De H.B.S. tijd van Joop ter Heul
(1919)–Cissy van Marxveldt– Auteursrecht onbekend
[pagina 73]
| |
27 Januari.Julie maakt me dol met het studentenbal. Elken avond valt ze me er weer over aan. Gisteravond heb ik tegen haar gezegd: ‘Ik hoop maar, dat je er een student opduikelt, dan kun je die vervelen met je kousen en je schoenen en je corset.’ ‘Ik begrijp werkelijk niet,’ zei Julie, ‘waarom jij je altijd zoo ontzettend vulgair moet uitdrukken. Wat is dat nu weer: Een student opduikelen.’‘Ik heb altijd gedacht, dat het een crème zou zijn....’ ging ik rustig door. ‘Een crime,’ verbeterde Julie notabene. ‘Een crème, als jij eens met een man aan je arm zou loopen, maar nu begint het me wel aan te lokken. Als hij maar tennissen kan.’ ‘Net alsof hij met jou zou gaan tennissen.’ ‘Pu, dat zou ik niet eens willen. Maar als hij 't niet kan, zal 't wel heelemaal een uil zijn.’ Julie kreeg weer die starende uitdrukking in haar oogen, alsof ze hem door de muren van de kamer heen in | |
[pagina 74]
| |
zijn gezicht probeerde te zien, en dan is er heelemaal niets meer met haar te beginnen. Lotte heb ik Zondagmiddag nog gezien. H. de Wilde hing in een hoek van vijf en veertig graden om haar een arm te kunnen geven, want hij is erg lang. Hoekige menschen zijn altijd lang. Toen Lotte me zag aankomen, kreeg ze een kleur, en ik gooide mijn beenen zoo kordaat mogelijk naar rechts en naar links en wandelde recht op hen aan. Pal voor hen bleef ik staan. ‘Bonjour,’ zei ik. ‘Dag meneer de Wilde.’ ‘We zijn erg gepresseerd Jo,’ zei Lotte. ‘Zoo,’ zei ik. ‘Ik eigenlijk ook. Dat treft goed. Hoe gaat het met je? Waarom kom je 's avonds nooit meer? Vroeger lag je haast elken dag bij ons over huis.’ Lotte zag een beetje lila. ‘Ik heb nu zooveel tijd niet meer.’ ‘Kunt u zeilen, meneer de Wilde?’ vroeg ik. ‘Nee, zeilen daar doe ik niet aan,’ zei de spriet. ‘Da's prettig voor jou Lotte. Want je was altijd bang op 't water.’ ‘Kom Her,’ zei Lotte. ‘We moeten nog een visite maken. Dag Jopie.’ ‘Ik dacht, dat je Rob zoo'n mooie naam vond,’ zei ik ijzig, terwijl ik onwrikbaar staan bleef. ‘Kind, wat zeur je toch,’ zei Lotte en haar oogharen vlogen omhoog. ‘O, daar komt Pop aan,’ jubelde ik opeens. ‘Vin-je Pop niet knap? Kees zegt ook, dat ze zoo mooi is. Dag Pop, dat is Lotte's verloofde.’ Pop, zoo'n beetje onverschillig, zooals ze altijd is, knikte nogal familiair, en ze zei meteen: ‘Zeg, weet je wie bij ons thuis is? Smidt. En weet je waar hij het over had? Over jouw verderfelijke invloed, Joop.’ ‘O, wat leuk,’ zei ik. ‘Nu zal hij ook nog wel naar ons koersen. Dat is van gister natuurlijk.’ ‘Ja. En vader wist heelemaal niet wie Joop was. Hij zei: ‘Joop?’ ‘Josephine ter Heul,’ zei Smidt. | |
[pagina 75]
| |
‘O, Lies,’ zei Pa. ‘Dat is een aardige meid.’ Ik zat er bij te brullen zeg. We stonden nu allebei voor Lotte en H. de Wilde, en ik dacht, als de heele club nu op de proppen kwam, zouden we ze kunnen omsingelen. ‘Smidt is een kennis van Dolf,’ vertelde Pop aan Lotte, die op spelden stond. ‘Heb je pijn aan je voet?’ vroeg ik belangstellend. ‘Zijn je schoenen te klein? Julie koopt altijd twee maten kleiner, dan ze werkelijk heeft, en dan pronkt ze met no. 36. Doe jij dat ook?’ ‘Nee,’ zei Lotte. ‘Kom Her, we moeten nu werkelijk gaan.’ ‘Gaan jullie ook naar het Studentenbal?’ vroeg ik. ‘Ja? Wat leuk. Wat heb jij aan Lotte?’ ‘O gewoon, wit.’ ‘Doe je ook een broche op?’ ‘Je sprak daar over Smidt,’ zei H. de Wilde tegen mij. ‘Is hij doctor in de wis- en natuurkunde?’ ‘Ja, En hij heeft zwart haar met een blonde snor. Interessant, niet Pop?’ ‘Noù,’ zei Pop met klem. ‘Ja. Smidt die ken ik ook. Lotte, dat is een van de lui waarmee ik een voetreis door Duitschland gemaakt heb. Weet je wel die aardige kiek, waar hij op een muilezel zit?’ ‘Nu vraag ik hem morgen direct of hij paardrijden kan,’ zei ik. ‘Onthoud je het met me Pop?’ Lotte ging geweldig tegen de Wilde Her aanleunen. ‘Word je moe kindje van 't staan?’ zei hij, en ik was een oogenblik doodsbenauwd, dat hij haar midden op straat een zoen zou geven. ‘Kom, dan moeten we nu werkelijk gaan.’ En hij nam zijn hoed af ten teeken van een finaal afscheid. Toen nam ik Pop onder den arm en we zeilden weg. Lotte had alleen maar even met dichte oogen geknikt. Toen ik thuis kwam, hoorde ik, dat ze een visite gemaakt hadden. Kees was aan tafel stiller dan anders. Over Smidt geen kik, en ik heb er ook maar niet naar gevraagd. | |
[pagina 76]
| |
Woensdag 28 Januari.Juffrouw Wijers kan toch leuk les geven. Ze interesseert zich overal zoo verschrikkelijk voor en uit pure, - ja, uit pure wat? - ga ik me er ook voor interesseeren. Zelfs Duitsche grammaire, die ik altijd verfoeielijk gevonden heb, behandelt ze fideel. Vroeger leerde ik alle regels van buiten, dan kon ik ze in zoo'n dreun afzagen, maar door elkaar heen, ho maar, dan kende ik er niets van. Nu weet ik warempel al, dat het meervoud van Ei - Eier is, en dan behoef ik niet eens af te loopen met: Dach, Dorf, Ei, Fass, Fach, Feld. Hoezee! Juffrouw Wijers heeft me gevraagd of ik eens een avondje bij haar kom en we hebben afgesproken op volgenden Woensdag. Dan komt ze 's middags om me te helpen vossen en ben ik 's avonds vrij. Natuurlijk zal Pa het wel goed vinden, ik denk zelfs, dat hij eraan gnuiven zal. 't Is zoo braaf en zoo heelemaal niets voor het eerelid van de Jopopinoloukico-club. Als ik mijn pols erg intrek kan ik het woord in éen adem schrijven. Het studentenbal is vervroegd; dat is nu Zaterdagavond. Ma en Julie zijn voortdurend zoek. Ik denk, dat ze aldoor in de Bonnetterie rondzwerven. En voor het geld, dat ze vertaxen, zou ik pyramiden van taartjes kunnen eten. Dat maakt me nog wel eens baloorig, maar anders benijd ik Julie niets. Gompie nee. | |
Vrijdag 30 Januari.Ik heb juffrouw Wijers gevraagd, of zij wel eens naar een bal is geweest. ‘Eén keer,’ zei ze, ‘toen ik dertien jaar was. 't Was maar een kinderbal.’ ‘O maar die kunnen wat griezelig zijn,’ zei ik. ‘Toen ik acht jaar was heb ik al hopsen geleerd en toen vond ik het al naar om zoo opgeprikt met een opgeprikt joggie rond te springen.’ | |
[pagina 77]
| |
‘Hou je dan niet van dansen?’ ‘Ja dol! Maar dan liefst zoo gewoon in je school-blouse en in 't gym-lokaal. Houdt u ervan?’ ‘Ik hield ervan. Vreemd hé, dat ik zooveel van dansen hield. En ik weet nog best, hoe ik verlangde naar mijn eerste echte bal. Ik had zoo'n rechte rose jurk ervoor gekregen met een paar strookjes onderom, en die jurk vond ik een wonder natuurlijk.’ - Julie zegt: Une rève. ‘En hoe vondt u 't bal zelf?’ ‘O, dat viel tegen. Ik had al heel veel nachten gedroomd, dat ik door een zaal zwierde en dan had ik aldoor maar die paar strookjes onderom gezien, hoe die meedansten. Die vond ik werkelijk het toppunt van elegance.’ ‘Wat grappig,’ zei ik. Ik zei 't eigenlijk, omdat ik me juffrouw Wijers, zooals ze nu is, voorstelde in een korte rose jurk met strookjes. En omdat ik weer zoo'n ongelukkige proestbui voelde aankomen, zei ik maar gauw: ‘Wat zult u een opgang hebben gemaakt.’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Dat was het juist. Niemand nam notitie van mij en mijn strookjes, en ik zat den heelen avond in een hoekje als een heel bescheiden rose muurbloempje.’ ‘Wat zal dat lam geweest zijn,’ zei ik. ‘En dat is nu mijn eenige balherinnering,’ zuchtte juffrouw Wijers. Maar ze lachte erbij. Wat is ze toch vroolijk. Stel je voor, dat Julie eens een crèpe-de-chine muurbloem werd. Mijn leed zou na jaren nog niet te overzien zijn. Nee, al zou ik ze moeten werven, ik hoop, dat ze met risjes studenten gaat dansen. Ik heb er vandaag naar geïnformeerd, of ze haar balboekje al vol had. Toen zei ze heel verachtelijk: ‘'t Is geen kinderpartij.’ De japon is al thuis. Ik kan er niets moois aan vinden. De rok is zoo mal gerimpeld van boven, net een rok om een voordracht mee te doen. Maar Ma zei, dat het ‘onnavolgbaar chic’ is. En dan moet ik zwijgen. | |
[pagina 78]
| |
1 Februari.De dag na het bal. Julie ligt nog in bed natuurlijk. Ik heb Mina zoo pas naar boven zien gaan met een kopje thee en een paar van die zalige knip-knap beschuitjes. 't Lijkt wel of Julie van porcelein is. Want al zit Jopie tot éen uur in den nacht te blokken, dan is 't voor haar toch den volgenden dag om zeven uur reveille. En 't is gemakkelijker om tot vier uur te dansen, dan tot éen uur te vossen. O zoo. Enfin, misschien komt mijn tijd ook nog eens, dat ik rondhuppel tot ik met een nachtritatax naar huis moet. 'k Ben nu al van plan om dan den volgenden morgen chocola te verlangen in plaats van thee. Wat was het gisterenavond een bende voor ze eindelijk wegwaren, Ma en Julie. Ik zat op mijn bed naar Julie te kijken, terwijl Mina alle mogelijke nonsens opruimde, die Julie kwistig om zich heen verspreidde en de kapper haar onder de tang had. Wat lijkt me dat naar zoo'n paar friemelende mannehanden aan je hoofd. Van af mijn bed gaf ik eenige goeie wenken. Tegen den kapper zei ik: ‘U moet niet zooveel van die golven maken. Het lijkt de zee wel. En 't staat zoo onnatuurlijk.’ ‘Zeker dame,’ zei de kapper, en hij stak den kam in zijn kuif. ‘Hou jij je nu asjeblieft stil Jo,’ zei Julie. ‘Moet je geen lessen leeren?’ ‘Nee dank je. Juffrouw Wijers is vanmiddag al geweest gelukkig. Ik vind 't veel te leuk om te zien hoe jij opgefrunnikt wordt.’ Ik zag best, dat Julie stampvoette. ‘U moet uw hoofd vooral stilhouden dame, anders wil de coiffure wel eens.... ja juist zoo. Blijft u zoo zitten.’ ‘Wat wil de coiffure anders wel?’ vroeg ik belangstellend. ‘'n Beetje scheef trekken dame.’ ‘Zoo, da's angstig,’ zei ik. ‘Doet u dien knoedel er ook op?’ en ik wees met mijn voet naar de krullen op de toilettafel. | |
[pagina 79]
| |
‘Nee dame, ik maak nu de allermodernste coiffure. Die is heel eenvoudig; glad naar achteren gekamd zooals u ziet met een klein weinig frisuur.’ ‘En doet u dat maar zoo uit uw hoofd?’ vroeg ik. ‘Jo, be quiet,’ zei Julie woest. ‘Zei u wat dame?’ vroeg de kapper en hij boog zich liefderijk naar Julie over. ‘Ik zei iets tegen mijn zuster.’ ‘O pardon,’ prevelde de kapper. ‘Uit uw hoofd?’ herhaalde ik. ‘Ja dame, maar ik heb er een degelijke studie van gemaakt. Zoo bestudeer ik ook altijd de profiels van de dames om te zien, welke coiffure er het best bij past.’ ‘En wat heeft mijn zuster voor een profiel?’ vroeg ik verder. Ik begon er beslist pleizier in te krijgen, temeer omdat Julie erg gevoelig is voor haar neus, die wipt. ‘Een klassiek profiel dame.’ ‘Zoo. En Mina? Mina, laat je eens van opzij zien?’ Maar toen kwam Ma binnen en voelde ik me direct lucht worden. Zoo kan Ma langs, over en door iemand heen kijken. Ten overvloede zei Julie nog: ‘Och Ma, zegt u toch tegen Jo, dat ze weggaat. Ze maakt me zoo nerveus, en dan zie ik er zoo geéchauffeerd uit. Natuurlijk ben ik toen uit mezelf gegaan, en ik zette een gezicht, of 't me niets schelen kon. Ik nam me ook stellig voor, om uit wraak door te slapen als Julie zou thuiskomen, want als ze na een partij wat te vertellen heeft, dan is Joop daar op elk onwijs uur van den nacht goed genoeg voor. En dit was een studentenbal!!! met drie uitroepteekens. We hebben, toen de tax met Ma en Julie en de allermodernste coiffure en het klassieke profiel weggesnord was, op Pa's kamer theegedronken; Pa, Kees en ik. En ik heb ze geschonken. Ik heb drie schoteljes bekliederd, omdat ik Pa's kopje extra verzorgen wou. Ik was werkelijk blij, dat Kees erbij zat, want Pa kan | |
[pagina 80]
| |
je soms zulke nare vragen doen, die me zoo'n kriebeligheid geven in mijn maag. Soms denk ik wel eens, dat ik geen telg ben van Pa en Ma, dat ik maar zoo een vondeling ben geweest, wat ze me uit kieschheid nog niet verteld hebben. Hoewel er tusschen Pa en mij toch wel eens iets geheims bestaat, wat er, dunkt me tusschen een Pa en een vondeling niet zou zijn. 't Komt alleen heel weinig voor, dat ik, opkijkend, Pa's oogen zie, die me aankijken, zoo, dat ik meteen een prop in mijn keel voel schieten. Dagen daarna denk ik nog, dat ik het me verbeeld heb. Want dan kijkt Pa weer alleen in zijn krant o£ hij staart naar een punt in het luchtledige, zoo noemt Smidt het. Ik heb zitten lezen, zalig! En Pa en Kees hebben gekout over Virgilius of zoo'n andere ouwe heer. 't Was werkelijk een genoegelijke avond en ik ging tevreden naar bed. Maar midden in den nacht werd ik wakker door een geweldig geblaas voor onze deur. Ik schrok me suf, want ik had net gedroomd, dat de Generaal in een groote boezelaar met morsmouwen boven op het hoofd van Smidt stond, en zich alleen met haar rechter groote teen op zijn kruin staande hield. Ze balanceerde heel bevallig met haar armen, maar je kon wel aan haar gezicht zien, dat het lastig was om 't evenwicht te houden, want ze pufte van inspanning. En door dat gepuf werd ik wakker. Ik zat net rechtop in bed toen de deur openging en Julie binnenruischte. 't Was alleen maar de tax geweest. Knip, dadelijk een zee van licht; voor Jopie's nachtrust wordt nooit - hoe zegt Julie het ook - O ja - consideratie gebruikt. ‘Ben je wakker Joop,’ kweelde Julie. ‘Dat zie je,’ bromde ik. Julie liet haar avondmantel zakken met een beweging, die ze voor den spiegel heeft ingestudeerd. Dat weet ik! En zoo achteloos mogelijk - want dat is Engelsch - gooide ze hem op een stoel. ‘Als je 't ding niet weghangt,’ zei ik, ‘ga ik er morgen | |
[pagina 81]
| |
op zitten, of ik droog er mijn gezicht mee af.’ ‘Hè Joóoóp,’ zei Julie. Toen wist ik al lang, dat ze haar balboekje stikkensvol had met hoopen extra's en misschien een verloofde tot slot. Ik gaapte eens heel genoeglijk en lang. ‘Joop,’ zei Julie, ‘hoe vind je, dat ik er uitzie?’ En ze draaide zich voor den spiegel heen en weer en frommelde nog wat aan haar frisuur, hm! Nou, ze zag er heel geschikt uit; ik denk wel, dat die malle studenten haar om te gappen hebben gevonden. Maar dat zei ik niet. Ik had liever mijn tong afgebeten. ‘Vaatdoekachtig,’ zei ik. ‘Nee heusch Jopie, wees eens eerlijk.’ ‘'k Ben altijd eerlijk.’ ‘Hoe vin je me de japon staan, Joost? Je hebt me niet gezien hè, toen ik wegging.’ ‘Nee, omdat ik je nerveus maakte, en dan zie je er zoo geéchauffeerd uit.’ ‘Wat ben je toch een plaag Joop.’ ‘Zeg nu maar gauw,’ zei ik, ‘wat je op je hart hebt, want ik heb slaap.’ ‘Weet je met wien ik zes keer gedanst heb? En drie extra's. Raad eens?’ ‘Met H. de Wilde.’ ‘Doe niet zoo raar Joop.’ ‘Met Dolf van Betty.’ ‘Denk je, dat ik de verloofde van anderen noodig heb?’ ‘Ja,’ zei ik. ‘Hè, wat ben je flauw.’ ‘Nu, zeg het dan ook. Ik heb mijn hersens niet bij de hand om vier uur in den nacht.’ Toen plukte Julie aan haar armband, ze stak haar voet vooruit en keek eens heel lang naar de punt; en ik draaide me om en ik zei: ‘Welterusten, 'k ga weer slapen.’ ‘Jopie,’ zei Julie, ‘zal ik je zeggen met wie?’ ‘'t Kan me al niet meer schelen.’ | |
[pagina 82]
| |
‘Maar je kent hem heel goed.’ ‘Ik raad niet meer.’ ‘Met Dr. Smidt.’ ‘Hang hem!’ Dat is woordelijk uit het Engelsch vertaald. ‘Hè Joòoòp,’ zong Julie weer. ‘Wat zei de engel?’ ‘O, we hebben zoo interessant gepraat. 't Is een bijzonder aangenaam mensch.’ ‘Ja bijzonder. Had hij 't nog over de Maagdeburger halve bollen? Daar is hij sterk in.’ Julie lachte. ‘Hij is wat flatteus,’ zei ze. ‘Jakkes’, zei ik. ‘En hij heeft me gevraagd of hij eens een visite mag komen brengen.’ ‘Ik zou me maar uitkleeden,’ zei ik, ‘want anders vat je nog kou. En als Smidt dan komt heb je een rooie neus. En dan wipt hij nog erger dan anders.’ ‘Die Joop,’ zei Julie. ‘Weet hij, dat jij mijn zuster bent?’ ‘Ja, dat heb ik hem gezegd. En hij zei, dat jij zoo vroolijk bent. Alleen een beetje speelsch.’ ‘Dat zal ik onthouden,’ zei ik. En ik wou nog iets zeggen van Smidt z'n gestaar naar Pop, maar ik dacht dat dat zoo midden in den nacht toch wel een beetje stortbadderig voor Julie was. Daarom hield ik me in. En ik zei alleen nog: ‘Is Lotte ook in zwijm gevallen?’ ‘Welnee, ze was wat vroolijk. Zij heeft me in kennis gebracht met Dr. Smidt.’ ‘Als je nog eens Dr. zegt, blijft er niets van over,’ bromde ik, want dat maakte me kwaad. En toen ben ik - o, daar is Mina met een kop chocolade voor me. Ik schei er meteen uit, want er is niets nieuws meer. Julie slaapt nog. | |
3 Februari.Morgenavond is het club bij Kit. Eerst zou het | |
[pagina 83]
| |
Donderdag zijn. Maar vanmorgen vertelde ik aan de jongens, dat ik morgenavond naar juffrouw Wijers ga. Natuurlijk zeiden ze: ‘Kind wat braàaàf.’ Juist omdat ik het ook wel een beetje zoo vond, had ik er maar niet eerder van gesproken. 't Laatste uur hadden we les van juffrouw Rurop, die erg verlegen en zenuwachtig is, en die we daarom nogal pittiën. Ze vindt het zelf veel lammer om ons les te geven, dan wij om het van haar te krijgen, en ze doet zich niet kerelachtiger voor dan ze is. Ik zat te zwoegen over een gedichtje op Smidt om daar Julie mee te ergeren, want Julie is de laatste twee dagen al weer niet te genieten. Vanmorgen heeft ze mijn steenen hond gebroken. 't Was een spaarpot, die ik een jaar of vijf geleden eens van Mina had gekregen. 'k Had er wel nooit geld in, maar om Mina te pleizieren zette ik het beest altijd nog al wat in 't oog. Toen Julie het stukgegooid had, zei ze: ‘Ba, die prullen van jou ook altijd.’ Maar ik zei: ‘Ik heb geen poeierdoosjes en fleschjes met stiften en weet ik wat voor rommel meer op mijn toilettafel staan.’ ‘Dat heeft elk beschaafd jong meisje,’ zei Julie. ‘Ja, zulke lange lijzen als Lotte en jij,’ bromde ik nog. Enfin, ik was net na veel tobben met mijn gedicht, op de wijs van het turnlied, gekomen tot: Smidt met dt is een wondere baas
Hij houdt nogal vaak een vervelend relaas
Over de traagheid en zwaartekracht
En dan kijkt hij als éen die van hitte (liefde) versmacht.
Hij heeft zwarte haren en een blonde snor
En al is hij ook doctor hij is toch een lor -
toen er een prop op mijn bank viel van Kit. Er stond op: ‘Joost ik heb een plan. We verzetten den clubavond op morgen. Dan heb jij vrij spel, omdat je zoogenaamd naar die, hoe heet ze ook, gaat. Da's toch niets voor jou. We zullen een reuzepret hebben. Ik wil desnoods den heelen avond Kentucky Home voor | |
[pagina 84]
| |
je zingen en Georgien ook. We rekenen dus op je! Ik schrijf uit naam van de heele Jopopinoloukicoclub. Kit.’ Ik schreef eronder: ‘Dan moet ik weer zoo geweldig aan 't jokken slaan en ik loop er altijd in met mijn gedraai.’ En dat keilde ik weer bij Kit neer. Kit draaide zich even naar me om, trok haar wenkbrouwen en haar neus heel verachtelijk in de hoogte en ging weer zitten kladderen. Ik rolde Smidt maar op, want ik wist wel, dat daar niets meer van komen zou. Toen kreeg ik weer op mijn bank gesmeten: ‘Ben jij een waardig eere-lid? Neen, neen, driewerf neen! Je weet niet half hoe we je altijd hebben gemist. Je moet komen, dat ben je aan de eer van de club verplicht. Over 't gedraai spreken we elkaar na school wel. Omgaand antwoord. Kit.’ Toen dacht ik maar niet langer na, en ik zette er onder: ‘Goed.’ Kit klapte opeens in haar handen. ‘Bravo!’ riep ze. ‘Kitty, wat is dat, wat is dat?’ zei Juffrouw Rurop angstig. ‘Ik applaudiseer - gewoon,’ zei Kit. ‘Maar dat moet je niet doen niewaar, niewaar?’ Juffrouw Rurop zegt altijd niewaar. We hebben 't eens opgeteld; toen hadden we in één uur honderd drie en tachtig keer. Pien had zelfs honderd zes en negentig.’ ‘Ook goed,’ zei Kit gemoedelijk. En ze scheurde heel ernstig een stuk vloei in vijven, en schreef er wat op. Die vlogen toen naar Pop en Noor en Pien en Lou en Con. Die me direct allemaal gingen zitten toe-knikken en toelachen gelijk Chineezen. Uit school begroetten ze me als iemand, die doodgewaand is geweest. Loutje was de eenige die zei: ‘Als Joop er maar geen gezeur mee krijgt.’ ‘Welnee,’ zei Pop. Natuurlijk niet. Daar zorgen wij wel voor. ‘Nogal logisch,’ zei Kit met een gezicht van een veldheer. | |
[pagina 85]
| |
En dus ga ik morgenavond clubben in plaats van naar juffrouw Wijers. Stil wegblijven doe ik niet. Dat vond Noor het beste. Maar dat doe ik vast niet. Ik moet er iets anders op uitvinden. En 't draait natuurlijk op draaien uit. Wat is dat een gekke zin. Maar ik moet toch ook toonen, dat ik een eere-lid ben en dat ik voor de club iets over heb. Desnoods mijn reputatie - daar schermt Julie altijd mee, hoewel in een andere beteekenis geloof ik. Pop zei, dat alle beroemde vrouwen van vroeger altijd gevaren hadden getrotseerd. Dat zei ze zeker om me te verkwikken. Maar ze wist me geen een vrouw te noemen, toen ik er op door vroeg. | |
Woensdagavond 7 uur.Nog gauw even een krabbeltje. Vanmiddag is juffrouw Wijers geweest te pompen. Ik had net drie en vijftig keer willen zeggen: ‘Ik kan vanavond niet komen, omdat ik naar club ga,’ wat toch zoo heel gewoon en onschuldig geweest was en ook bijna, heelemaal waar, toen Pa, die op reis was geweest, binnen kwam treden en zich bij ons neerzette. Ik hoopte aldoor nog, dat Pa voor 't eind weg zou gaan, maar tevreden en wel bleef hij er bij zitten tot het bittere slot. En hij scheen zoo verrukt te zijn over juffrouw Wijers pomp-systeem, dat hij opstond om haar zelf uit te laten. 't Gaf niets of ik haar mantel en hoed en tasch al aansjouwde en zei: ‘Blijft u toch binnen Pa,’ en juffrouw Wijers letterlijk de kamer uitduwde, Pa volgde ons op de hielen. 't Laatste rampzalige middel, wat me nog te binnen schoot, was, om haar een eindje weg te brengen, maar toen ging de eetkamerdeur open en zag ik de tafel al gedekt en Kees, die fluitend de trap af kwam. Een geluk tenminste, dat Kees weer fluiten kan. ‘Tot vanavond Joop,’ zei juffrouw Wijers. Pas op, denkt u om de stoep,’ zei ik, want ik had voor geen geld van de wereld ‘ja’ gezegd. Brr, wat is alles naar, en 't gekste is, dat ik toch verlang naar | |
[pagina 86]
| |
den clubavond, om eens weer echt onder elkaar te zijn. O, daar komt Julie aan. 't Schrift weg en ik aan 't zingen van: ‘Smidt met dt is een wondere baas.’ | |
Elf uur.O alle goede groote gompies van de wereld! Als ik een ouwe dame was met een kanten plakje op haar kruin, zooals Oma heeft, dan zou ik mijn hoofd schudden en mijn handen in elkaar slaan en zeggen; ‘Wat 'n avond, wat 'n avond!’ Een geluk, dat Julie naar Lotte is. Alweer een partijtje. Maar dat kan me niet schelen. Ik heb het gevoel van trein-drama-heldinnen doorleefd, en dat is meer. Even geregeld vertellen. Om acht uur luidde ik bij Kit en ik werd met krijgsgehuil binnengehaald. De heele club was er al ter eere van den heugelijken avond, zooals Kit zei. Pop ook, die anders altijd te laat komt. Ze is zelfs te laat gekomen, toen ze examen moest doen - o, laat ik asjeblieft niet afdwalen. Omstuwd door de leden van de Jopopinoloukicoclub, betrad ik de clubkamer, zooals Lou het heel boekig noemde. Daar zat Georgien al voor de piano en zong me tegen: ‘The sun shines bright on my old Kentucky Home.’ 't Was wel plechtig bedacht en we hoorde het allemaal staande aan. Ma heeft eens gezegd, dat Georgien zingt comme une ange, dat vond ze zeker deftiger dan zoo'n doodgewone engel. Maar ik kan me best voorstellen, dat de menschen, als ze later concerten geeft de paarden voor haar rijtuig zullen wegspannen, en haar zelf in triomf naar huis trekken. Wanneer ze tenminste per rijtuig naar de concertzaal gaat. Georgien is nogal looperig uitgevallen. Toen 't uit was zei Kit: ‘Ziezoo nu kun je wel weggaan. De rest zal ik wel voor Joop galmen.’ ‘Dag schattebouten,’ zei Georgien en ze maakte eene heele diepe reverence bij de deur. Kijk, met zoo'n zuster zou ik het best kunnen opschieten. Kit zegt ook, dat ze een fideele kerel is. | |
[pagina 87]
| |
‘We moesten eigenlijk een clublied hebben,’ zei Lou. ‘Wat zou dat aardig zijn. Joop kan 't best in elkaar slaan.’ ‘En dan zet Georgien het op muziek,’ zei Kit. ‘En we zingen het op elken clubavond voor we weg gaan,’ zei Noor. ‘Staande,’ proestte Con, die dat al weer om te lachen vond. Pop zei bemoedigend: ‘'t Is je best toevertrouwd Joop, die Sinterklaasversjes van mij vonden ze wat leuk.’ Ik voelde me wel een klein beetje vereerd met de opdracht. Pien beloofde dadelijk om het over te schrijven met een leuke kantteekening erom heen. Dat was dat? ‘Hoe heb je nu met juffrouw Wijers gedaan?’ vroeg Lou opeens. ‘O hemeltje,’ zei ik, ‘die moet ik nog een briefje schrijven. Ik had geen gelegenheid om 't haar te zeggen. Kit heb jij post?’ Kit had alleen papier met Kit Franken in den hoek, dus dat ging niet. Toen scheurde Pop een bladzij uit een schrift. 't Was een cahier van Georgien, maar Kit zei, dat dat niet hinderde, en ik zette me ervoor. Ik dacht, dat ik pas rustig zou zijn, wanneer ik dat briefje geschreven had, want heelemaal haaks was 't niet met me. Noor dicteerde me, want brievenschrijven kan ik niet, alleen aan Net, en Noor correspondeert nog al eens met ooms en tantes. Dat doen eenige kinderen altijd, geloof ik. ‘Beste juffrouw Wijers. Kun je dat zeggen? Ben je wel zoo intiem met haar? Goed, vooruit dan. Tot mijn groote spijt kan ik vanavond niet bij u komen, want ik heb na uw vertrek vanmiddag zoo'n vreeselijke hoofdpijn gekregen, dat ik niet uit kan gaan.’ ‘Jakkes, wat gemeen,’ zei ik. ‘Vooruit nu maar,’ drong Connie. ‘Dat ik niet uit kan gaan.’ herhaalde Noor. ‘Een volgend keer gaarne van uw vriendelijke uitnoodiging | |
[pagina 88]
| |
gebruik makend, na vriendelijke groeten uw toegene-gene Joop ter Heul.’ ‘'t Is wel hoogdravend,’ zei Pop. ‘Maar 't zal wel goed zijn.’ ‘Alleen dat toegenegen bevalt me niet,’ zei Pien. ‘Och, daar is 't mensch nog verguld mee,’ zei Kit en schonk de thee in. ‘Dat hoef je warempel niet te denken,’ zei ik en ik geloof, dat ik een kleur kreeg. ‘Zoo is ze heelemaal niet. Ze is juist nogal fier.’ ‘Ze zag er anders niet naar uit.’ ‘Nee, maar jullie kent haar niet.’ ‘Kom Joop,’ zei Pop, ‘lik dat ding nu dicht, dan kan 't weggebracht worden.’ Kit belde Geesje en droeg haar op: ‘Gewoon in de bus gooien hoor en dan aanbellen.’ ‘En hard wegloopen?’ vroeg Geesje. ‘Ja, loop maar hard weg,’ lachte ik kiespijnachtig. ‘Nu mag je haar morgenavond wel van huis halen, dan heeft ze gelegenheid om je te vragen hoe 't met je is,’ ried Noor me aan. ‘Wat een lam gezanik toch,’ zei ik, opeens weer verbolgen. ‘Kom,’ zei Lou, laten wij er nu een leuken avond van maken. Die nabetrachtingen geven toch niets.’ Lou kan soms heel deftig uit den hoek komen, zeker omdat haar vader een instituut heeft. Doch 't lukte me niet. Ik wou wel dol doen, maar 't was net of ik heelemaal aan touwtjes zat. Als ik weer even wou uitslaan, dan werd er aan de touwtjes getrokken en voelde ik me als verlamd. Dat is iets voor Julie om te zeggen, maar ik kan niet helpen, dat ik me zoo voelde. En vroeger ben ik toch nooit zoo'n pietlut geweest. Toen zei Connie nog tot overmaat van ramp: ‘'t Is weer net zoo geheimzinnig als bij die repetities voor Kerstmis. Weet je wel Joop, toen je Pa binnenkwam?’ En ik keek aldoor maar op de klok. Die groote wijzer vloog letterlijk vooruit. Pop en | |
[pagina 89]
| |
Pien deden een voordracht samen. Vroeger zouden Pop en ik zoo iets gedaan hebben, want wij zijn vriendinnen geweest vanaf ons derde jaar. 't Hinderde me, en ik dacht opeens: ‘Ziezoo nu zet ik alles van me af, en ik doe mee.’ En na de voordracht ging ik aan de piano en ik zong de Engelsche dingen, waarmee Julie van kostschool gekomen is: ‘She is a lassie from Lancashire’. Toen zei Pop: ‘Kom Joop, zing nog eens van Daddy.’ Moedig begon ik: ‘Take my head on your shoulder Daddy
Turn your face to the West....’
en toen voelde ik 't al aankomen. Er kwam een tinteling in mijn oogen en mijn onderlip bobbelde uit. ‘Jongens, 't gaat niet,’ zei ik. ‘'t Gaat heusch niet.’ De pianokruk piepte. Ik vloog er met een vaartje af. ‘Ik lijk wel mal,’ zei ik. ‘Maar ik kan 't niet afzingen. En ik moet weg. Ik moet werkelijk weg. Ik ga nog naar juffrouw Wijers.’ ‘Maar Joop, je hoofdpijn,’ jammerde Noor, die natuurlijk direct aan haar briefje dacht. ‘'t Kan me niet schelen. Ik zeg 't haar liever ronduit hoe 't gegaan is.’ ‘Om een reuzenpreek te krijgen,’ zei Kit. Toen zei Pop: ‘Ik geloof wel, dat Joop gelijk heeft. 't Is beter, dat ze gaat. Zullen we je brengen Joost?’ Ik schudde maar van nee. Lou stopte me al in mijn mantel. Mijn onderlip bobbelde nog altijd. Dat verschrikte ze natuurlijk allemaal, want ze hebben bij mij nog nooit een spoor van tranen gezien, zelfs niet toen ik van driekwart-hoog van de schuine ladders geslagen ben. Pien drukte mijn hoed op mijn bol, en Pop trok mijn handschoenen aan. Connie zette mijn kraag op en ze gingen mee tot de buitendeur. Ik drukte iedereen de hand, wat erg raar was, want dat doen we nooit. En toen heb ik gehold als een razende. Mijn mantel was al weer losgegaan, want twee knoopsgaten zijn uitgescheurd. Een paar koekjes, die Kit zeker in mijn zak had gestopt vlogen er uit en een politieagent deed of hij me | |
[pagina 90]
| |
wilde aanhouden. Ik hijgde als een sleeperspaard, dat een bierkar bergop heeft getrokken, toen ik bij juffrouw Wijers voor huis stond. De bel loeide compleet, zoo trok ik eraan, en mijn hart hamerde in mijn keel, maar dat kan ook wel van 't loopen zijn. Ik moest een trap op en het meisje, dat me inliet, deed ergens een deur open. Ik zag dadelijk op 't buffet een schaal met schuimpjes staan en met sprits. Toen voelde ik me een monster gewoonweg. Juffrouw Wijers zat bij de tafel schriften te corrigeeren en ze keek heel verwonderd, toen ze mij zag binnenrollen. ‘Hé Joop, ben je toch gekomen? Is je hoofdpijn beter? Trek gauw je goed uit.’ Direct zei ik het maar. ‘Ik had geen hoofdpijn. 'k Ben naar de club geweest en daar heb ik 't briefje geschreven. Ik zou er den heelen avond blijven, maar ik vond het zoo lam ziet u, dat ik, dat ik.... -’ Ik knauwde op mijn onderlip, die maar niet rustig wilde blijven, en er gleed wat zoutigs in mijn mondhoek, wat ik weglikte - ‘.... dat ik toch naar u toe ben gegaan. Ziezoo,’ zei ik tot besluit en dat klonk nogal kordaat. ‘Ik moet werkelijk eens met die verleidelijke club kennis maken,’ zei juffrouw Wijers en ze kleedde me uit, zooals de jongens me hadden aangekleed. Ik heb thee gedronken en schuimpjes en sprits gegeten. Ik weet niet hoe de kamer is, want daar heb ik niet zoo op gelet. Pas toen 't kwart over tien was en ik al weg zou gaan, zei juffrouw Wijers: ‘Dat briefje had je toch niet moeten schrijven Joop.’ En dat was de heele reuzepreek. ‘Je moet eens gauw weerkomen en neem dan eens een clublid mee.’ ‘Dat is veiliger bedoelt u?’ Ze lachte maar. ‘Nee, dat bedoelde ik niet.’ Kees stond nota bene buiten op me te wachten. ‘Ik heb maar niet gescheld zie je, want met die ouwe juffrouw kan ik toch niet converseeren.’ ‘Schaap,’ zei ik woest, ‘je mocht willen, dat je....’ | |
[pagina 91]
| |
enfin, daar kon ik niet uitkomen. En Kees begon over Pop, of ik ook wist of Pop met iemand ging. ‘Welnee, natuurlijk niet. Zoo onwijs is Pop niet.’ ‘Zoo,’ zei Kees, en hij zweeg en sloeg met zijn stok. Hemeltjelief daar slaat een klok - éen. - Éen uur. En Julie nog niet thuis. Nu da's minder. Maar ik moet direct stoppen. Mijn oogen lijken wel zuurballen en morgen zie ik eruit, zooals Julie na een fuif. Maar zoo'n avond gaat je toch niet in je kouwe kleeren zitten. Ik geloof zelfs, dat je er grijs van kunt worden. Maar die grijze haren komen op Pa z'n hoofd. |
|