcties en aanvullingen dank ik de commissie van harte. Hoofdstuk vijf kent drie auteurs. De eerste versie werd geschreven door Greetje Heemskerk, en herschreven door mij, waarna Piet Verkruijsse de uiteindelijke redactie voor zijn rekening nam. Bijlage 1 werd geheel verzorgd door Piet Verkruijsse op basis van het bizon-programma. De laatste versie van het handboek is met Prof. dr. H.T.M. van Vliet grondig en zorgvuldig doorgesproken. De telefoondienst heeft geregeld een urenlange verbinding open moeten houden tussen Amsterdam en Den Haag of, in de avonduren en weekends, Wijk bij Duurstede. Mijn broer Robert Verkooijen ondersteunde het handboek met een speciaal daarvoor geschreven computerprogramma en door zijn bemiddeling bij de kleine onenigheden met de programmatuur die iedere alpha-wetenschapper geregeld heeft.
Toestemming tot publikatie van afbeeldingen kreeg ik van het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum Den Haag, van de Stedelijke Openbare Bibliotheek Brugge, van het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven, van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Universiteitsbibliotheek van Leiden, van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, van de Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen van de Boekhandel, van het Bilderdijk-Museum, het Multatuli-Museum, van Harry G.M. Prick, van uitgeverij De Bezige Bij, de Basler Papiermühle, het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam, de Universiteitsbibliotheek van Gent, de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, het Gemeentearchief Amsterdam en van enige particulieren. De Universiteitsbibliotheek | |
[pagina 13]
| |
Amsterdam ondersteunde de uitgave door af te zien van de gebruikelijke reproduktierechtvergoeding.
In de laatste fase van het project had ik door persoonlijke omstandigheden extra hulp en steun nodig. Op onbaatzuchtige wijze en zonder ophef hielpen Lisa Kuitert, Piet Verkruijsse en Dik Zweekhorst mij met het verzamelen van fotomateriaal en met correcties. Het chi, in de personen van Dick van Vliet en Annemarie Kets, en Frederik Bos van de afdeling Edita van de knaw maakten het met hun meer dan gewone inzet van krachten mogelijk dat dit boek toch nog in 1994 kon verschijnen.
Ik draag dit boek op aan de nagedachtenis van mijn man, Hub. Mathijsen († 3 juni 1994). |