| |
| |
| |
Pag. 213. Een viezig uitziende kwajongen, die vier mijner lanfers in zijn handen gevat hield.
| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk I
Het is vandaag 3 Mei en ik ben op de kop af zeven maanden getrouwd. In die tijd heb ik vijf dienstboden versleten, en op het oogenblik zit ik heelemaal ohne, wat me toch niet belet om straks op de fiets naar het dorp te karren, en in de eenige bakkerswinkel, die er is, weespermoppen te gaan koopen, waarop ik mijzelf, zalig in combinatie met een beker chocola ga fuiven. Op het aanrecht grijnst me een gemengde verzameling aan van vaten van gister plus theebeweging van gisteravond plus ontbijt van vanmorgen. Feitelijk moest ik dat nu met een moedig gebaar gaan afwasschen. Maar 't is zoo'n bende. Straks komt de jongen van de tuinman-Dorus heet hij - om naar de Laddie Hillingtons te kijken, zoo spreekt de tuinman het uit. Toen ik hem laatst vroeg wat hij van de Lady Hellingdons - fraai op zijn Engelsch - dacht, zei hij, diepzinnig aan zijn pijp trekkend: ‘Nee, die soort ken ik niet,’ en deemoedig moest ik toen bekennen, dat ik de ‘Laddie’ bedoelde, waarop hij een gezicht zette van: ‘Nou, zeg dat dan direct.’ Leo beweert, dat ik geen overwicht op de tuinman heb en me moet laten gelden, maar hoe kun je in vredesnaam optreden tegen een gemoedelijke, ronde, dikke tuinman, die je vaderlijk op je schouder klopt en je af en toe bij vergissing juffer noemt. Trouwens de bakker zegt Jonge- | |
| |
juffrouw. In de stad zouden we plechtiglijk bekend zijn geweest als Mijnheer en Mevrouw van Dil, hier zijn we slechts de bewoners van ‘Sweet and Merry’. Leo - laat ik eerlijk zijn - is ook hier de meneer, en niet alleen omdat hij een auto bezit en zelf chauffeert. Trouwens Leo zou overal boven iedereen uittronen; hij heeft vanaf zijn geboorte een zeker ‘prestigee’ - een deftig woord van onze haardensmid - meegekregen. Mij beschouwen ze, geloof ik, in dit suffe, stijve, slaperige dorp als een lichtelijke vergissing van Leo's kant, en ze doen beschermend - vide die tuinman - of aangaperig en onwijs als de rest
van de inboorlingen. Ja, ik zou werkelijk wel graag anders willen zijn, vorstelijk en fier bijvoorbeeld met een koninklijke blik. Soms sta ik voor de spiegel van de linnenkast in onze slaapkamer - die weerkaatst me ten voeten uit - en daarin bestudeer ik achtelooze houdingen en waardige manieren. Maar dan ligt het bestudeerde er veel te dik op. Julie zegt, dat het een fout in mijn gezichtsconstructuur is, want ik word nu toch over drie maanden al twintig, en ik zie er uit als zestien, op zeer florissante dagen zelfs kan ik gemakkelijk voor dertien doorgaan. Julie heeft me een oudelijke coiffure aangeraden; het haar strak achterover en dan halverwege het hoofd een knoedel met een vervaarlijke kam op zij. En profiel lijk je dan op een oorlogszuchtige haan. Leo vond evenwel, dat het me afgrijselijk stond en nu doe ik het maar weer gewoon met losbandige pieken naast mijn ooren, die, vooral wanneer ik zeer beschäftigt ben in de huishouding, dartel langs mijn hoofd zwingelen, en op gezette tijden als franje over mijn oogen hangen. Dan blaas ik ze omhoog, of ik bind er, wanneer alle leveranciers er geweest zijn, een oude autoshawl omheen.
Ons huis heet ‘Sweet and Merry’. Dat heb ik bedacht in combinatie met Pop. Leo was voor een Hollandsche naam, zooals ‘De Wending’ - we wonen net in een bocht van de laan - of ‘In veilige
| |
| |
Haven’. Kees stelde voor: ‘Het Wilgehoekje’. Er staat wel geen enkele wilg mijlen in de omtrek, maar
Een gemoedelijke, ronde, dikke tuinman, die je vaderlijk op je schouder klopt.
Kees beweerde, dat dat niets hinderde, want hij kende een huis, dat ‘De drie beuken’ heette, en dat
| |
| |
in zijn voortuin alleen een armzalige kleine eikenboom met luis herbergde. Ik was sterk voor een Engelsche naam en Pop met mij. Samen hebben wij toen ‘Sweet and Merry’ gewrocht. Kees zei natuurlijk: ‘Bedenk toch iets onpersoonlijks. Stel je voor, dat jullie ruzie hebt, want je bent een kattekop Joop, dan is zoo'n naam toch een bespotting, dan zou je hem wel van de gevel willen kràbben. Klinkt ‘Het Wilgehoekje’ niet aardig? En absoluut ongevaarlijk.’ Maar Leo zei: ‘Als Joop zoo dol op “Sweet and Merry” is, dan moet ze haar zin maar hebben, de kleine meid,’ waarop Kees met een fier gebaar zijn duimen in zijn armgaten stopte, en met een onmogelijk wijs gezicht zuchtte: ‘Ja, zoo moet je maar tegen haar optreden. Dan krijgt ze nog meer noten op haar zang.’ Waarop Pop - ze zijn al lang verloofd, maar dragen nog steeds hun linkerringvinger bloot en in de lucht - van onder haar abominabel lange zwarte wimpers naar hem keek en zei: ‘Maar ik wil later ook niet in een huis wonen, dat Het Wilgehoekje heet. Hoe moet dat dan?’ Toen humde Kees en slingerde zijn duimen over mekaar, en hij keek alle kanten uit, behalve naar Pop. ‘Nu, daar praten we nog wel eens over Poppie, als we samen zijn,’ zei hij en hij haalde zijn manchetten wat uit met de gouden knoopen van Pop. Leo en ik brulden!! Ik geloof beslist, dat Pop hem met al haar laconiekerigheid een beetje op de kop zit. Als Kees dat las, zou hij me vermoorden.
Leo heeft zelf het bestek voor ons huis geteekend en hij voelt zich nu zoo'n beetje de geestelijke vader. Toen het nog in aanbouw was, kreeg ik er om de dag een andere kiek van in Noordwijk, met metselaars op de steiger en onder de steiger en met de vlag in top en van rechts gezien en van links gezien, en Julie, die toen net in Noordwijk logeerde, zei, dat ze dat van Jog overdreven zou hebben gevonden. Ik heb S. & M. dus vanaf de eerste paal in de grond zien optrekken, maar ik ben er toch niet zoo verzot
| |
| |
op als Leo. O, 't is een leuk huis, ontegenzeggelijk. Beneden heeft het een hall met trappenhuis - Julie nagepraat. De hall heeft veel marmer, een hallbank, twee geweien en een woeste tijger op de grond. Kees vroeg, waarom we in de hoek geen ridder zetten in een oud harnas.
Aan de eene kant van de hall is de eetkamer plus keuken, en aan de andere kant strekt zich een zitkamer uit met erker. De kamers torsen eiken-balken zolderingen, en hebben dito lambrizeering met leer behangsel. Het is allemaal heel plechtig en 't maakt wel een deftige indruk. Soms benauwt het mij. Boven zijn de slaapkamers, een zalige rookkamer van Leo, een badkamer, die verleden winter zoo koud was, dat je er haast niet in durfde kruipen, en er staan in het heele huis twee haarden en vijf kachels, die eens kans hebben gezien alle zeven tegelijk uit te gaan. En daar ik toen oòk ohne was, - ohne beteekent altijd ‘zonder dienstbare’ - heb ik ze alle zeven moeten uithalen en weer aanmaken. Daar ben ik de heele dag mee bezig geweest. Ik rende als een gek van de eene kachel naar de andere, met twee zwarte streepen over mijn gezicht en trillende neusgaten. Ja, aan zulke afgrijselijkheden sta je 's winters buiten bloot.
Soms kan ik me werkelijk niet voorstellen, dat ik de wettige eigenares ben van àl die kachels en al de andere huiselijke bezittingen. 't Lijkt me vaak zoo onwaarschijnlijk. Verleden jaar zat ik nog in Noordwijk, deed ik mijn dagelijksche lange duinwandelingen met de Piepert en verdiepte me gehoorzaam met Ma in modeplaten, terwijl ik meedweepte over sluiers en losse sleepjes en oranjebloesem. We hebben in Juni ons verloofd, nadat ik Pa eerst langzaam maar zeker had voorbereid. En toen zijn we 3 October met vliegende vaandels en slaande from getrouwd. Nu is Juffrouw Greet - de tante in Baarn is gestorven, ik zou haast zonder nadenken hebben gezegd ‘gelukkig’ - bij Ma, en alles loopt daar op rolletjes.
| |
| |
Natuurlijk beter dan toen ik er de scepter zwaaide. Ik was vol van goede willen, maar mijn jeugdig onverstand zat me nog wel eens dwars - zei Kees - en soms had ik me uit wanhoop over de dagelijksche Noordwijksche sleur wel in de zilte baren willen storten, - bij wijze van spreken - wanneer de Piepert me niet steeds als de begrijpende engel, die hij is, weer in het goeie spoor had gebracht. En nu zit ik sedert zeven maanden in S. & M., en de baldadige buien, die ik heb - gek, maar ik ben er sedert mijn Huwelijk baldadiger op geworden, Pop zegt, dat dit abnormaal is - vier ik uit in de auto, want ik kan nu zelf chauffeeren - alleen overrijd ik wel eens gedierte - en op het servies, als er veel af te wasschen is. Want dit laatste vind ik een monsterlijke bezigheid, je krijgt zulk naar, klodderig water en allemaal natte handdoeken. En ik heb eens eenmaal, toen we chocolavla hadden gegeten - dat is een specialiteit van me, benevens vanillevla met compôte, en als het niet mislukt ook caramelpudding - alle vaten in waterchocola afgewasschen. 't Was een smeerboel en ik had in één keer negen handdoeken vies en drie kwasten. Het meest miserabele hier is, dat ik geen trouwe dienstmaagd bezit. Als ik die maar had, zouden de huiselijke beslommeringen me minder drukken, dan duwde ik ze natuurlijk met een fier gebaar op der dienstmaagd schouders. Maar de langste dienstbare heb ik slechts twee maanden gehad. Toen kreeg die op een goedgunstig door mij toegestane uitstap naar de stad een plotselinge vrijer en nu dient ze in een gezin met zeven kinderen en drie trappen, maar pal bij de vrijer, en ze heeft al een armbandhorloge van hem gekregen, dus 't zal wel niet meer uitraken. In dat geval komt ze bij mij terug, omdat ze werkelijk wel verknocht was. De andere vier mirakels zeiden, dat ze 's nachts geen rustig oogenblik hadden in dat afgelegen huis, en zelfs mijn gereede fantasie - ik had beweerd, dat Leo een befaamd scherpschutter was, an
elke even- | |
| |
tueele inbreker met de oogen dicht zou kunnen raken - heeft ze niet kunnen vasthouden. Ze vertrokken alle vier binnen de maand, èen zelfs met medename van een slavenarmband, zeven zakdoeken van Leo, drie paar sokken, een onderjurk met echte kant, een pyjamajasje en dan nog wat ik niet weet, omdat de inventarislijst van mijn linnenkast tusschen de vuile wasch is weggeraakt.
Nu krijg ik overmorgen weer een nieuw mirakel. Die heeft Julie voor me gehuurd en Julie heeft vier dichtbeschreven bladzijden van haar muisgrijze postpapier aan dit juweel gewijd. Voorts heeft ze me diverse goede wenken gegeven, hoe ik àl en hoe ik nièt moet optreden. Ze schijnt ganschelijk vergeten te zijn, dat ik de eenige was, die Hillegonda in toom kon houden. Kenau is verleden jaar vol staatsie getrouwd met een vischboer en heeft nu een tweeling van anderhalve maand, waarvan ik een briefkaart gekregen heb. Ik vermoed, dat Hillegonda elke dag in zaligheid zwemt, en als ik weer in stad kom ga ik haar opzoeken met twee babymutsjes voor de telgen. Julie heeft nu een onfeilbaar dienend exemplaar, waarmee ze je stierlijk verveelt en een nurse voor de kleine mol in bruin gewaad en sluier. Julie's grootste glorie is om met mol, nurse, sportkar, en een zalige olifant op wielen, naar het Park te gaan en daar de oogen van minder bevoorrechte moeders te verblinden. Zoo hebben we allemaal onze aardsche genietingen, want ik ben er dol op, om, de auto met eèn hand sturend, al claxon-schreeuwend door het dorp te jagen, zoodat de inboorlingen de ramen opengooien om me na te kijken. Trouwens Leo noch ik hebben kunnen vermoeden, dat de stuurkunst zoo'n averechtsche invloed op me zou hebben. En Leo zegt, hij leert geen enkele vrouw meer chauffeeren. Toen Connie, die hier verleden week was met Pien, er om zanikte, zei hij: ‘Joop heeft al genoeg onheil aangericht. Ik kan er geen tweede chauffeerende vrouw bij gebruiken.’ Waarop ik na- | |
| |
tuurlijk direct verontwaardigd tierde, dat hij heelemaal niet over een tweede vrouw hoefde te denken. Ik schijn schandelijk jaloersch te zijn, en ik heb nooit kunnen bevroeden, dat het Huwelijk zooveel ongunstige karaktereigenschappen, die natuurlijk allemaal in de kiem voòr mijn Trouwen aanwezig waren, zoo snel en onverwacht tot volle bloei zou kunnen brengen. Soms sta ik gewoon verstomd over
me zelf. Want verleden Zondag stond er een prachtig artikel in de krant over de Vrouw, en de deugden die een vrouw moet bezitten, wil ze een goède Vrouw zijn. Het waren er acht geloof ik. Ik heb de krant verbrand, omdat ik het artikel voor Leo zoo teleurstellend vond. Bovenaan stond Netheid, dan kwam Gelijkmatigheid, Zachtmoedigheid, Geduld, Opofferingsgezindheid, Tevredenheid, dat zijn er al zes, de andere twee weet ik niet meer, maar ik moest dadelijk met een schok constateeren, dat ik geen enkele van al die acht Deugden - ik voel, dat dit alles met een hoofdletter moet - bezit. En toen heb ik mezelf eens geducht onder handen genomen, en nu ben ik bezig de acht Deugden een voor een te beoefenen. Ik ben begonnen met Netheid, omdat ik dat de verstandigste Deugd vond, aangezien Leo zoo hopeloos netjes is. Maar wanneer je je erg voor iets inspant, komt het altijd falikant uit; tenminste, de eerste avond van de eerste Netheidsdag, waren een paar sokophouders van Leo weg - een nog steeds niet opgehelderd mystiek geval, misschien wandelt Dorus er mee om zijn kuiten, of bindt hij er in de broeikas zijn Laddie Hillingtons mee op - en slingerde een afgedankt Gillettemesje, hetwelk ik 's morgens had moeten weggooien, nog in de badkamer rond. Het was - alweer onverklaarbaar - van de waschbak op de grond gevallen, en Leo sneed er 's avonds, voor hij naar bed ging, zijn groote teen mee open. Dus dat was gewoonweg dramatisch. Maar ik geef de moed niet op. Ik beoefen nu deze week de Gelijkmatigheid, en als ik daarmee vertrouwd ben,
| |
| |
probeer ik Netheid en Gelijkmatigheid samen, enz. enz. 't Is wel jammer, dat ik al die Deugden niet bij mijn geboorte heb meegekregen, 't zou zooveel gemakkelijker geweest zijn, dan ze nog op mijn negentiende jaar aan te kweeken. Kit, die ik in vertrouwen heb genomen, zegt, dat het lariekool is, en dat een man haar maar moet nemen, zoo als ze is. Ze had ook geen enkele van de acht Deugden. Maar voor Kit daagt nog geen man aan de horizon, dus die heeft makkelijk praten. Kit is nog altijd bij haar effectenbaas, en ze is laatst met hem naar de beurs geweest. Hij heeft haar toen alles willen laten zien en ze zijn ook samen in de lift gegaan, maar toen Kit er een keer goed en wel in stond, beweerde ze, dat ze er niet meer uitdurfde. De baas, als vriend van haar vader, geloofde dit, en ze hebben samen drie kwartier in de lift gespelevaard, aldoor maar op en neer. Ten slotte, - toen hij duizenden guldens al ‘liftende’ verloren had, want er hadden inmiddels schitterende transacties plaats - heeft hij er haar letterlijk bij de haren uitgesleurd. En hij was toch heelemaal niet woest geweest, juist vaderlijk. Zoo iets zou ik ook nog best eens leuk vinden.
Pien gaat door voor Middelbaar Teekenen; die sjouwt, als ze hier komt haar schetsboek mee en ze zegt, dat Leo zoo'n interessante kop heeft, wat ik ook vind. Hij zou om mij wel een graadje minder interessant kunnen zijn, uitvloeisel van de ondeugd Jaloerschheid.
Loutje zit nog altijd in Engeland en schrijft maandelijksche brieven aan de club per adres: Mevrouw J. van Dil-Ter Heul. O, 't is bespottelijk, dat ik nog steeds niet aan die combinatie kan wennen. Ik ben zoo lang Joop Ter Heul geweest. Loutje is zeldzaam schattig en tevreden, die vindt alles in Engeland even heerlijk, de meisjes en het eten en de lessen en de school. Ik weet zeker, dat ik in haar plaats over alles wat te kankeren - zooals Kees zegt - zou hebben, en ik voel me altijd lichtelijk
| |
| |
beschaamd na een epistel van Loutje. Toch is het geloof ik wel een verbindend teeken, dat ik zoo absoluut overtuigd ben van mijn eigen onwaardigheid want Jullie bijvoorbeeld - het is gewoon krankzinnig, hoeveel ik uiterlijk en innerlijk op Julie ga lijken - is heilig overtuigd van haar onfeilbaarheid. En ze somt steeds haar kolossale verdiensten op tegen Jog, die dan niet eens zucht.
Connie komt in Juli van de kookschool, en dan gaat ze met haar Pa en Ma een reis naar Egypte maken. 't Lijkt me een rare liefhebberij, ik ben niet erg reizerig aangelegd. Connie vindt het fijn, en een waarzegster heeft haar voorspeld, dat ze een donkere man zal trouwen, die van over het water komt. Dus nu denkt Connie zeker, dat ze hem in Egypte zal opduikelen. Ik heb al gezegd: ‘Misschien wordt het wel een Arabier.’ Maar toen keek ze erg teleurgesteld, want ze hoopt op een Graaf. Ze dweept met de Sfinxen - ongezien - en ik moet me aldoor Pa Ralandt met zijn korte, zenuwachtige beentjes voorstellen, terwijl hij bibberend een Sfinx beklimt. Als dat kan tenminste. In elk geval ligt het me bij, dat er op die reis wel wat griezeligs gebeuren zal. Ik vind het heelemaal zoo'n raar land met die gesluierde vrouwen, en kameelen, net als Indië trouwens. Dat vind ik misdadig gewoonweg, met beesten, die aan de zolder kleven en dan zoo maar op je neervallen, en met slangen en fakirs en geheimzinnige ziekten, als ze je in je slaap een haarlok afknippen. Brrr. Misschien wordt Ma Ralandt wel in Egypte geschaakt voor een Harem, hoewel dat het ergste nog niet zou zijn. Ik zie er Ma wel toe in staat om een heele harem uit te moorden, en zich dan met de juweelen van de Sultan weer kalm in te schepen naar huis. Of wellicht verliezen ze Pa in de woestijn. Ik heb dat Connie allemaal verteld, maar ze zei, dat het haar niets kon schelen, en ik weet, dat deze grenzelooze onverschilligheid voortspruit uit haar hoop op de donkere man van over het water.
| |
| |
Noortje's engagement is af. Ze hadden nota-bene al trouwplannen en de huwelijksreis vastgesteld en massa's cadeaux. Noor kon haast wel alleen een huishouding opzetten, en toen ik laatst bij haar thee dronk deden we het uit haar eigen bullen. Ze zei, dat elk stuk van het servies een weemoedige herinnering was, en schrijnde, maar toen ik haar voorstelde, om het dan toch in vredesnaam te verkoopen of weg te sluiten, keek ze ontdaan naar mij en prevelde: ‘Nee, dat begrijp je niet Joop. Alle gelukkige menschen zijn ongevoelig.’
‘O,’ zei ik toen, ‘zoo bovenaardsch gelukkig ben ik ook niet direct ik heb massa's vervelende dingen aan mijn hoofd.’
Daarop keek ze afkeurend en ze zuchtte: ‘Hoe kun je dat zeggen met een man als Leo!’ - Alsof er aan Leo niet een huis, een dienstmaagd en een huishouding vastzit. - Nee, Noor is zeldzaam putterig en ze kan er maar niet over uit, dat de luitenant, die toch aldoor abnormaal verliefd is geweest, en aldoor over ‘hun eigen nestje’ sprak, plotseling met een brief uit de lucht is komen vallen, waarin hij in vele poëtische zinnen verklaarde, dat hij Noortje's toekomst niet aan de zijne durfde te binden, omdat hij er niet zeker van was enz. enz. - Stel je voor de uil, als je al een heel étui met messeleggers hebt, en pullen, en een tête à tête met ‘love me’ er op en de theedoeken gemerkt! Ik durf Noortje niet te vertellen, dat Leo en ik de luitenant tegengekomen zijn met een jong wicht aan zijn uniformmouw, dat dweepend naar hem opkeek. En Leo zei, dat het schaap van adel was. Ik hoop, dat ze later bij de luitenant de boel afbreekt, en ik geloof beslist wel, dat zoo'n trouweloosheid zich op de een of andere manier wreken zal. Noortje is warempel oud geworden. Ze heeft nu de periode, dat ze niets meer om haar uiterlijk schoon geeft, haar lokken niet meer friseert, en gerimpelde rokken draagt. Maar Leo zegt, dat dat wel overgaat. Volgende maand
| |
| |
komt ze bij ons logeeren. En dan zal ik mijn best doen om haar af te leeren, dat ze niet altijd over stand praat en afkomst en salonameubelementen. Want daarmee schrikt ze alle volgende eventueele pretendenten natuurlijk glad af. Ik vraag dan ook Leo's vader. Gek, ik kan die goeie man gewoonweg geen Pa noemen. 't Is net of ik hem dan voor de mal houd, en dat idee alleen geeft me al kippekoorts, want hij is gewoonweg een geweldenaar met zware stappen, een kaal hoofd, en een stem, die de heele Bank omblaast van schrik. In vind hem wel lollig, maar ik heb een groote dosis ontzag voor hem. Hij is schrikbarend netjes, als Leo. De laatste keer dat hij hier was vond hij een dooie mug in de vensterbank. Hij lichte het beest zoo vies bij een vleugel op, en hij zei: ‘Joop, me dunkt, dat dit insect hier verleden week ook al lag.’ Ik zei: ‘O, dat kan best, die heeft daar overwinterd.’ Toen stak hij zijn kin vooruit, net als Leo kan doen. Ze hebben allebei wilskrachtige kinnen! Wanneer Noor er nu is, die ook angstig netjes zijn kan, elke week haar haar wascht, en de nagels van haar teenen 's morgens en 's avonds vijlt en oppoetst - toen het tenminste nog niet uit was met de luitenant - dan kunnen ze elkaar aangenaam bezig houden en samen over hartverheffende onderwerpen als: bureau-opruimen, en boeken in alphabetische volgorde in een boekenkast, enz. praten. Misschien vraag ik Kit er bij voor de Bankzaken. Hij - Leo's vader - doet natuurlijk of hij de geestelijke grootvader is van S. & M. Trouwens we hebben het huis ook indirect aan hem te danken. Ik geloof, dat zijn gelukzaligste uurtje is als hij met Leo in de rookkamer zit en zwaar dampend aan een dikke, onaesthetische sigaar, over de dierbare Bank boomt. En ik kan er niet achter komen, wat hij van mij denkt. Ik heb zoo'n idee, dat hij me wel all-right zou vinden, wanneer ik in geen betrekking tot Leo en S. & M. stond, en hier alleen maar rondspiebelde als permanente logee,
bijvoor- | |
| |
beeld in hoedanigheid van vriendin van de vrouw des huizes, in plaats van deze laatste waardigheid zelf in te nemen. Hij kan me soms zoo doordringend opnemen en dan laat ik meestal iets regelrecht uit mijn handen vallen. En 't gekste is, mijn specialiteit vanillevla mislukt altijd als hij komt eten, dan is ze te dun of klonterig of aangebrand of afgrijselijk zoet. Ik vind het voor Leo wel zielig, temeer, omdat het een onafwendbaar gevolg is van mijn heilig ontzag en dus moeilijk te corrigeeren. Maar toch kan ik razend worden als Leo er wat van zegt. Wanneer ik nu de Deugd - even kijken - Gelijkmatigheid bezat, dan zou ik braaf met mijn hoofd knikken en zeggen: ‘Zeker schat, je hebt gelijk. Ik zal er in 't vervolg voor zorgen,’ of iets dergelijks. Maar ik word direct bij een standje als een kat, waarvan je de haren de verkeerde kant uitstrijkt. Dat heb ik vanaf mijn geboorte gehad. Laatst hadden we nog een conflict ten aanhoore van Pop en Kees. Dit laatste vond ik niet zoo erg, omdat die twee denken, dat hun Huwelijk op rolletjes zal gaan, en ik mijn conflict in zekere zin een wijze les vond. Pop en Kees kwamen onverwacht eten in de auto van Pop's vader. En toen we aan tafel zouden gaan, liet de maagd uit baloorigheid over de onverwachte drukte - ja, dat was een zeldzaam misbaksel - de aardappels bij het afgieten in de gootsteen vallen. Ze riep er me bij met een verongelijkt gezicht.
‘Wat nu?’ zei ze, met een dramatische armzwaai naar de stoomende gootsteen.
‘Uil,’ zei ik, ‘je vischt ze er allemaal weer uit.’ En ik begon direct dapper aan de redding mee te helpen. Ik veegde elke aardappel na met een doekje en brandde mijn wijsvinger. Natuurlijk voelde ik me na de redding hooggestemd - dat heb je altijd, als iets, wat je reeds hopeloos verloren denkt, nog op zijn pootjes terecht komt - en ik besloot nà tafel te vertellen, wat er met de potatoes was gebeurd. Dat kwam evenwel anders uit. Bij de eerste
| |
| |
hap, die hij nam, snoof Leo alsof hij wild rook.
‘Zeg Joost, wat is er met de aardappels gebeurd?’
Toen zei ik: ‘Niets.’
Hij at verder. Kees begon ook al eigenaardig proevend te kauwen; een onweerstaanbare drift vond langzaam maar zeker zijn weg van mijn maag naar mijn mond.
‘Joop, doe niet zoo dwaas. Er is iets met het eten gebeurd.’ Leo legde mes en vork neer. ‘Je bent zoopas een heele tijd in de keuken geweest.’
Ik legde mijn mes en vork ook neer. Ik slikte. Ik zei, en ik bedwong mijn stem: ‘Ja, de aardappels zijn in de gootsteen gevallen, bij het afgieten.’
‘Dat beteekent toch niets,’ hielp Pop me. ‘Dat gebeurt zoo vaak. Eet toch door Kees en doe niet zoo mal.’
‘In die vieze gootsteen?’ vroeg Leo.
‘Ik weet niet of mijn gootsteen viezer is dan bij iemand anders.’ Ik keek trotsch.
Leo schoof zijn bord weg. ‘Dank je wel Joop, dan zal ik niet meer eten.’
Ik stak mijn wijsvinger, die allernaarst prikte, in mijn mond.
‘Hè Leo,’ zei Pop verwijtend. Maar Pop kent Leo's stijfhoofdigheid niet. Daarom voelde ik me geroepen om te zeggen: ‘Bemoei je er maar niet mee Pop, ik kan 't alleen wel af. Wat denk jij nu...’ en ik wendde me regelrecht tot Leo - de gebrande vinger legde ik als ‘corpus delicti’ voor me op tafel - ‘dat ik die aardappels voor mijn plezier in de gootsteen heb gekeild?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar ik vind het wel een beetje bar, dat jij je gasten zulk eten voorzet.’
‘Wat had jij dan gewild?’ Ik slikte gewoon met geweld mijn drift weer naar binnen. Kees keek aartsvaderlijk van Leo naar mij, ik had Kees met genoegen kunnen ranselen.
‘Dat je Marie natuurlijk nieuwe aardappelen had laten klaarmaken.’
| |
| |
‘O, natuurlijk, en dan zouden we een uur later hebben moeten eten, en dan was de spinazie aangebrand
En ik begon direct dapper aan de redding mee te helpen.
en het vleesch te gaar en de jus te zwart en....’
| |
| |
‘Zoo heb ik haar niet opgevoed hoor,’ zei Kees vaderlijk.
‘Joost, je moet alles niet dadelijk zoo heftig opnemen,’ vermaande Leo me kalm - hij blijft altijd onder alle bedrijven waardig, en daardoor steek ik zoo jammerlijk bij hem af - ‘als je even rustig nadenkt....’
‘Maar ik wil niet rustig nadenken,’ joelde ik. ‘En 't kan me allemaal niets meer schelen. Eet dan niet voor mijn part.’ Ik schoof mijn stoel met een ruk achteruit, zoodat het kraste over de parketvloer en Kees zich aanstellerig boog, om naar de krassen te kijken. En ik ijlde de kamer uit en de badkamer binnen. Daar vond Pop me later, zittende in de vensterbank, met paarse wangen van ingehouden huilen.
‘Hè Joost, trek het je toch niet aan. Alle mannen zijn mal.’
‘Dat moet je tegen Kees zeggen.’
‘Dat hèb ik straks gezegd. Toe, kom weer beneden. 't Is zoo ongezellig zonder jou.’
‘Natuurlijk heb ik me toen vermand en ben met Pop naar beneden gegaan en omdat ik geen vorstelijke houding bezit, zag ik eruit als een schuldig kind. En het slordig door Marie warm gehouden eten heb ik deemoedig naar binnen gewerkt. - Gelukkig zaten Kees en Leo in de rookkamer. - Maar toen ze 's avonds weer waren weggetuft, heeft Leo me op zijn knie gezet en gezegd: ‘Zullen we nu nog even over vanmiddag praten, vrouwtje?’ Als hij zoo spreekt, ben ik meteen een lam. Dan beloof ik de onmogelijkste dingen in verband met Netheid, Gelijkmatigheid enz. enz. en word daardoor elke keer weer een hernieuwde teleurstelling.
Daar piept het tuinhek en Dorus komt het tuinpad afzwaaien; nu vraag ik hem aanstonds of hij voor een kwartje helpt om de bende in de keuken af te wasschen. Ik zal trachten zoo terloops een blik op zijn kuiten te krijgen, en als hij werkelijk de
| |
| |
sokophouders draagt, dan heb ik mijn leven veil om ze terug te krijgen. Wat een glorie zou het voor me zijn, als ik vanavond Leo vanuit het zolderraam met de vermiste lievelingen een welkomstgroet zou kunnen toezwaaien!
|
|