| |
| |
| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk I.
Lieve Net,
Ik heb verschrikkelijk lang zitten piekeren, voor ik werkelijk van stapel geloopen ben met dit epistel, want Julie zei, dat je nooit een brief met ik mag beginnen. Julie denkt altijd vreeselijk na over zulke dingen; Kees zegt, dat ze er een gewetenszaak van maakt. Ik vind het mal zie je, maar nu ik 't toch gehoord had van Julie, wou ik ook wel eens voor de verandering comme il faut zijn. En, zoo gek zeg, ik wist hoopen aanheffen, maar ze begonnen allemaal met ik. Enfin, nu weet je toch, dat ik weet, hoe 't hoort. Wat een gezeur, hè? 't Kan jou immers ook niets schelen. Nou, daar gaat-ie-dan-inderdaad! Ik vind ‘inderdaad’ zoo'n prachtig woord, net als: ‘niettegenstaande’; 't vult zoo heerlijk in een opstel. Ik werk er altijd mee, waar ik maar kan, en 't is heusch aan te bevelen.
Jouw laatste brief ligt verkreukt en wel naast me; o zeg, daar is nog een heele roman aan verbonden. Ja, 't spijt me geweldig, maar hij is verloren geweest. Nu net een week terug. Toen ik 't merkte 's avonds, versteende ik gewoonweg, want er stond nogal veel in van jou en Jaap hè? Ik wist zeker, dat ik hem op school had laten liggen, op de bank. Pop Helmer had hem onder geschiedenis gelezen. En hij slingerde daar maar zoo open en bloot alsof het een opstel was - ik zag hem liggen en ik heb er den heelen nacht van gedroomd. Den volgenden morgen tuimelde ik gewoonweg het lokaal binnen, en - Net, hij lag er nog. Juffrouw Soetendal - die hebben we nu voor Duitsch, we noemen haar zuurtje, omdat ze zoo azijnig is - deed net, alsof ze niets gezien had. Maar ik weet zeker, dat ze hem gelezen heeft, want ze keek af en toe zoo ijzig naar me.
't Is op het oogenblik een saaie pan op school, en 't duurt nog drie-en-zestig dagen voor het Kerstvacantie is. Maar weet je wat moppig is? We gaan een club oprichten van de leukste
| |
| |
meisjes uit de klas. Kees zegt, dat het een kinderbeweging wordt. Wat een onzin hè? Als ik nu maar lid mag worden van Pa, ik heb 't nog niet gevraagd. 'k Ben zoo verschrikkelijk op het nippertje overgegaan naar de derde, en daarom zit Pa nog maar aldoor te hameren, inplaats dat hij blij is, dat ik er nog gekomen ben. Ik werk nu met Pop samen, de eene week bij mij, de volgende bij haar. Pop is een knappert, die waaien de lessen maar zoo aan, ze doet er haast niets voor. En ik zit te pompen en te stampen en 't geeft geen zier. Ik schijn geen geheugen te hebben, alleen voor nonsensdingen, zegt Pa. Weet je, als ik soms naar Julie kijk, dan word ik razend. Die is nu achttien geweest en draagt halfzijden kousen, dat weet Pa natuurlijk niet, en onderlijfjes met een lila lint erdoor. En die laat alles maar waaien, nu ze van school af is. 's Middags gaat ze met Ma boodschappen doen, en dan tea-en ze ergens, met de noodige zaligheden erbij natuurlijk, en ik heb net zakgeld voor vijf taartjes, en dan moet ik er ook nog mijn haarlinten van koopen en mijn schoenveters. Pa is zoo wonderlijk in die dingen. Hij moest eens weten, dat Julie een risje valsche krullen op haar achterhoofd speldt. Ik vindt het ook flauw, zie je; stel je voor, dat ze gaan bungelen of wegwaaien, ik zou me geen raad weten bij het tennissen en zeilen. O zeg, ik mag ook niet meer tennissen van Pa, niet eerder dan volgend jaar groote vacantie, en als ik blijf zitten, heelemaal niet meer. En Julie, die kent er haast niets van, en die fietst, nu nog, elken Zaterdagmiddag naar het veld met een racket onder haar arm. Wil je wel gelooven, dat ik Julie niet uit kan staan af en toe? En als ik er aan denk, dat ze zich nog eens verloven zal, dan griezel ik. Want Pops zuster Betty, die was werkelijk leuk, en die is nu een paar weken verloofd, maar Pop zegt, dat er geen huis meer met haar te houden is, zoo stelt ze zich aan. Wat zal Julie dan onuitstaanbaar worden. Inderdaad! Daar hoor ik haar net
thuiskomen; nu vraagt ze me aanstonds of ik haar fiets wil schoonmaken voor een dubbeltje. Maar ik doe 't niet, want het was kliederig op straat. Nu bonjour hoor. Schrijf je me weer gauw? Ook de groeten van Pop. En 'n poot van je
Joop.
P.S. Je vraagt me, of er nog veranderingen op school zijn. Niets hoor. 't Is 't ouwe stelletje, en elken dag hetzelfde. Brrr.
| |
| |
'k Ga mijn aardrijkskunde leeren. We werken nu met blinde kaarten, en als ze me Limburg voorleggen, en ze zeggen, dat het Azië is, dan geloof ik het ook. Dààg.
Lieve Net,
Wat leuk zeg, dat je me zoo gauw hebt teruggeschreven. Ik kon werkelijk niet eerder schrijven hoor. Want ik heb het zoo druk, tegenwoordig. En ik heb je zooveel te vertellen. Je weet 't hè, van die H.B.S.-club van ons. Nou, ik mocht geen lid worden natuurlijk. Kees zegt, dat Pa bang is, dat ik een fuifnummer zal worden. Stel je voor, er is voor mij nogal wat te fuiven. Ik was woest op Pa, en ik zei, dat ik nachten zou willen blokken om toch een goed rapport te krijgen. ‘Ja, en je gezondheid bederven,’ zei Pa. Pop vond het ook lam voor mij, dat snap je. En weet je, nu ben ik toch lid geworden, geheim lid. Eens in de week hebben we een clubavond, dan bij die en dan bij die. Bij mij kan 't niet natuurlijk, maar dan doen we 't bij Pop, en betaal ik de koekjes en zoo. Pop is zoo heerlijk vrij, ze letten nooit op haar; ik geloof, dat ze best een heelen nacht op het dak zou kunnen zitten, en dan zouden ze 't bij haar thuis nog niet merken. Ze heeft ook zoo'n leuke eigen kamer, alles wit met blauw, en ik zit altijd maar met Julie opgescheept. Ik kan niet eens 's avonds een boek in bed lezen, want dan wil zij het licht uithebben, en ik word wel eens midden in den nacht wakker, en dan ligt zij te lezen bij een kaars. Daar heeft ze dan een heelen rommeltoren omheengebouwd van handschoendoozen en weet ik wat al meer. Dat is voor 't licht, zie je, dat Pa het niet merkt.
't Klinkt interessant hè, geheim lid. Maar 't is toch ook wel een beetje angstig. Ze vinden me allemaal een kraan, dat ik het durf buiten Pa om, want ze kennen Pa van gezicht. En je hoeft hem alleen maar aan te zien, om te weten hoe hij is. We hebben nu twee avondjes gehad, een bij Pien Greve en een bij Connie Raland. Het avondje bij Pien was heel leuk, dat viel net in mijn week bij Pop. Bij Connie was 't de volgende week, toen Pop bij mij werken moest. Ik verzon maar, dat ze zoo'n pijn in haar voet had en of ik naar haar toe mocht. Ik zei 't aan tafel, en 't was
| |
| |
zoo griezelig, want Pa keek me zoo recht aan, en Kees hoestte verschrikkelijk hard. Ik een kleur als een boei natuurlijk. Toen vroeg Pa me, welke lessen we den volgenden dag hadden. Ik wist het nog net, aardrijkskunde en Fransch en natuurkunde. ‘Goed,’ zei Pa, ‘als je thuiskomt, dan zal ik eens zien, wat je hebt uitgevoerd zoo'n heelen avond. Ik houd er eigenlijk niet van, dat gewerk van meisjes onder elkaar.’ Ik voelde me steenkoud worden, en gelukkig zei Ma toen, dat Pop zoo vlug was en zoo'n goeien invloed op me had. We hebben er bij Connie om gestikt om dien goeien invloed van Pop. Maar 't is toch wel lam zie je, al dat gedraai. Je hebt er niets aan, want bij Connie heb ik den heelen avond in de badkamer zitten leeren. Af en toe kwam er eens een naar me kijken met een kopje thee of een koekje en dan zeiden ze ‘sterkte’ of ‘hou-je maar taai’, of ‘kom je nu haast?’ We zijn met z'n zevenen en 't is werkelijk een leuke bende. Ik hoorde ze af en toe gieren in de badkamer, want Connies kamer is er vlak bij. Wat word je daar baloorig van. Om negen uur kwamen ze mij met z'n allen halen, en zeulden ze me naar binnen. Ik mocht het lekkerste taartje uitzoeken, en ik kreeg den grootsten kop chocola. En Pop voedde me en Connie stopte mijn voeten in zoo'n zaligen ijsbeerenzak.
Toen kwam ik weer een beetje bij. Om tien uur rende ik naar huis, en zeg, toen ik voor mijn deur stond en al gebeld had, miste ik op eens mijn boeken. Die lagen nog bij Connie in de badkuip. Wil je wel gelooven, dat ik door den stoep heenzonk? Ik zag Pa z'n gezicht al; 't was net, of ik het met opzet gedaan had. Ik vergat opeens alles, wat ik van Afrika geleerd had, en ik keek zoo versuft naar Mina, die me opendeed, dat die het uitschaterde en ‘gompie’ zei. Dat zegt Mina altijd, en ik heb, er al heel wat standjes voor gehad, want ik neem zoo gauw wat over, zegt Pa, altijd het slechte, en dan gilde ik ook oen een haverklap ‘gompie’. 't Is nog eens een weeksche bevlieging og school geweest, want de meisjes vonden 't ook zoo moppig. En Net - je rilt toch met me mee, hoop ik - er was visite! De Boomen waren er met Lotte. Ik had ze kunnen zoenen, alle drie. Pa Boom 't liefst op zijn kale kruintje. Kees zat weer zoo mal naar Lotte Boom te staren, - hij vindt haar knap notabene. Je hebt haar toch verleden jaar ook gezien, hè? Ik vind niets
| |
| |
aan zoo'n pierewietgezicht, en jij? Ze draagt nu d'r haar zoover over de ooren, dat je maar een derde van haar gezicht ziet. Enfin, daar is ze niet minder om. Ik stoof naar binnen zeg, en ik riep al bij de deur ‘dààg!’ ‘Niet zoo luidruchtig,’ zei Pa. ‘Ik zou maar gauw naar bed gaan, 't is al over tien.’ ‘Ja, 't wordt onze tijd,’ zei Ma Boom, en deed, alsof ze al wilde opstaan. Kind, ik bibberde opeens weer, en ik zei maar gauw in 't wilde weg ‘nààcht’, en ik durfde niet eens meer denken aan de zalige schuimpjes, die ik liggen zag. Ik lag in drie minuten in bed, en als je me gezien hadt, ik sliep na een halve seconde. Maar niet heusch!! 't Duurde nog wel drie kwartier, voor ik de Boomen hoorde wegtrekken. Wat had ik een schuimpjes kunnen eten in dien tijd!
Mijn boeken hebben nog een week bij Connie geslingerd, want we vergaten ze allebei. En voor mijn aardrijkskundebeurt heb ik een twee gehad. Nu weet je al weer wat. Ik heb dezen brief in mijn Duitsche thema's liggen, als ik wat hoor, dan ga ik gauw met mijn vertaling door. Zoo iets maakt Julie nerveus, zegt ze. Idioot hè? Leuk, dat je met Jaap fietsen mag. Stel je voor als ik eens zoo iets begon, ik geloof dat Pa me in de boeien sloot. Nu, bonjour hoor.
Joop.
Onze club heet de Jopopinoloukicoclub. 't Heeft wel iets van kli-kla-kloriklontje hè? Maar 't zijn de beginletters van onze namen. We wisten niets anders. Dààg!
Lieve, beste Net,
Ik heb nog wel niets van je gehoord, maar toch grijp ik alweer naar de pen. Zoo schrijft Mina's galant. Ze heeft me eens een brief laten lezen. Toen had zij het afgemaakt, zie je, en schreef hij haar: ‘Hierdoor deel ik u mede, alsdat ik toch weer naar de pen heeft gegrepen.’ 't Was een ontzettend roerende brief, en nu is 't weer aan. Wat heeft zoo'n Mina toch een heerlijk leven hè? Maar wij hebben 't ook jolig op school tegenwoordig. Je moet weten, dat we in de Kerstvacantie een algemeene clubfuif houden. Vind je dat niet schitterend klinken? Pop heeft het bedacht. De vader van Loutje de Poll heeft een jongensinstituut. 't Is zoo'n aardige man, heelemaal niet streng, dat ver- | |
| |
wacht je anders wel, hè? van zoo'n institutenbaas. Nu mogen we in de vacantie een van zijn lokalen hebben, en vragen wie we maar willen. Dan houden we voordrachten en er wordt piano gespeeld, en later dansen we. Ik zit er al heerlijk ‘geheim’ voor te leeren, op school natuurlijk, want anders heb ik geen tijd. 't Loopt nu ook tegen Sint, en ik heb Pop beloofd, dat ik al haar Sintversjes zal maken. Pa is twee weken naar Engeland voor zaken, en die Julie doet nu zoo raar. Ze heeft onder haar hooge hakken nog gummihakken laten zetten, en nu ‘wiebelt’ ze gewoon als ze loopt. Och, 't kan me eigenlijk niets schelen, maar bij alles zegt ze tegen mij: ‘Kind, waar bemoei je je mee?’ En dat klinkt zoo verachtelijk en daar wordt je dan wel eens kriegel van.
Ik ben, nu Pa weg is, natuurlijk heel genoegelijk naar onze clubavondjes gezeild. Ik heb al een paar keer geprobeerd om het Ma te zeggen, maar Ma denkt altijd aan winterhoeden en paradijsvogels en bontstellen, en dan is het zoo moeilijk vertellen, dat je geheim lid bent ergens van. Ma zou misschien zeggen: ‘Maar kind, dat is prachtig,’ en het direct weer vergeten.
Ik weet nog niet, hoe ik met onze fuif aanmoet. Ik denk, dat ik maar gewoon zal zeggen, dat ik voor een partijtje bij Lou de Poll ben gevraagd. Pa vindt Lou nog al degelijk, omdat haar vader een instituut heeft. En als mijn rapport nu niet al te slecht is, dan mag ik wel. Hoe staat het met het jouwe? Ik heb een heel vernuftig smokkelapparaat uitgevonden, en daarmee hoop ik door mijn repetities te rollen. Ik zit zoo akelig alleen op een bank, en nu krijgen we altijd proefwerk links en rechts. Dan moet ik tevoren zeggen wat ik zie. En je zult altijd zien, als je links zegt, dan is het rechtsche gemakkelijk, en zeg je rechts, dan ken je alle vragen van links.
Ik zal je maar niets schrijven van onze voordrachten, want àls je nog komt met Kerstmis, dan is 't een verrassing voor je. Pien Greve, die zoo leuk teekent, maakt de programma's. O zeg, we hebben gisteren op school gestikt. Kitty Francken, die voor me zit, vertelde me onder Fransoh, dat haar broer een kanarie gekocht heeft met een horrelvoet. 't Werkte al dadelijk op mijn lachspieren, en Kit komt er zoo in, dat ze half in haar bank opstaat en me vertelt, hoe het beest loopt. Nu hebben we voor
| |
| |
Fransch een leuk mensch, streng zie je, maar toch aardig. Die ziet Kit van die malle sprongen maken, en ze zegt direct, in 't Fransch natuurlijk, dat Kit voor de klas moet komen om te vertellen, wat ze allemaal te zeggen heeft. Kit snapte 't niet eens, die is nog slechter in Fransch dan ik. Maar ik blies het haar gauw in 't oor en Kit voor de klas! Daar stond ze. 't Is zoo'n leuk type hè, zoo zwart en brutaal. En ze stak maar dadelijk van wal zeg. ‘Mon frère a acheté - un - une canarie’ - met een geweldigen uithaal - ‘qui a un - un - pied de horrèl’ - we gilden allemaal - ‘et il marche - il marche - comme ça.’ En toen hupte Kit op zijn kanariesch vóór de klas heen en weer. Ik dacht, dat Connie een flauwte kreeg. Die kan toch zoo lachen. Mademoiselle meesmuilde. Inderdaad. Maar niettegenstaande kreeg Kit twee thema's te maken. Je ziet, dat ik door mijn stof heenraak, want ik begin met vullingen te werken. En daarom tabbé. Dat zegt Kees altijd. Maar ik weet niet, hoe je het schrijft.
Lieve Net,
Als een groote zondaar, zit ik op een verrukkelijken, vrijen Zaterdagmiddag-met-ijs op mijn koude kamertje te schrijven. Wat 'n akelig begin hè? Bereid je voor op vreeselijke dingen! Ik ben maar blij, dat je toch met Kerstmis niet komen zou, want nu had je vast niet gemogen of is het gemocht, voor straf. Voor mijn straf natuurlijk. Je denkt zeker direct, dat ik een slecht rapport heb. 't Ging nogal voor mijn doen. Onvoldoende voor Fransch, Duitsch en Aardrijkskunde. We kregen het weer net op Sint. Dat vind ik toch zoo'n monsterlijke uitvinding om het ons juist den 5en te geven, alsof er geen andere datums zijn! Je heele Sint-piezelier is weg. Ik heb het natuurlijk pas den 6en thuis laten zien, dat doen de niet-bolleboozen allemaal. Pop schuift het altijd direct zoo onverschillig mogelijk haar vader toe, en die kijkt het haast niet eens in. Ze heeft me nog aangeboden om met me te ruilen, het hinderde voor haar toch niet. Maar 't kon niet, zie je, want onze namen staan zoo vet mogelijk buiten op. Pa hield natuurlijk een lange preek over het rapport, en er kwam ook in voor, dat iemand als ik vooral lid moest wor- | |
| |
den van een club. Dan zou er zeker van werken wel veel terecht komen. En Pa vroeg me, of ik het niet met hem eens was. Akelige vraag! Ik staarde maar naar den grond en zweeg. Den volgenden avond zouden we club bij Noor van Ginkel hebben, en onze eerste repetitie houden. We stelden er ons zoo ontzaggelijk veel van voor. 't Viel net in mijn week bij Pop, dus er was ook niets geen gevaar bij. Ik vond het wel naar, zoo direct boven op Pa zijn preek, maar ik kon er niet van terug. Ik was nogal hoofdrollerig, en ze konden me daarom niet best missen. Na den eten schoot ik dus dadelijk weg naar Noor. Pa had een handelsvriend bij zich, dus die lette niet op me. Ik nam maar geen boeken mee, want dat vond ik onnoodige ballast. Eerst maakten we een massa herrie, want Kit Franken zou haar zangnummer repeteeren. Kit zingt leuk, ze heeft al een paar
jaar zangles, maar ze doet haar mond zoo wijd open; dat moet ze van haar zangjuffrouw. Ze giert er zelf om, en ze zei dadelijk: ‘Toe jongens, ga nu met je rug naar me toezitten, anders lach je je suf.’ Maar toen we allemaal zaten, kon ze heelemaal geen noot uitbrengen, 't was een bende! En Noor, die haar begeleiden zou, speelde maar gauw een wals, en daar hopsten we heen. Maar toen zei Lou, die nogal ernstig is: ‘Laten we dan eerst de tableaux afwerken.’ Ik kan er je nu wel van vertellen, nu je toch niet komt. Er was een tableau van een boef op een bank. Eerst zitten op de bank drie meisjes: Pop, Connie en Noor. En dan staat de boevige man op een afstand. Tweede tableau: de boef op de bank met twee meisjes. Derde tableau: hij breed uit op de bank en nog een meisje op het puntje. En laatste: hij liggend languit op de bank en in de verte, een beetje angstig, de drie meisjes arm in arm. Zoo klinkt het niet bar leuk, maar 't is in werkelijkheid eenig! Ik was de boef. En ik zag er zoo smerig uit in een heel oud pak van Kees, waarmee hij nog wel eens uit visschen gaat, en een grooten pet op en een rooien zakdoek om mijn hals. Ik had zoo'n kort steenen pijpje in mijn mond, dat zat in een van de zakken. Enfin, 't was fraai, zooals Pa zei. Ja, zooals Pa zei! Snap je 't? O, 't was het toppunt van griezeligheid. Ik lag net languit op de bank, de mooie tuinbank van de Van Ginkels, in mijn pak en mijn pet en mijn rooien zakdoek, en ik had net een erg gemeen, boevig gezicht getrokken, toen de deur
| |
| |
openging en in de opening stond..... Pa. Het schitterendste tableau, zei Kees later, die er om gehuild heeft van 't lachen. Ja, maar hij had geen onvoldoende voor Fransch en Duitsch en Aardrijkskunde! Wil je wel gelooven, dat ik verstijfde! Ik ging rechtop zitten, en ik schoof mijn pet naar achteren en ik grijnsde maar zoo'n beetje tegen Pa. ‘Zou jij je misschien weer behoorlijk willen aankleeden?’ vroeg Pa. Ik waggelde overeind. Natuurlijk deed ik het er niet om, want het was heelemaal geen tijd voor dwaasheden. Maar Connie, die in een hoekje bij de piano zat, begon opeens te proesten en toen Pa naar haar keek, zei ze nota-bene: ‘Vindt u Joop zoo niet vreeselijk aardig?’ ‘Ja, heel aardig,’ zei Pa. Maar zijn stem... Connie slikte maar gauw haar lach in. Pop en Noor gingen met me mee om me te helpen verkleeden. Ze zeiden om de drie woorden: ‘Sterkte!’ en ‘Hou je maar taai,’ maar wat gaf mij dat? En toen ik weer in de kamer kwam, vroeg Pa: ‘Moet je je boeken niet meenemen, Josephine?’ ‘Nee,’ zei ik, ‘want ik had ze niet bij me.’ Dat was nog het allerergste. Als een lam heb ik naast Pa meegeloopen naar huis. De rest snap je wel. Hoe Pa er achterkwam? Hij had zijn vriend naar den trein gebracht en toen bedacht dat hij mij wet bij Pop kon weghalen. Toen hij daar kwam was alleen Betty thuis. En die vertelde heel kalm aan Pa, dat het clubavond was bij Noor van Ginkel, en dat ik daar natuurlijk ook heen was. En ze wist alles van mijn ‘geheime’ lidmaatschap. Maar die denkt altijd aan dien mallen Dolf van haar. Enfin, nu ben ik
| |
| |
er gloeiend bij. Ik mag niet meer uit op vrije middagen, enz. - enfin, je kent de straflijst wel. Ik zit nu 's avonds op Pa's werkkamer. En ik mag heelemaal niet naar de clubfuif natuurlijk, zelfs niet geheim. Nu zitten ze wel erg met de rollen, dat is Pop nog aan Pa komen vertellen, net of dat Pa wat interesseerde. En Julie - die is vanavond met Ma naar de Opera en morgen gaat ze weet-ik-waar naar toe. Gelukkig, dat Kees Kwatta's voor me koopt, anders wist ik me geen raad meer. Ik hoor Pa's stem. Ik stop. Prettige Kerstvacantie. Schrijf maar gauw aan het EERE-lid van de Jopopinoloukicoclub, want dat ben ik nu.
Joop.
|
|