De H.B.S. tijd van Joop ter Heul
(1919)–Cissy van Marxveldt– Auteursrecht onbekend
[pagina 31]
| |
27 December.Gisteravond lag ik om acht uur al in bed. Pa zat beneden te bridgen met mijnheer Boom en nog twee heeren. Ik ben nogal gauw in slaap gevallen, en toen ik wakker werd was het vier uur en de fuif al voorbij. Gek, maar ik voelde me opeens veel opgewekter. En vanmiddag zijn ze allemaal bij me geweest. Om twee uur hing ik in een sneeuwbui over het balcon.Van verre zag ik ze al aankomen. Ze liepen met z'n zessen aan elkaar gehengeld en Lou droeg een rietmand met den lekkeren inhoud. Ik draafde natuurlijk naar beneden en Mina, die er van wist, kwam met een oude cocos-mat aansjouwen voor ‘d'rlui beene’. En toen hebben we een herrie geschopt! Als Pa's kamer praten kon, dan zou hij heel wat kunnen verklappen. Ik wist, dat Julie zich beneden zat te ergeren over die malle kinderen boven. Julie is nooit echt jong geweest, ik geloof werkelijk, dat ze altijd met glacétjes naar school is gegaan, en dat ze met gefriseerde haren geboren is. | |
[pagina 32]
| |
Ik herinner me best, dat ze eens een tijdlang met handschoenen aan geslapen heeft. Natuurlijk had ik het Ma verteld, dat de jongens kwamen, en Ma zei: ‘Maar kom dan gezellig in de huiskamer zitten.’ ‘Och, laat die kinderen boven’, zei Julie, ‘ze hebben mekaar toch zoo'n massa onzinnige dingen te vertellen.’ Toen vatte ik vuur. ‘Als je maar weet’, zei ik, ‘dat wij niet over zulke malligheden praten als Lotte en jij.’ Ik raadde er maar zoo'n beetje naar, want ik weet heelemaal niet, waar Lotte en zij altijd over zitten te fluisteren. Maar Julie kleurde en ging pianospelen. Pa heeft boven twee groote clubstoelen staan en een divan. 't Is eigenlijk een zalige kamer, die erg op mijn luiheid werkt, want als ik een uur aardrijkskunde gepompt heb, dan vlei ik me een kwartier op den divan neer, om tot mezelf te komen. We gingen twee aan twee in zoo'n clubstoel hangen en Kit, Connie en Lou slingerden zich op den divan. De rietmand stond op de tafel. Lou wilde hem al openmaken, maar ik ze: ‘Eerst vertellen’. Ze zagen er allemaal een beetje verpierewaaid uit, maar 't heeft ook tot drie uur geduurd en 't is eenig geweest. Eerst zeiden ze nota-bene nog: ‘Och ja, 't was wel aardig’, en Pop beweerde: ‘'t Ging nogal. Ik had er me meer van voorgesteld’, maar toen sloeg ik zoo hard op de tafel, dat mijn atlas op den grond duikelde en uit den band viel, en ik zei: ‘'t Is erg leuk van jullie, om voor mij te doen alsof 't niet zoo bar aardig was, maar eerlijk vind ik het niet. Vooruit biecht op.’ Ja, 't is natuurlijk schitterend geweest. ‘We hebben tot drie uur gedanst’, zei Kit. ‘En mijn solo was zoo beeldig. Middenin kreeg ik een vreeselijke gilbui, omdat die Fred Prins - je kent hem wel Joop - me zat aan te staren met een gezicht van: “Blij, dat dàt mijn zuster niet is.” “Er waren troepen jongens”, zei Noor. “En we hebben gedanst tot drie uur. Zàlig,” “Zeg, weet je wie er ook was?” riep Connie. | |
[pagina 33]
| |
“Smidt met dt. Hij is een kennis van Lou's vader. En hij heeft vier keer met Pop gewalst”. “Ja,” zei Pop, “en ik heb gezegd, mijnheer, wat trapt u toch op mijn teenen. U trapt al het lak er af. Toen bloosde hij natuurlijk.” “Ik begrijp heusch niet,” zei Loutje, “dat Smidt met dt zich nog aan Pop waagt. Want ze is nooit leuk tegen hem.” “Nee, dat kan ik ook gewoonweg niet. Weet je wat Vader tegen me zei, toen ik even bij hem zat?” “Was je vader er ook?” vroeg ik. “Ja,” zei Pop, “maar hij kwam nogallaat.” “Hé,” zei Vader, “wat komt die lange, zwarte heer, waar jij mee danste, me bekend voor. Is dat een kennis van ons?” Ik zei: “Dat is een leeraar van de school. Hij is nog eens bij U aan huis geweest om over me te klagen.” Weet jullie niet, dat was heel in 't begin, toen ik gezegd had, dat de haren uit zijn neus opschoten als tulpen.’ Toen pakte Lou de rietmand uit en ze praatten allemaal tegelijk. Ik mocht niets zeggen maar ik moest eten.En toen Mina binnen kwam met de thee, zei ze: ‘Gompie, 't lijkent wel 'n vergadering van een weeshuis’. Wat we erg treffend vonden. Vooral het weeshuis. Lou schonk thee, die is in alles even netjes, en ze deden net, alsof ik minstens doodziek was geweest, | |
[pagina 34]
| |
zelfs liet Pop me drinken en Kit zong voor me zonder dat ik het vroeg: ‘My old Kentucky Home.’ Ze weet, dat ik dat zoo mooi vind. Ja, ze hebben wel een heerlijken avond gehad de jongens, en wanneer ik zoo oud als Julie ben, dan zal ik al mijn krachten wijden aan de Jopopinoloukicoclub. Wanneer Pa tenminste niet iets griezeligs met me voorheeft - ik heb hem eens iets hooren beweren van een taalacte - want dan komt er weer niets van. Maar enfin, laten we daar nog geen zorg over hebben; we hebben vanmiddag plechtig beloofd, wij zevenen, met de hand op mijn gehavenden atlas, dat we de club ons heele leven lang zullen steunen. En dat maakt meteen onze vriendschap zoo stevig en hecht. | |
Oudjaarsavond.
| |
[pagina 35]
| |
dat je met Sint een doos post van hem gekregen hebt. En een gedicht erbij. Die jongens kunnen zoo echt schapig zijn, ik zeg niet dat Jaap het is hoor! 'k Vind het nogal voor hem pleiten, dat hij zoo'n goeie smaak voor papier heeft. Want hij had net zoo goed rose kunnen geven met een vergeet-mij-nietje in den hoek, of met een duif, die een brief in zijn bek houdt. En dat is monsterlijk. Nee, bij die schapigheid denk ik aan Kees. Kees is werkelijk wel leuk overigens, en hij doet ook nog wel eens wat voor me, maar als Lotte bij ons is, dan houdt hij zich net, alsof ik nog een wiegekind ben en hij, o minstens vijf en twintig. Dat is natuurlijk om indruk op Lotte te maken. Met Sint had hij zeker geen geld voor cadeautjes, of hij vond het zonde, omdat Lotte elf December jarig is. In elk geval, dien dag vroeg hij mij, of ik, als ik s'avonds naar pianoles ging - ik heb nog altijd tweemaal in de week van 7-8 tingelingeling - een pakje bij Lotte naar binnen wou zwingelen. En toen gaf hij mij een bruinig pak zeg, nee maar, een chocolade hart rolde me maar zoo tegemoet, toen ik het in mijn hand nam. Kees zei nota bene tegen me: ‘Ezel, kijk dan ook uit.’ ‘Kijk jij uit’, zei ik, en huup, ik schudde zoo'n beetje lichtelijk, daar kwam een ananashart aanrollen. In tweeën. ‘Wat leuk,’ zei ik ‘een gebroken hart. Wat zal Lotte dat aardig vinden.’ Kees rukte me het pakje compleet uit de handen, en toen dansten nog over den grond een marsepijnen varken en een doosje, waarvan het deksel wegrolde. Er zat een monsterlijke broche in, in rose watten. Kees was vuurrood, en ik proestte om het varken. Ik greep het beest bij zijn snuit en ik zei: ‘Wat zal Lotte blij zijn met jou portret.’ - De wraak van het wiegekind.- Toen heeft Kees me geschud tot mijn tanden rammelden, en ik heb hem gebokst, wel niet erg eerlijk met handen en voeten, maar Kees is zoo sterk, tot hij me losliet. Natuurlijk hebben we het pakje toen samen weer verzorgd en we hebben samen de helft van het ananashart opgegeten. Ik weet niet of Lotte | |
[pagina 36]
| |
er erg verrukt over geweest is, want ik heb er niets meer van gehoord. Ik heb er Kees nog naar gevraagd, maar toen zei hij erg liefderijk: ‘Val dood,’ In elk geval draagt Lotte zijn broche niet. Je vroeg me in je laatsten brief, of ik je nog iets meer wilde vertellen van onze clubleden, omdat je eigenlijk Pop en Kit alleen maar goed kent. Daar gaat-ie dan. Loutje de Poll is degelijk en ook nogal stil, maar zoo vreeselijk eerlijk zie je, en rechtvaardig. Julie zegt, dat ze foei-leelijk is, maar dat is niet zoo, ze heeft zoo'n trouw gezicht, met zulke open oogen. Ik houd veel van Lou, ze is nooit erg uitbundig, maar je weet zoo, wat je aan haar hebt. Pien Greve is dòl. Ze draagt altijd van die rechte jurken met een koord om haar middel. En 't staat haar leuk. Julie beweert, dat ze zoo slordig is, en dat haar haar altijd wappert, maar Pien zou Pien niet zijn, wanneer ze niet een haarlint verloren had of haar rok afgetrapt. Ze zijn met z'n achten van broers en zusters en 't is bij haar thuis altijd even jolig en roezemoezig. Noor van Ginkel is nogal deftig, wel vroolijk, maar die zal, al is ze nog zoo laat, toch nooit op school komen zonder haar nagels goed te hebben verzorgd, dan eet ze liever een boterham minder, geloof ik. Ze is eenig kind en nogal verwend, maar wel hartelijk en lief, en ook erg eerlijk. Connie Raland is een type. Ze heeft erg veel zomersproeten, s'winterslook, en ze doet er van alles tegen. Den laatsten tijd waschte ze zich met spiritus, elken morgen kreeg ze een beetje van het meisje, omdat haar moeder het zoo'n onzin vond. Ze ging er natuurlijk groezelig uitzien, want ze kon zich nooit heelemaal schoon wasschen met zoo'n vingerhoed vol spiritus. Ze vertelde zelf, dat ze het op het tipje van een waschhandschoen goot en dan vlug ermee over haar gezicht wreef. Want het vervliegt ook gauw geloof ik. Nu had Pop in een Engelsch modeblad van Betty een recept gelezen, dat prachtig moest zijn. We begrepen het niet heelemaal en daarom knipte Pop het uit, en zijn wij er zoo mee naar den apotheker gegaan, Connie | |
[pagina 37]
| |
vroeg of hij er voor instond, dat het helpen zou. ‘Ik ben er zelf lelieblank van geworden dame’, zei de man en grijnsde zoo'n beetje. Toen had Connie er heelemaal geen vertrouwen meer in, en zei tamelijk onbeleefd, dat hij het niet eens behoefde klaar te maken. Maar nu heeft Lou gehoord, dat wasschen met warm water en soda zoo goed moet zijn. En we hebben Connie aangeraden om zich eerst eens flink te schrobben, want ze leek wel gestreept den laatsten tijd. Ik hoop maar voor haar, dat dit wat geeft, want ze schijnt het erg naar te vinden. Ik heb haar nog verteld, dat ik verleden jaar - Connie woont hier nog niet zoo lang - een steenpuist gehad heb op mijn wang, die een uur in de verte te zien was. Maar dat troostte haar niet schijnbaar. Ze is anders ook erg aardig en ze kan vreeselijk lachen, als ze niet tegelijk aan haar sproeten denkt. Nu, Pop en Kit ken je. Twee bengels hè? Pop wordt zoo knap den laatsten tijd, tenminste dat zegt Julie. Ik let er niet zoo op. Pop is wel wat vreemd met dat pikzwarte haar en die lichte, blauwe oogen. De fuif is natuurlijk eenig geweest. Ik vind het wel lam, dat ik nu nog slechts eere-lid ben, maar later haal ik mijn schade in. Daarmee dreig ik de jongens. Nu Net, wensch ze thuis ook een gelukkig jaar hoor! En doe Jaap, de groote onbekende, mijn groeten. Zelf een oudejaarspoot van je Joop. | |
2 Januari.Nu begint de school al weer gauw. ‘De tredmolen’, zegt Kit. Gisteravond hadden wij een dinertje thuis; alleen de Boomen en Lotte en Mijnheer en Mevrouw de Groest waren er. Lotte deed zoo vreeselijk aanstellerig. Af en toe kneep ze haar oogen half dicht, zoodat je alleen oogharen zag. Dat noemt ze kwijnend, geloof ik. Ze had een witte japon aan, erg lagig, en daaruit kwam een hals als een snijboonenstok steken. Om haar middel slingerde bevallig een goudkleurig touw à la Pien, en ze had ook zoo'n band in 't haar. Ze heeft erg lange, | |
[pagina 38]
| |
dunne vingers en heel wit. Ik vind het altijd griezelig, als ik zie hoe ze daarmee werkt. 't Was wel genoegelijk aan tafel. Pa kan zoo amusant zijn, als hij wil. En Ma is eigenlijk alleen pas in haar glorie, wanneer ze menschen om zich heen ziet en veel licht en bloemen. Kees zat tegenover Lotte naast Mevrouw de Groest, en als Lotte dan weer heelemaal ooghaar was, dan zuchtte hij haast van verrukking. Ik had hem kunnen stompen. Mijnheer de Groest plaagde me nogal - hij is erg aardig, zijn vrouw ook trouwens - en ik geloof, dat Lotte dat niet erg zetten kon. Tenminste ze zei opeens: ‘Was je laatste rapport nog al goed Joopje?’ ‘Ja, dank je,’ zei Joopje ‘ik kan 't je niet laten zien, want de Generaal heeft het alweer. Anders met pleizier hoor!’ Pa humde, maar 't kon me niet schelen. ‘Het kind wordt in de laatste dagen zoo brutaal’, zei Kees tegen mijnheer de Groest. ‘Het Kind,’ smaalde ik, ‘Kees is ook heelemaal twee jaar ouder dan ik, àl zeventien.’ Toen had Kees me kunnen vermorzelen, want misschien denkt hij nog, dat Lotte gelooft, dat hij bijna negentien is. En Lotte is al twintig geworden. Pa trok een ik-stuur-je-van-tafel gezicht en toen heb ik me maar stilgehouden, en onbewegelijk Lotte zitten aankijken, wat haar zenuwachtig maakte, dat zag ik best. Ze draaide eens aan haar ringen, ze heeft massa's, en ze verschoof haar armband, en dan keek ze weer zoo schichtig op. Maar aldoor ontdekte ze, dat ik haar nog aanstaarde. Ik begon er op eens aan te gelooven, dat ik hypnotische kracht in mijn oogen heb, en ik vond het griezelig, dat ik Lotte misschien onder hypnose zou krijgen. Stel je voor. Toen heb ik maar van haar weggekeken, en ik zag dat ze herademde. Doch nu ga ik het den eersten den besten dag op school probeeren met Zuurtje of ik neem een proef op Smidt. | |
[pagina 39]
| |
4 Januari.Vandaag heeft Pa een generale repetitie gehouden van alles wat ik kende, of liever moest kennen. 't Was erger dan drie overgangsexamens met alle mogelijke Generaals en adjudanten. Dat zijn de leeraressen. Als Pa het in mijn vacantie maar niet zoo druk had gehad, dan zou hij langzaam tot de overtuiging gekomen zijn van mijn treurige capaciteiten. Zoo noemt Pa het. Nu was het kort maar hevig. Pa vroeg me de dingen ook zoo mal, zoo heelemaal buiten het boek om. En ik raadde maar in 't wilde weg, en altijd mis. Pa heeft mijn boeken niet op den grond gegooid, daar is hij te kalm voor, maar hij heeft gezegd, dat ik voortaan elken avond moet werken onder toezicht van een bevoegd iemand. Zoo beet Pa me het tenminste, over de tafel heen, toe. Ik geloof, dat er van avond al een advertentie in zee gaat voor een dergelijk exemplaar. Die zal het genoegelijk krijgen bij Josephine ter Heul. Eigenlijk moest ik in opstand komen, want het heeft wel iets van het slaventijdperk. Maar wat kan ik er aan doen? Als ik tegensputter, krijg ik misschien twee bevoegde iemanden om op me toe te zien. Ik berust maar en overmorgen begint de school weer. Julie heeft nu een eigen kamer gekregen. Ze heeft hem wel aardig opgeprutst, heelemaal Oud-Hollandsch, matten op den grond en overal zwervende kussens. Julie zei, dat ze hem wat te degelijk vond, en ik weet dat ze dacht aan de kamer van Lotte, die is heelemaal wit met goud geloof ik, net een bonbon in watten. Maar Pa heeft natuurlijk voor dergelijke hip- en prik-meubels geen geld willen geven. Dat is nogal fideel van Pa. Ik heb Julie aangeraden lampions neer te hangen. Ze keek me van een onmetelijke hoogte aan en wiebelde weg. Dat vond ze zeker weer een beleediging. Als ze maar niet verliefd is. Want Pop zegt, dat ze dan om alles kwaad worden. Betty ook, voordat Dolf haar gevraagd had. 't Eene oogenblik huilde ze, en een minuut daarna zong ze wel een | |
[pagina 40]
| |
uur lang bij de piano, tot ze zoo schor als een kraai was. En nu was Betty nog heel geschikt. Enfin, 't kan me ook niet schelen, wat me met Julie boven mijn hoofd hangt. Brr, ik ga naar bed. | |
6 Januari.Ik ben heelemaal vergeten dat de school weer begonnen is. En ik denk er zelfs niet aan, dat er wel veertien brieven op de advertentie van den bevoegden iemand gekomen zijn, - Ik heb Pa gevraagd, of ik ze lezen mocht, omdat ik er toch het meeste belang bij heb. ‘Dat kun je met vertrouwen aan mij overlaten,’ zei Pa. - Nee, ik ben van streek. Ik ben werkelijk een beetje van streek, en dat gebeurt me niet gauw. O, als ik haar hier had dat valsche spook, dan zou ik tegen haar zeggen: ‘Ja, hij was wel goed genoeg om je pakjes te dragen, en om je harten te sturen en een varken van marsepijn.’ Wat ben ik blij, dat we nog dat halve ananashart hebben opgegeten. Want Lotte - Lotte Boom met haar hagedissengezicht is verloofd. Met een meester in de rechten, die vijf en dertig is. Toen we aan tafel zaten, kwam de post. Julie rekte haar hals al uit, want die denkt altijd, dat alle posten voor haar zijn. Maar 't was alleen een smal envelopje. Pa haalde er twee kaartjes uit. ‘Hé’, zij hij, ‘Mr. H. de Wilde en Charlotte Boom. Dat is Lotte. Wist jullie daarvan?’ En toen ging Pa weer door met vleesch snijden. ‘Lotte?’ gilde Jullie half. ‘Met Henk de Wilde? Wist u dat Ma? O, wat valsch, om dat stil te houden. Hoe vindt u dat Ma?’ Ik zat te bibberen op mijn stoel en ik durfde gewoonweg niet naar Kees te kijken. Ik tuurde maar strak op mijn servetring met de door elkaar geslingerde J.H. ‘Nu ik me herinner,’ zei Ma, ‘ja, nu ik me goed herinner, deed mevrouw Boom nogal geheimzinnig, toen we ons dinertje hadden. Maar we waren zoo en plein comité, enfin ik heb er ook geen acht op | |
[pagina 41]
| |
geslagen. Is het de Wilde van de Koninginnelaan? Een goede partij.’ Ik beet haast een stukje uit mijn tong. ‘O’, zei Julie, ‘ze had het bijna elke week over een ander, je kon van Lotte geen hoogte krijgen. Maar ze zeurde ook wel eens over de Wilde, dat is waar.’ Toen zei ik het: ‘Zoo'n vlerk’, zei ik. En wonderlijk genoeg kreeg ik van Pa geen standje. We hebben ontzettend lang getafeld, want Julie, met vuurrooie kleurtjes - ze is natuurlijk razend, jaloersch - wist nog zooveel te vertellen aan Ma. Ik keek eens van op zij naar Pa. Hij staarde heelemaal afwezig, en ik wist, dat hij aan koersen dacht en aan beneden pari, of zoo iets. En nog altijd maar durfde ik niet naar Kees kijken. Eindelijk gluurde ik zoo'n beetje door mijn oogharen. Toen zag ik, dat hij zijn bord volgeschept had met snijboontjes, die hij niet zien kan. Hij zat voorovergebogen te eten en hij at maar door. Hij heeft zoo'n leuk snuit, hij scheert zich al, maar hij liet zijn snor staan. Voor Lotte, dat weet ik. En toen ik naar die onnoozele haartjes keek, vond ik het zoo zielig. Ik zal er hem nooit meer mee plagen. Tot negen uur heb ik bij Pa zitten suffen over mijn boeken - alweer een goed begin - toen ging hij uit, en ben ik nog even naar Kees gegaan. Ik dacht: ‘Hij moet eerst maar een tijdje alleen geweest zijn. Dat zal hem goed doen.’ Niet, dat ik het zeker wist. Want ik ben nog nooit verliefd geweest; o ja, toch een keer op den jongsten bediende van Pa's kantoor, en dan eigenlijk nog maar alleen op zijn oogen. Want die waren zoo mooi koffiekleurig, - daar dweep ik mee. Hij heeft er niets van gemerkt natuurlijk, het duurde trouwens ook maar een paar dagen, want toen ik hem Zondags tegenkwam met zoo'n halfhoogig boordje om en een paar manchetten, die haast tot op z'n knieën hingen, was 't fuut-uit, Nee wij Jopopinoloukicoleden zijn niet zoo erg verliefderig uitgevallen, behalve Connie, die nog al eens gymmelingen aanbidt, maar altijd zonder succes. | |
[pagina 42]
| |
Ik tikte eerst aan bij Kees, dat doe ik anders nooit, maar voor deze speciale gelegenheid zou 't wel geen kwaad kunnen, dacht ik. Er kwam een geknor en dat was: ‘Ja.’ Kees zat te werken, er lagen wel twintig boeken open op de tafel. Zoo werk ik ook altijd, als ik wat anders uitvoer. 't Lijkt zoo ijverig. Ik zocht een plaatsje op een afgedankte piano-tabouret, waarvan ik eerst nog een Latijnsch woordenboek moest wegwippen. Toen sloeg ik mijn handen om mijn rechterknie en ik keek naar Kees. ‘Moet je niet naar bed?’ vroeg Kees. Dat was niet erg bemoedigend. Hij had heele kleine weggezakte oogen, maar ik deed natuurlijk net of ik niets zag. ‘Heb je veel te doen, vanavond?’ ‘Ja.’ ‘Mag ik hier nog een poosje blijven zitten. 'k Zal wel niets zeggen.’ En ik begon in het woordenboek te bladeren. ‘Maak niet zoo'n herrie Jo. Praat dan liever.’ ‘Lam, dat de school weer begonnen is.’ Kees was een punt aan 't uitdikken. 't Was al een groote knoest geworden. ‘Hm,’ zei hij. Ik schraapte mijn keel voor een nieuwen aanloop. Maar 't hoefde niet meer. Kees keek opeens op. ‘Had je dat van haar gedacht, Joop?’ vroeg hij. ‘Ja natuurlijk wel,’ zei ik. ‘Van iemand die zoo abnormaal met 'r haar en 'r oogen werkt, kun je alles verwachten.’ Ik bleef na deze kerelachtige bewering manmoedig op de pianokruk zitten, ofschoon Kees het niet kalm opnam. Tenminste niet in 't eerst. Hij schoot vuur naar me en er kwam een rimpel boven zijn neus, net als bij Pa, wanneer die stil-kwaad wordt. Toen scheen hij zich te bedenken. ‘Verleden week vond ik al, dat ze zoo vreemd tegen me deed. Toen kwam ik haar tegen. Anders bleef ze altijd staan, zie je, maar toen liep ze door, en ze knikte zoo uit de hoogte. Na die broche is ze trouwens nooit meer aardig geweest. Ze heeft me ook niet bedankt.’ | |
[pagina 43]
| |
‘Misschien had ze een ring verwacht,’ zei ik kwaadaardig. ‘Denk je?’ vroeg Kees nog nota-bene. ‘Welnee. 't Is bij haar immers nooit echt geweest.’ ‘Toch wel. Want heel in 't begin, wat kon ze dan lief tegen me zijn. Ze noemde me altijd Rob. Dat vond ze mooier dan Kees. Wat hebben we wel heerlijk gezeild verleden zomer. En dan was ze zoo'n kindje, dan deed ze net, of ze op mij steunen moest.’ ‘'t Spook’, dacht ik. En ik zei: ‘Ze zal natuurlijk als de dood voor omslaan geweest zijn.’ ‘Misschien vond ze 't niet aardig’, peinsde Kees verder, ‘dat ik haar een varken stuurde met haar verjaardag, weet je wel? Maar ik wist, dat ze dol op marsepijn is en ik kon niets anders krijgen. Trouwens, zooveel geld had ik ook niet. Vond je haar niet mooi, Jopie?’ ‘'t Was een leuk varken’, zei ik. ‘Nee, ik bedoel Lotte natuurlijk.’ ‘O, Lotte! Schei uit. Heb je haar nek wel eens bekeken? Allemaal gaten. Maar ze dirkt zich op met alle mogelijke nonsens en dan lijkt ze nog wat. En ze stelt zich altijd aan.’ ‘Heb je aan tafel wat aan me gemerkt?’ ‘Nee, niets. Je hebt massa's snijboonen verwerkt.’ ‘O’, zei Kees snugger. ‘Zal ik je eens wat zeggen,’ zei ik, en ik klom op de tafel, dicht bij hem. ‘Zal ik je nu eens wat vertellen? Alle meisjes van mijn klas zijn verliefd op je. Heusch. Allemaal. Ze vonden 't altijd lam, als ze jou weer met Lotte gezien hadden.’ ‘Waarachtig?’ vroeg Kees. En ik geloof werkelijk, dat het hem opkikkerde. Toen jokte ik er nog bij: ‘Etty van Duren, je weet wel, dat leuke kind van hierover, die naar den Haag is gaan wonen, heeft eens een heel uur zitten huilen, omdat jij haar niet gegroet hadt.’ ‘Hee, da's kras’ zei Kees, en hij plukte aan het | |
[pagina 44]
| |
versiersel, wat hij voor Lotte aan 't kweeken was. ‘Da's warempel kras.’ ‘Zoo zie je’, zei ik en ik sprong met een vaart van de tafel tot vlak bij de deur. ‘Hou je maar taai. Nacht Kees.’ ‘Nacht Joost.’ Toen stak ik mijn hoofd nog eens naar binnen. ‘Ze vinden het allemaal jammer, dat je je snor laat staan. Naacht.’ Nu hoop ik maar, dat hij vannacht van Etty van Duren droomt of van Pop of van Pien. Dan heb ik hem genezen van zijn Lottebevlieging, ik die van die dingen heelemaal geen verstand heb, zooals Julie zegt, Oho. |
|