| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII.
30 Maart.
Ik heb nog nooit zoo in de put gezeten alsnu, nu ik een goed rapport heb gehad. En ik ben werkelijk een oogenblik van plan geweest om niet meer als een razende te blokken, en den boel er bij neer te gooien. Dan maar naar kostschool. Dat kwam ook, omdat Juffrouw Wijers zoo bedenkelijk naar de aanmerkingen gekeken heeft. Dat was gistermiddag bij haar thuis. Zaterdagmiddag was ze de stad uit en gister ben ik met dat lamme rapport naar haar toegekard. En toen ze dan zoo'n beetje teleurgesteld keek, zei ik: ‘Ja, daar moet je een lieveling als Mies Brouwer voor zijn, om dat blaadje schoon te hebben. Misschien schrijft de Generaal er voor haar nog wel eens op: ‘Is een schat,’ of zoowat. Het mispunt.
‘Ik geloof toch wel Joop, als je er eenige moeite voor deed, dat je dan ook -’
‘Maar ik wil er geen moeite voor doen,’ zei ik, en stond meteen al op. ‘Dank u wel. Ik wìl geen houten Klaas worden. Wat heb ik er dan nog aan? Dag Juffrouw,’ en ik wou al wegrennen, maar Juffrouw Wijers pakte me nog net bij mijn getailleerde mantel vast, want die had ik aan en schoof me drie schuimpjes tegelijk toe. Toen werd ik wel weer een beetje kalmer, maar haaks was het toch nog niet. En om acht uur lag ik gisteravond al in bed. Aan tafel was ik zoo stil, dat Jog nota-bene vroeg: ‘Scheelt er wat aan Jo?’
‘Nee,’ zei ik, ‘dank je.’
‘Joost denkt over haar zonden na,’ zei Kees. ‘Is 't niet zoo, oude jongen?’
‘Nu, die zonden van Jo zullen wel zoo groot niet zijn,’ zei Jog. 't Was een moedige daad van hem om dat te zeggen, want hij heeft me toch maar twee keer de klas uitgestuurd. Hij bloosde ook wel erg, toen hij 't zei, en ik wou eerst Julie nog
| |
| |
trappen, om er haar op te wijzen, want ze beweerde, dat Jog nooit bloosde. Maar 't was me toch te vermoeiend, en ik at maar door. Pa was wel wat vriendelijker tegen mij, en Ma zei heel tragisch, dat Julie altijd zoo'n voorbeeldig kind geweest was op school. 'k Hoop, dat Jog nog plezier beleeft van het voorbeeldige kind. Of eigenlijk hoop ik het ook niet, want het was toch wel ferm van hem om dat te zeggen van mijn zonden, die niet groot zijn.
We voeren op school niets meer uit. Deze dagen zijn er nog maar pour le grap, zooals Kit zegt. Haar Pipa was heelemaal niet vertoornd geweest over de z.o.z., maar dat komt, omdat hij het bij Georgien precies zoo heeft meegemaakt, dus die is er al aan gewend. Maar Connie zag er vandaag heel verslagen uit. Haar moeder is net een gendarme, zoo groot en fier. En ze neemt ook zulke kerelachtige passen. Ik geloof, dat ze vroeger iets aan een instituut is geweest, tenminste, dat zei Julie. Die wist het van Jog, maar Connie laat er zich nooit over uit, want dan is ze misschien bang, dat wij er haar mee zullen plagen. Haar moeder is gister zelf naar de Generaal geweest, en de Generaal was natuurlijk in haar element. En nu mag ze 's avonds ook niet meer uit, zoodat zij ook geen werkend club-lid meer zijn kan. Maar de Jopopinoloukicoclub blijft toch bestaan! Al zouden we allemaal eere-lid worden en nooit meer kunnen vergaderen.
| |
1 April.
Mijn bruid met het kind in II B is ontdekt. Verleden Donderdag al. Maar ik heb het niet eerder gemerkt dan vandaag; trouwens, ik had er ook heelemaal niet meer aan gedacht. Vanmorgen klom ik de trap op achter Mabs Beekman en Annie van 't Raa, ook een II B'tje.
‘Denk je, dat ik het strafwerk maak?’ zei Mabs. ‘Geen sprake van. Al sturen ze me erom van school.’
‘Je zou wel mal wezen,’ zei Annie.
‘Ik weet niets van die bruid af,’ zei Mabs. ‘Kan ik het helpen, dat ze me niet gelooven? Ik heb nog nooit gejokt om geen strafwerk te krijgen.’ Er ging mij een licht op.
‘Hallo,’ zei ik, en ik trok Mabs aan haar vlecht, ‘heb je 't over de bruid op den lesrooster?’
| |
| |
‘Ja,’ zei Mabs, ‘dat malle exemplaar.’
‘Die heb ik geteekend,’ zei ik. ‘Met een kind aan de hand.’
‘En daar moet ik strafwerk voor maken,’ zei Mabs.
‘Ik ga 't dadelijk zeggen aan de Generaal. Als ik dàt geweten had.’
‘O, ik had het anders voor jou wel met plezier willen doen. Maar ik wist niet, dat jij het geteekend hadt, zie je.’
Als we nog ooit een Juniorclub van de Jopopinoloukicoclub oprichten, want dat kan, dan maak ik Mabs er vast lid van. Nu heb ik dus strafwerk voor de bruid. Als 't rapport nog niet uit was, zou er natuurlijk op komen te staan: Heeft moedwillig een lesrooster vernield! Misschien wordt het nu al weer een inleiding voor het volgende. Maling!!!!
We hebben vandaag een Aprilmop uitgehaald. Met een jongen, die altijd bij ons tramhuisje zwerft en kaartjes verkoopt, hadden we afgesproken, dat hij om tien uur, als we les hadden van Zuurtje, voor de school zou gaan staan en brand roepen. De rest zouden wij dan wel opknappen. Om twaalf uur, als hij het goed deed, kreeg hij een dubbeltje. Noor zou het voorschieten, want wij hadden niets meer, alleen Loutje had nog drie centen. Bij Zuurtje zaten we al te popelen. En om kwart over tien, ja hoor, daar brulde de jongen voor onze ramen, Kit had ze hem uitgeduid: ‘Brànd, bràànd. De school staat in brand.’ Kit was de bank al uit. Zuurtje werd zoo wit als het krijt, waarmee ze aan 't balanceeren was, en Pop riep: ‘Hè, wat jammer, net voor de vacantie.’
‘Bràànd,’ schreeuwde de jongen weer zoo verschrikkelijk hard, dat ik bij mezelf dacht dat hij er best twee dubbeltjes voor verdiende. ‘Braaand.’
Kitty gooide de deur open. ‘Ik ruik de rook al,’ riep ze. ‘En wat een brandlucht.’ Ik holde achter Zuurtje aan, die door ons allemaal opgedouwd werd. Mies Brouwer zag groen en met haar ellebogen werkte ze zich voorbij Zuurtje, die haast omrolde.
‘Hartelijk zeg,’ riep Pop.
Enfin, we kwamen allemaal op de gang en uit de andere klassen stroomden ze ook letterlijk toe. Mabs Beekman schreeuwde: ‘Wat leuk hè? Waar brandt het? Op zolder?’
Een bende kinderen huilden en Mies Brouwer begon op den
| |
| |
overloop te gillen, omdat Pien zei: ‘Zeg Mies, ik geloof dat de zoom van je rok al in brand staat.’
't Was wel een verschrikkelijk gedrang op de trap, en we hadden niet direkt verwacht, dat het zoo erg worden zou. De Generaal stond al in de gang te bevelen: ‘Kalm aan maar, kalm aan, er is nog heelemaal geen gevaar. Kalm aan maar meisjes.’ Wij clubleden waren natuurlijk de laatsten, alleen Kit stond naast de Generaal, en stak haar armen uit, alsof ze wonderwat hielp. Af en toe liet ze met een vervaarlijk huùp een eerste klasser van de vierde traptree springen, of ze gilde: ‘Kalmte alleen kan je redden.’ En de Generaal zei er maar niets van. Haar aardappeltje hing op het rechteroor te wiebelen, wat erg grappig was. Connie gaf me er nog een por voor. Toen gooide de Generaal de buitendeuren open en we zwermden de stoep af. Iedereen ging natuurlijk direct met den neus in de lucht staan, wij ook, en de Generaal hield haar lorgnet als een tooneelkijker voor haar oogen, maar ze zag niets natuurlijk.
‘Jé,’ riep Kit, ‘daar zie ik rook. Kijk boven op het dak.’
Mabs Beekman danste
om de Generaal heen. ‘Ik vind het zalig,’ zei ze. ‘Ik hoop, dat de vlammen zoo aanstonds uitslaan.’ Om den hoek kwam Van Wijk aanstappen, doodbedaard en net op dat oogenblik schoot de jongen van ons tramhuisje voorbij en hij schreeuwde net achter denw rug van de Generaal: ‘Bràànd.’ De Generaal sprong op zij met een gilletje, en toen hoonde de jongen: ‘Een April. Prr.’ En hij deed de toeter van een auto na.
‘Houd hem,’ riep de Generaal tegen Van Wijk. Maar die kon natuurlijk lang niet loopen tegen een jongen, die gewend is de
| |
| |
trams bij te houden. We vielen in groepjes tegen mekaar aan van den lach. De Generaal was brieschend en 't was zoo jammer, dat ze den jongen niet op zijn rapport kon zetten: ‘Heeft een opruiende Aprilmop uitgehaald,’ of iets dergelijks. Ik denk niet dat de jongen ooit een rapport heeft gehad. Wat een heerlijkheid. We hebben hem later het dubbeltje gegeven en de drie centen van Loutje erbij, omdat hij het zoo natuurlijk gedaan had. En Mies Brouwer moest het laatste uur naar huis, omdat haar zenuwen van streek waren. Bleven ze maar van streek.
| |
5 April.
Even een krabbeltje. Net is er vanaf Vrijdag en ze praat haast niet van Jaap. Dat is ernstig, dunkt me. Maar we hebben zooveel andere dingen te verhandelen, dat er van mijn dagboek niets komt. We slapen samen op onze kamer en Julie troont in het logeerappartement. Ze slaapt nergens lekkerder zegt ze. Nu zit ik in bed te schrijven met een potlood, dat een punt als een luciferskop heeft, ik moet er aldoor aan likken, en 't is een inktpotlood. 't Puntje van mijn tong is al heelemaal zwart. Net ligt nog met haar neus in 't kussen, ik zie het puntje van een rood sigarenlintje, dat heeft ze 's nachts om haar haar. Nettie werkt altijd met sigarenlintjes, ik heb meestal een stuk touw onder om mijn vlecht, maar Julie draagt een strik in 't haar, die kleurt bij het lint van haar nachtjapon. Ik heb wel eens tegen haar gezegd: ‘Wat sloof jij je toch 's nachts uit. Niemand ziet je toch immers.’ Toen zei ze nota-bene: ‘Een vrouw moet er ook 's nachts gesoigneerd uitzien.’ Idioot, net of zij al een vrouw is, en ze was toen nog niet eens verloofd. Ik heb leuke dagen gehad met Nettie. 't Is een type als Kit, maar ze is wat kalmer. Nu vind ik het toch wel jammer, dat zij een paar jaar terug verhuisd zijn, ze had nog zoo prachtig bij de JPPNLKCCL gekund. Ma noemt haar Simonette, want zoo heet ze en dan spreekt ze het uit met een erge ò-klank, op z'n Fransch geloof ik. Nettie zegt, dat ze dan altijd denken moet aan de gramofoon, die Jaap had. Dat was een Simonette, dus 't is nog wel pijnlijk voor haar. En ik heb Ma al gezegd, dat ze wel gewoon Nettie zeggen kan, omdat Simonette zoo lang is. Maar Ma vindt het schijnbaar prachtig en gaat er toch mee door.
| |
| |
Net vindt Jog ook een blozerd. Ze kan zich niet voorstellen, dat Julie wat in hem ziet. Het ergert me toch zoo, dat Julie zich hoe langer hoe meer gaat aanstellen, als Jog komt. Dan rent ze de gang in, en maakt hem zelf open, en dan blijven ze een kwartier weg en komen gearmd binnen. Dat moest ik eens wagen te doen met een losloopende jongen. Ik zal toch Julie eens zeggen, dat het geen manier is, als ze weer bij me slaapt.
Pop en Kees hebben een langen fietstocht gemaakt. Goede Vrijdag. O ja, 't is vandaag Paschen, dat is waar ook. Kees zei, dat hij met een vriend uitging, maar nu heeft Julie hem gezien, en die uil vertelt aan de koffietafel: ‘Kees kwam me straks tegen met Pop. Hoe komt hij daarbij?’
‘Kees en Pop?’ zei Ma. ‘Pop Helmer? Dat kan ik me niet voorstellen.’
‘Ze was het toch,’ zei Julie. ‘Heeft ze niet zoo'n roode fietsmuts Joop?’
‘Nee, een blauwe,’ zei ik.
‘Och je zeurt, het wàs Pop. Maar ik vind het gek hoor, dat die een heelen dag met Kees gaat fietsen, zoo'n kind nog.’
‘Toen jij zoo oud was als Pop, fietste jij met dien mallen jongen van Verhagen, die zei, dat hij geen valsche tanden had. Maar hij had ze,’ zei ik. Ik had er nog nooit van gepraat, maar 'ik kon dat gezeur van Julie niet hebben. En 't kon me niets schelen, dat Jog erbij zat, die heel onnoozel naar onze vischschotel staren bleef, alsof hij daar wonderwat in zag. Julie keek als azijn natuurlijk en Ma zei, dat ik niet altijd het hoogste woord hebben moest aan de lunch. Vandaag gaan Nettie en ik een visite maken bij de Boomen. Ik denk wel weer dat Lotte bibberen zal, als ze ons ziet. Maar misschien waarschuwt Julie haar per telefoon, dat we komen. Zoo'n onderkruiper is ze wel. Dat heeft een man eens tegen Kees geroepen omdat hij een kar bij een brug hielp opdouwen. Ik kan niets meer neerkalken met die ouwe stomp, ik zou het nu misschien met mijn tongpunt kunnen probeeren, want daar zit wel een kilo inkt aan. Er komt beweging in 't sigarenlintje. Ik stop.
| |
12 April.
Een heele week niet geschreven. Vanmiddag hebben we met
| |
| |
z'n allen Net weer naar den trein gebracht. Ze heeft tot het allerlaatste uit de coupé gebungeld en wij hebben allemaal met zakdoeken gewoven en Pien met haar hoed, omdat ze geen zakdoek bij zich had. Pien zit er akelig toe, want ze is haar rapport kwijt. Overmorgen begint de dierbare school weer en dan moeten we onze rapporten geteekend door onze Pipa's inleveren. En nu kan Pien het hare nergens vinden. Ze gelooft, dat haar kleine broertje er mee gesjouwd heeft, maar als je hem vraagt waar het is, dan zegt hij laconiek: ‘Wè, wè.’ Ze hebben zelfs een vervroegde schoonmaak gehouden, dat was wel naar voor Pien, want toen moest ze daar ook aan meedoen, en ze hebben alles versjouwd, maar geen rapport. De Generaal zal wel denken, dat Pien het verduisterd heeft, want het was niet zoo bar schitterend. Maar nu zal haar vader een brief meegeven. Om de zaak uitteleggen. Ik ben blij, dat mij zoo iets nog nooit overkomen is.
We hebben een dolle week gehad met Nettie. 't Is erg slecht weer geweest, zoodat we altijd gesjouwd hebben met gummijassen en lakhoeden, maar dat was juist wel aardig. We hebben een paar lunchrooms bestormd en een keer hebben we een heelen middag gezeten op een confituurtaartje van zeven cent, want toen hadden we niets meer. Vandaag was Jog weer hier, en Nettie vroeg hem, voor ze wegging, of hij het ook zoo naar vond, dat de school weer begon.
‘Ik vind het afschuwelijk,’ zei Jog en werd weer heelemaal lila.
‘Nee, dàt meen je niet,’ riep Julie dadelijk.
‘Natuurlijk, meent hij 't wèl,’ zei ik. ‘Hij kàn 't gewoonweg niet prettig vinden.’
Julie zag er al weer kwaad uit. Ze kan het niet uitstaan, dat Jog een beetje gewoon tegen ons is. 't Gaat hem nog niet te best af maar hij doet er toch wel moeite voor. Ik geloof, dat Julie er nog al eens ruzie om maakt, want Julie is een ruziemaakster. Tegen mij ook altijd. Ze zou het het allerprettigst gevonden hebben, als ik elken keer op mijn knieën de kamer was ingekropen en voor Jog voetvallen gedaan had. Dat weet ik zeker.
't Is zoo stil in huis nu Net weer weg is. En morgennacht slaapt Julie weer bij me. Ik snap gewoonweg niet, waarom ze niet op de logeerkamer blijft, waar ze het zoo prettig vond. Ze
| |
| |
zei vanmorgen met zoo'n gezicht: ‘Omdat het toch niet meer voor lang zal zijn.’ Ze denkt zeker al aan trouwen. Dan krijg, ik tenminste nog een rustigen tijd.
| |
15 April.
We zitten al weer in het dierbare hol, en ik wist niet, dat mijn lessenaar zooveel inktvlekken had. Ik heb ze gistermorgen eens geteld, vijf en dertig dikke moppen en achttien kleine peukies. We zijn allemaal zoo landerig, behalve Connie, die om de vijf minuten vraagt: ‘Zeg, weet jij hoe ik vanavond het huis uit kan komen?’ Dat is wel lastig. Kit zegt, dat de eerste tijd op school altijd de ergste is. Als je daar maar overheen bent, dan rolt het wel weer. Juffrouw Wijers is met moed begonnen, om me voor het derde rapport klaar te stoomen, maar ik heb er niets geen puf in. Mies Brouwer had vandaag een blouse aan met een hoogen boord en een kantje eruit, een lichtgroen mormel. Ik heb haar gevraagd, of het een erfstuk was, en Kit zei, dat hij zoo goed bij haar oogen kleurde. Ze was weer razend natuurlijk, maar ze durfde niets te zeggen, omdat de Generaal voor de klas prijkte. We hebben de rapporten al weer ingeleverd en Pien heeft een vracht strafwerk gekregen voor het verloren schaap. Julie heeft ergens kou gevat en loopt met een snuffelneus door het huis. Ik heb haar voorspeld, dat Jog nu ook wel gauw zal gaan afschilferen, want verkoudheid steekt aan. Ze zei, dat ik niet altijd moest doen, alsof ik Jog al jaren ken. En ik ken Jog een jaar langer dan zij. Dat zal ik haar straks vertellen, als ze boven komt, want ik heb er niet direct aan gedacht.
| |
18 April, Zaterdag.
Kit is Donderdag voor een heele week van school gestuurd. Dat lijkt me toch wel naar. Niet dat je niet naar school hoeft natuurlijk, maar om het thuis te moeten zeggen. Kit heeft het twee dagen stilgehouden, maar vanmiddag zei ze, dat ze doodlam werd van dat zwerven door de stad, 't is nog te koud, om in het park te gaan zitten. En nu zal ze 't vanavond maar opbiechten en ze denkt dat haar Vader wel kwaad zal zijn, omdat dit wat nieuws voor hem is. Want Georgien is nog nooit weggestuurd vroeger. 't Begon Donderdag erg gewoon. Pien had een klein
| |
| |
kinderpianotje in haar tasch van haar broertje, met een hamer erbij. Kit zei dadelijk: ‘Wedden, dat ik Zuurtje vanmorgen met muziek inhaal?’
‘Doe 't maar niet,’ zei Pien, ‘want je wordt direct de klas uitgestuurd.’
‘Alsof dat het ergste is,’ zei Kit verachtelijk.
‘Zing jij erbij Joop?’
‘Dank je wel, dan denken ze weer, dat ik aan het opruien ben.’
‘Flauw,’ zei Kit en stak de piano in haar blouse. 't Builde erg uit en de Generaal, die het eerste uur les gaf, keek er zoo kippig naar. Op 't laatst zei ze: ‘Wat heb je toch in je blouse zitten Kitty?’
‘Een zakdoek Juffrouw.’
Ja, daar kon de Generaal niet veel op zeggen en ze bromde maar zoo'n beetje. Maar ze was nog niet om den hoek van de deur verdwenen na 't eerste lesuur, of de piano stond al op de bank. En toen Zuurtje binnenkwam, hamerde Kit, en ze zong er bij nota-bene met een gezicht, alsof ze het tegen Zuurtje zelf had:
‘Lieve Lente schenk uw zegen,
‘Vriendelijk voorjaar, kom, o kom.’
‘Wil je onmiddellijk ophouden Kitty?’ schreeuwde Zuurtje. Ze moest wel schreeuwen, want Kit gilde compleet:
‘Strooi Uw bloemen allerwegen,
‘Breng ons gras en kruid weerom.’
‘Kitty!!!!.’
‘Ja, even wachten,’ wenkte Kit, ‘'t is zoo uit. Tralalala-lalala, tralalala-lalala - trala...’
Maar toen greep Zuurtje Kit bij een mouw, en ze zag er verhit uit.
‘Verlaat de klas onmiddellijk. En je wacht om twaalf uur.’
‘Goed,’ zei Kit. En ze greep de piano onder haar arm en wandelde weg. Misschien, dat het nog bij een reuzepreek gebleven was, als Kit niet boven op de trap was gaan zitten, en vlak bij onze deur gejubeld had:
‘Zeg kwezelken, wildet gij dansen
‘Ik zal er u geven een ei.’
| |
| |
En omdat het zoo klonk door de leege gangen, kwam de Generaal uit II B schieten, en Zuurtje in blinde woede uit ons locaal. En die vonden Kit en de piano en den hamer en alles heel genoegelijk boven op de trap. Zuurtje stikte haast in haar woorden, toen ze de Generaal vertellen wou, wat Kit allemaal gedaan had. En de Generaal stuurde haar toen direct voor een heele week weg. Kit moest nog even wachten op een brief, die de Generaal aan haar vader schreef. Gelukkig, dat ik het kwezelke niet gemaakt heb, anders was ik er misschien ook weer bij geweest. Kit zal den brief nu ook vanavond overgeven, en ik heb haar nog getroost, dat het allemaal door haar muzikalen aanleg gekomen is. Daarop zal Kit het nu gooien. Misschien, dat haar vader het dan nog wel aardig vindt. Ik hoop het voor haar.
| |
19 April.
Kit mag nu 's avonds niet meer uit. Dat is nu al het derde club-eere-lid. Vanmiddag zijn Pop en Pien en ik even naar haar toegegaan, en hun meisje wou ons eerst niet eens inlaten. 't Is zoo'n rood-harige sladood, en ze keek zoo geheimzinnig.
‘Doe niet zoo mal,’ zei ik. ‘Ze is toch thuis?’
‘Ja maar, ze mag niet...’ Maar toen verscheen Kit al boven op de trap. ‘Kom maar hier hoor, ik kan jullie net twintig minuten herbergen. Dan komen Moeder en de Pipa weer thuis. 'k Heb stràf.’
Boven vertelde Kit het relaas. Ze was heel fier met den brief naar haar vader gestapt en ze had gezegd: ‘Pipa, ik ben van school bestuurd, voor een heele week. 't Staat in dezen brief. Maar 't komt door mijn muzikalen aanleg.’
Haar vader was kwaad, omdat de Russen aan 't kelderen zijn, zei Kit, en 't kwam dus niet gelegen. Hij roetste den brief open las hem en is er toen mee naar de Generaal gestevend, die natuurlijk nog eens een extra-boekje van Kit heeft opengedaan. Flauw van zoo'n groot mensch. En nu moet Kit de heele week op haar kamer blijven, ze mag niemand zien, ze moet Duitsch en Rekenen bijwerken waarin ze schandelijk slecht is, en ze mag tot de groote vacantie niet meer 's avonds op straat. Ze hoopt, dat de Russen nu maar weer gauw omhoog gaan, want ze denkt, dat haar vader het dan wel meteen vergeten is. We zaten nog
| |
| |
bij haar, toen haar ouders thuiskwamen, en het werd toen erg penibel, want haar Pipa klom meteen naar boven. Wij verdwenen als muizen door de schuifdeuren, en rolden achter mekaar door een slaapkamer, die op de gang uitkwam. Georgien, die net de trap opklom, schrok, toen ze ons naar beneden zag kruipen. Maar ze begreep het direct en loodste ons door de keuken en door den achtertuin naar buiten. Toen ontdekten we, dat Pop haar taschje vergeten had, maar dat was niet erg, want er zat niets in als twee visitekaartjes van Betty, en een ansicht van Kees, maar daar staat Joop op, dus dat kan geen kwaad. Julie vertelde me gisteravond, dat ze met Jog samen een zomerhoed gekocht heeft.
‘Met je verkouden gezicht?’ vroeg ik.
‘Ja, want als hij me dàn goed staat, dan flatteert hij me zeker, als ik er gewoon uitzie.’
‘Moet je niet zeggen,’ zei ik. ‘'t Staat je nogal, zoo'n beetje vervellerig.’
‘'t Is een schat van een dopje,’ zei Julie. ‘Wit met kleine theeroosjes.’
‘Hoe staat hij Jog?’ vroeg ik.
‘Weet je niets anders te zeggen?’
‘Nee. Waar heb je 't geval?’
‘Op Ma's kamer. Wil je 't zien?’
‘Ja, haal maar hier.’ Ik stond al in mijn nachtpon, toen Julie er mee binnenkwam, heel voorzichtig op haar hand. Ik nam het natuurlijk direct van haar over en duwde er mijn hoofd in.
‘Wees toch voorzichtig,’ gilde Julie. 't Stond me zoo mal, en ik draaide net als Julie voor den toiletspiegel heen en weer.
‘Ik weet zeker,’ zei ik, ‘dat Jog later verliefd op mij wordt. Dat hoor je wel meer van jongere zusters.’
‘Hoe kom je zoo idioot,’ zei Julie.
‘Omdat ik het weet. Je zult het zien. Jog is al veel aardiger tegen mij dan vroeger. En hij kent mij ook langer dan jou.’
‘De onzin,’ zei Julie, en ze rukte me haast den hoed af.
‘Je hoeft er anders niet bang voor te zijn,’ zei ik bemoedigend. ‘Want Jog is heelemaal mijn smaak niet.’
‘Pig,’ zei Julie weer eens voor de verandering, en ze wandelde weg met den hoed vol theerozen.
|
|