| |
| |
| |
Hoofdstuk X
Mijn huishoudschooluitzet is gekocht. En, de avond, dat ik het voor het eerst aanhad - ik leek een veredelde Gijbertje, maar dat komt, omdat mijn rokken zo kort zijn - heb ik het balletschooldrama meegemaakt. Paps had net gezegd: ‘Kom eens hier kind. Het staat haar wel leuk, hé Joop?’ Ik had me op de leuning van Vaders stoel gevleid, en Mams had net gepreveld: ‘Ik vind er haar zo volwassen uitzien. Vind je niet Leo?’
‘Volwassen. Nee, helemaal niet.’
‘Ik ben een gewone, ordinaire hit,’ had ik net gezegd, toen Mol en Wim Boerree ons huis kwamen omlopen.
Natuurlijk jubelde Mol meteen: ‘Is dat nu je huishoudschoolplunje?’
Ik slikte de woorden: ‘Nee, dat is mijn baljurk’ in, omdat ik voelde, dat ik Mol niet tot een bal moest leiden.
‘Het staat haar wel,’ zei Wim keurend, ‘alleen ze lijkt zo jong. Niet ouder dan twáálf.’
‘En Mams vindt mij volwassen,’ zei ik fier.
‘Nu ja, dat is Moedertrots,’ wist Wim.
Mol en Wim vleiden zich ook op het terras neer. Het was een wonderschone Septemberavond. De schemerlamp brandde. Alles ademde vrede. Dat is uit een lied, en niet zelf door mij bedacht.
‘Ik ben nu bij Wim gelogeerd,’ begon Mol de conversatie. ‘Gister zijn we pas van Wim's Oom teruggekomen. En toen voelde ik, dat ik meteen door moest gaan naar Papa. Die is wel erg eenzaam geweest.’
‘Hij heeft het misschien wàt leuk gevonden. Zo alleen,’ zei ik.
‘Jij moet je buiten de conversatie houden,’ zei Paps.
| |
| |
‘Mag ik helemaal niets zeggen?’
Vader graaide door mijn krullen. ‘Natuurlijk wel zo af en toe. Maar dan geen kwajongensdingen.’ Ik keek naar Mams. Haar ogen twinkelden.
Ik zweeg. Mol zong door in een hoge toonaard. ‘We hebben het zo zalig gehad bij Oom George. Het was verrukkelijk, niet Billy. En een prachtig kasteel, midden in de bossen......’
‘O, ik zou best gelukkig zijn met een verloofde in een hut,’ zei ik. Paps draaide zich om, om naar mij te kijken. ‘We hadden toch afgesproken, dat jij je buiten de conversatie zou houden.’
‘Ik voel me tien,’ zei ik zo in het algemeen.
‘Misschien kun jij beter naar je kamer gaan?’ stelde Mams voor.
‘Nee, ik zit hier best.’ Ik greep mij vast aan de schouder van Paps.
‘En die Oom George van Billy is zo'n enige man,’ kirde Mol.
‘Nogal logisch,’ bromde ik. ‘Een man met een kasteel.’
Mams zei haastig: ‘Vinden je Vader en je Moeder het niet saai, dat je weer direct bij Bill bent gaan logeren?’
‘Vader en Moeder hebben mekaar.’ Mol lachte. ‘Ze zijn net twee parkieten.’ Ik stelde me opeens Oom Jog als een parkiet voor, en smoorde een gilbui in Vader's scheiding. ‘Die hebben mij niet nodig. En Billy heeft me wèl nodig. Nietwaar jongetje? En Papa ook.’
‘Dan moet Pa Boerree maar bij jullie blijven inwonen, als jullie getrouwd zijn,’ ontdekte ik.
‘Jopie,’ waarschuwde Mams.
‘Ja. Mol wil, dat die ouwe man apart gaat wonen. Dat vind ik nou zielig.’ Alsof Pa Boerree niet streng, en tegen de zestig loopt.
‘Neen. Wij beginnen samen in ons kluisje,’ zei Mol weeïg.
‘Dàt noemt ze een kluisje,’ merkte ik zo in het algemeen op.
Maar toen werd Mol zienderogen kwaad. Ik vóélde het aankomen. Ze zei: ‘Dus jij gaat toch naar de Huishoudschool.’
| |
| |
‘Ja, wat had je dan gedacht?’ vroeg Paps.
‘Nee, ze wilde toch naar de......’ - Mol wachtte even gemeen - ‘je wilde toch naar de Balletschool.’
Toen zei ik fier: ‘O, dat wil ik nòg.’
‘Wat is dat?’ vroeg Paps. En Mams vroeg onthutst: ‘De balletschool? Waar is die balletschool?’
‘O, in de buurt. Ergens in de stad.’
‘Wat wou je daar dan doen?’ Paps keek nuchter.
‘Dansen,’ zei ik. ‘Balletdansen. Zoals...... zoals...... nou ja, enfin, Anna Pavlova. Maar, die was een ster,’ zei ik er bescheiden achteraan.
‘Ja, vind U het niet waanzinnig, Tante Joop?’ kirde Mol.
Toen schoot onverwacht Wim te hulp. ‘Maar ze heeft talent. Ze heeft gedecideerd aanleg.’
‘Hoe weet jij dat?’ Paps vroeg het zó verbaasd, en zelfs een beetje kwaadaardig, alsof ik Wim een zonde had bekend, waarmee ik redelijkerwijs naar mijn Vader had moeten hollen.
‘Ik heb haar zien dansen,’ zei Wim.
‘Maar waar dan?’ kreet Mams.
‘O, niet in het publiek,’ begon ik.
‘Ja, stel je voor,’ zei Mams.
Mol was een beetje van Wim weggeschoven. Ik zag hun verloving nog eindigen op de punt van mijn schoen. En dan zou Wim natuurlijk naar mij toeneigen: een meisje, dat niet bang voor spinnen was, en dat óók nog kon balletdansen. Ik knikte hem eens aanminnig toe. Wim was toch wel een kerel, al was hij dan bollig met een trompet.
‘Ik kan me gewoon niet indenken, waarom Billy Joop stijft in die idiote plannen,’ begon Mol weer.
‘Als je maar weet, dat je naar de huishoudschool gaat,’ zei Pap.
Maar Mams, bij wie natuurlijk het toneelbloed ontwaakte, dat zo lang gesluimerd had, Mams boog zich naar mij over, waar ik nog altijd zat op de leuning van Vader's stoel.
‘Waarom heb je daarover nooit met ons gesproken? Waarom heb je voor Bill gedanst, en niet voor ons?’
‘Ja, stel je voor, ik heb niet alleen voor Wim gedanst. Het
| |
| |
was in Noordwijk. Mol was er bij. En Opa en Oma...... En daar heeft Wim direct gezegd, dat ik aanleg had.’
‘Daar hecht ze nog waarde aan ook.’ Mol's stem werd al schriller. O, ik ken die voortekenen.
‘Ja, daar hècht ik waarde aan,’ zei ik. ‘Wim is niet de eerste de beste. Wim heeft verstand van muziek. En zijn broer is met een balletmeisje verloofd geweest.’
‘Krankzinnig,’ siste Mol. ‘Daar heb je me nooit wat van verteld.’
‘Maar het ìs ook niet zo. Hoe kom je daar bij Joop?’
‘Nu, op je schoorsteenmantel. Die Trix. Daar is je broer toch mee verloofd. Of geweest!’
‘Welnee, dat was toch immers ons buurmeisje.’
‘Nu, daar kon je broer toch best mee verloofd geweest zijn.’
Wim keek benepen, alsof het hem speet. ‘Nee,’ zei hij. ‘Nee. En hoe kom je erbij, dat ze een balletmeisje is?’
Ik voelde me blozen van agitatie. ‘Omdat ze zo balletterig stond. Zo met de armen in de lucht. En op haar tenen geloof ik.’
Als Mol Gijbertje was geweest, had ze gezegd natuurlijk: ‘Nu ja, je ziet ze vliegen.’ Maar, omdat Mol maar vinnige Mol was, zei ze: ‘Het is maar goed, dat je naar de huishoudschool gaat. Daar zul je die waanzin wel verliezen.’
‘Die zal ik er uitkoken bedoel je.’
Maar nu nam Paps het gesprek over. Hij zei: ‘Ga daar zitten Joop. Je weet, dat wij hebben afgesproken, dat je het op de huishoudschool zou proberen. Dat je flink aan zou pakken......’ Mams knikte bemoedigend naar mij. Ik geloof, dat zij node de balletschool in de huishoudschool zag oplossen...... ‘en dat jij, wanneer jij ook daar niet je best doet, naar een kostschool gaat.’
Ik zei braaf: ‘Ja Paps.’ Ik zou Mol geen scène gunnen.
‘Maar......’ begon Mams.
‘Het is tòch zonde van haar aanleg,’ hield Wim vol als een terrier. ‘Ze dansen niet zo goed in het Ballet Jooss.’
‘Meen je dat?’ vroeg Mams geïnteresseerd.
‘Natuurlijk meen ik dat.’ Wim zag er ook een beetje opgeblazen uit, natuurlijk ook van agitatie.
| |
| |
Mol sprong opeens op. Ze rukte een zakdoek, waar ze al een kwartier op had zitten bijten, in flarden. ‘Ik ga weg,’ joelde ze. Joelen is natuurlijk niet het goeie woord. ‘Ik ga weg. Naar huis. Denk je dat ik nog langer hier blijf, om me dood te ergeren aan die zotteklap, die Wim uitkraamt?’
‘Maar, ik doe tòch geen afstand van mijn mening,’ zei Wim. Ik leefde intens mee. En ik fluisterde in Wim's richting: ‘Zalig!’
Doch toen stond Vader op. Lang en slank. Hij haalde Mol, die natuurlijk ingehaald wilde worden, in, bij de rhododendrons, die uitgebloeid daar stonden.
‘Ga naar haar toe. Kom Bill, ga naar haar toe,’ fluisterde Mams.
En ik zei, ook fluisterend: ‘Wat een kerel is Wim hè?’
Paps kwam terug met een wild-snikkende Mol aan zijn zijde. Hij streek over haar permanent, en hield haar ene hand tussen zijn beide. Aandoenlijk gewoon. Toen zei ik, als de buitengewoon verstandige, die tòch niet leren kon op school: ‘Ik ga wel weg.’ En, zo in het algemeen: ‘Wij praten er later nog wel eens over.’
‘Hierover wens ik niets meer te horen,’ zei Pap hoog.
‘Maar ìk wel. Het interesseert mìj wel,’ zei Mams. Maar dat was haar toneelbloed natuurlijk weer. En ik voorzag tussen Paps en Mams ook al zo'n drama, als ik tussen Wim en Mol had meegemaakt.
Op mijn fiets karde ik nog gauw naar Renée, om mijn jurk te laten zien. Ze zaten ook nog buiten: Grote Renée, kleine Renée en Hans. Mijnheer van Ophorst was naar een congres.
‘Je lijkt twaalf,’ zei grote Renée. ‘Het staat je enig.’
‘Ze lijkt tien,’ vond kleine Renée. En Hans vroeg, of het een maskeradepakje was. Ik vleide me ook in de kring, en Hans zei, dat ik zo'n indruk had gemaakt op de Koe. Hij vroeg nog steeds naar mij.
Ik zei: ‘Roerend gewoonweg. Maar het kan mij geen klap schelen. Want die Koe interesseert me helemaal niet.’
‘Ik vond hem wel een aardige jongeman,’ zei grote Renée.
‘O, hij was best aardig. Maar niet om lief te hebben.’
| |
| |
‘Wat een grote woorden.’ Grote Renée lachte.
‘Ja, maar daar kom je direct op, zo in de omgeving van Hans en Renée.’ Moederlijk blikte grote Renée naar de idylle, die dicht naast mekaar zat, hand in hand.
‘Hij had een rare neus,’ zei kleine Renée, die weer op de aarde was.
‘Maar het is een bovenste beste kerel. En doctor in de economie. Dat wilde je toch zo graag, Joop?’
‘O, heb je hem daarom gevraagd?’
Hans kleurde. Ik had het al lang door, dat hij de Koe had geïnviteerd, omdat hij zo ongevaarlijk was. En helemaal niet, omdat hij mij aan een afgestudeerde econoom wilde helpen.
‘Ja, wel een beetje,’ jokte hij.
‘Hij had lieve ogen,’ zei grote Renée.
‘Daar heb ik helemaal niets van gemerkt,’ zei ik.
‘Hoe gaat het toch met Hans en Ronnie?’ wilde kleine Renée weten.
‘Die zijn met de professor op reis geweest. En ze hebben, met de professor, bij ons gelogeerd. Maar toen zat ik bij de beide Opa's.’
‘Sneu,’ vond kleine Renée. ‘Jij hadt toch zo veel met de professor op?’
‘Ik vond hem een kei van een man. En hij heeft Hans laten zakken. Verleden week.’
Ze proestten alle drie. ‘Is dat waar?’
‘Ja. Hans was furieus, zei Mams. Maar Mams denkt, dat de professor helemaal niet door heeft gehad, dat Hans zijn a.s. schoonzoon was.’
‘En ze waren toch pas samen op reis geweest!’
‘O, maar dat zegt de professor niets,’ bekende ik blij.
‘En wat zei Ronnie ervan?’ wilde grote Renée weten.
‘Die was laconiek. Ze zei, dat Hans niet gewerkt had door de liefde. Dat hij heus zijn drie maanden wel verdiende.’
‘En, wat zei Hans?’
‘Tegen Mams heeft hij gezegd, dat de professor een schooier was. Hij had twee maanden met hun gereisd, en Hans had alle mogelijke werkjes voor hem moeten opknappen......’
| |
| |
Ze proestten alle drie. ‘En daarom had hij natuurlijk niet kunnen werken.’
‘Dat was natuurlijk niet waar,’ zei grote Renée.
‘Nee, natuurlijk niet. De professor heeft best doorgehad, dat Hans helemaal niet werkte, omdat hij zo helemaal weg was van Ronnie.’
‘Dan is het nog vrij crû om hem te laten bakken.’ Dat vond kleine Renée.
‘O maar bij de professor komt de liefde op het allerlaatst.’
‘En wat doet hij nu?’ vroeg grote Renée.
‘Nu vost hij hard. Tenminste, dat schreef Ronnie. En ook, dat het een hele dag was uitgeweest.’
‘Waarom?’ wilden grote en kleine Renée weten. Hans zat er bij, alsof hij ver van alle liefdesdrama's verwijderd was.
‘Omdat Hans niet meer naar de professor toewilde. Ik bedoel bij Ronnie thuis. Maar nu is het weer in orde.’
‘Gelukkig maar. Ik vond Ronnie een schat.’
‘Ja, dat is ze ook.’
Toen ik later naar huis fietste, kwam ik Wim en Mol tegen in Wim's kleine sportwagen. Mol leunde opzichtig tegen Wim's schouder, en Wim stuurde met één hand.
‘Wees maar voorzichtig,’ gilde ik in het voorbijgaan. En ik ijsde een beetje voor de situatie, die ik thuis zou vinden. Maar, dat viel nogal mee. Er heerste in elk geval stilte. En, tegelijk met mij, arriveerde er een buurman van zestig, die vrijgezel is, en die alleen over rozen en vogels kout. Dus ik verdween spoorslags. Maar, toen ik al in bed lag, kwam Mams bij me binnen.
‘Slaap je al Joop?’
‘Nee Jopie,’ zei ik. ‘Dat is een domme vraag.’
Ze ging op mijn sponde zitten. Ze zei: ‘Wat zie je er lief uit, kind.’
Ik vroeg: ‘Was van der Meer vervelend?’
‘O nee, hij heeft nu een nieuwe hobby.’
‘Wat dan?’
‘Orchideeën.’
‘Kostbaar. Verveelt hij Paps daar nu mee?’
| |
| |
‘Och vervelen...... Zeg schat, wat heb ik opgehoord van jouw balletaanleg.’
‘Ja,’ zei ik bescheiden. ‘Of aanleg...... dat weet ik nog zo net niet.’
‘Maar Wim was verrukt!’
‘Ja. Dat is wel zo.’ Ik schoof naar Mams toe. ‘Ik zou het zo zalig vinden, om naar de balletschool te gaan. Dan zou ik nooit hoeven trouwen.’
‘Hebt U vroeger ook zo geleden, toen U niet naar de Toneelschool mocht?’
Mams sloeg haar arm om me heen. ‘Ik zal met Paps praten. Maar ik stel er mij vrij weinig van voor Joop. In elk geval, als je naar de huishoudschool gaat, doe dan je best.’
Ik werd meteen triest. ‘Maar, U begrijpt toch wel, dat het meteen moet. Anders word ik veel te oud.’
‘Maar schat, je begrijpt toch wel, dat ik het ook niet goedkeur, dat je er een beroep van maakt.’
| |
| |
‘Maar wat dan?’ jammerde ik.
‘Nu, dat je danst als...... ja, hoe moet ik dat zeggen, meer als ontspanning bedoel ik.’
Ik sloeg de armen om mijn knieën. Ik legde mijn hoofd op mijn knieën. Ik had in mijn hart helemaal niets verwacht. Dan was, wat Mams voorstelde, toch meegenomen.
‘Weet je wel, toen je vroeger rythmische gymnastiek deed bij Juffrouw Spanjaard, hoe verrukt Juffrouw Spanjaard van je was.’
‘O, maar dat was een naar mens.’
‘Hè Joop, helemaal niet. Ze was streng, geloof ik. Maar ik weet nog best, dat zij zei, dat jij verreweg de beste van het klasje was. En na jou kwam Meta Schuilenburg.’
Ik leefde op. ‘Meta Schuilenburg is ook op de balletschool. Tenminste, ze wàs er. Verleden jaar, toen Renée er ook was.’
‘Waarom gaat Renée dit jaar niet?’
‘Liefde,’ zei ik koel en onverschillig.
‘Nu Jopie, ik zal er nog met Paps over praten.’
‘Hebt U vroeger ook zo geleden, toen U niet naar de Toneelschool mocht?’
Mams lachte. ‘Lijd jij dan nu baby?’
‘Ja, in stilte.’ Maar vlug zei ik nog: ‘Ik vind het toch prettig, dat U er zo tegenover staat Mams.’
‘En, toen ik aan het toneel wilde, was er niemand, die op mìjn hand was. Of het zouden de vriendinnen geweest moeten zijn.’
Ik bekende droef: ‘Ja, dat was nog erger.’
‘Zul je nu gaan slapen Jopie?’
‘Nee, ik zal nog uren wakker liggen. En denken aan wat had kunnen zijn.’ Maar toen lachte Mams, en deed het schemerlampje naast mijn bed uit, wat ik prompt weer aanstak, toen de deur achter haar was dichtgevallen......
* * *
En nu is de kogel door de kerk. Paps heeft genadig toegestemd, dat, als ik met Kerstmis met een heel goed rapport
| |
| |
thuiskom, dat ik dan een cursus op de balletschool mag meemaken. ‘Indien het tenminste niet je studie belemmert.’ Ik wist natuurlijk meteen, dat, wat ik een vrij goed rapport zou vinden, maar matig zou zijn in Vaders ogen. En, ik wist helemaal, dat een cursus op de balletschool mijn studie natuurlijk helemaal onderste boven zou gooien. Maar ik wist ook, dat Mams op mijn hand was. En dat was denderend!
Ik heb mijn entree op de huishoudschool gemaakt. Het was een dag, dat Mams naar Amsterdam was. Ze had alles voor mij uitgelegd, tot kousen toe. Maar ik hulde me in een ‘Trosjurk’, met schepen bezaaid. En ik ging met fiere, blote benen, want het was om te stikken.
De directrice, die op Tante Suzanna lijkt, maar dan in het jong, keek viezig naar de hollandsche schepen, die dobberden op mijn jurk. Maar daar zei ze niets van. Maar mijn benen deden haar afkeurend kijken. Ze vroeg mij van al de kinderen, die samengetroept waren: ‘Hoe heet jij?’
‘Joop van Dil.’
‘Wil je er dan in het vervolg aan denken, dat je gekleed op school komt?’ Ik keek langs mijn jurk. Ik wilde wat zeggen, maar Renée, die achter me stond, gaf mij een lichtelijke por.
‘Ik wèns, dat je kousen draagt.’
‘Goed Mevrouw,’ zei ik, gedachtig aan de por, en gedachtig aan de balletschool, al zou die dan maar alleen voor ontspanning dienen. Onze directrice is getrouwd met een klein mannetje. En ze laat er zich op voorstaan, zoals Loukie Bos zegt. Loukie zit tweede klas, ze is een naar kind, maar dat heb ik geloof ik al gezegd, en ze doet krankzinnig tegen Renée, omdat zij nu met Kik gaat. Ze snapt niet, de uil, dat zij voor Kik alleen maar een toevluchtsoord is, nu Renée verloofd is. Renée staat er boven, zoals zij zegt. En dat is ook zo. Tegen mij fluisterde ze, toen wij in een kluit in de hal stonden: ‘Zeg, zie je deze broche?’ Het was een Tros-broche, die vele leden dragen. Ik niet.
‘Ja,’ zei ik, ‘wat is daarmee?’
‘Die heb ik van Adriaan gekregen.’
‘Wie is Adriaan?’ Hoewel ik het wel door had.
| |
| |
‘Adriaan Stéénmeier.’
‘Zegt mij niets.’
‘Die met Renée heeft gegaan.’
‘O, Kik?’ zei ik.
‘Wie praat daar?’ wilde Mevrouw de Boer weten.
Ik staarde dromend voor mij uit. ‘Ik Mevrouw,’ zei Loukie fideel.
‘Dat is een heel slecht begin Loukie,’ vond Mevrouw. Ik keurde de leraressen, die zich om Mevrouw heengegroepeerd hadden, alsof ze op een foto moesten. Ze zagen er eigenlijk allemaal wel leuk uit. Een paar waren verloofd, tenminste ik ontwaarde enige ringen, en één, die niet verloofd was, had een zeldzaam lief gezicht.
‘Zèèg,’ blies Loukie.
Ik staarde dromerig naar de directrice, die een speech hield.
‘Ja, wat is er?’
‘Zeg, weet jij, dat Kik niet meer studeert? Hij komt nu bij zijn Vader in de zaak.’
‘Ik wist niet eens, dat zijn Vader een zaak had,’ prevelde ik.
‘O ja. Een im- en export.’
‘Waarin?’
‘In alles.’ De directrice, die aan het eind van haar speech gekomen was, keek weer fronsend onze kant uit. En, daar ik aan de balletschool dacht, keek ik haar eerlijk in de ogen. Zo braaf-eerlijk. Na de speech konden wij weer naar huis, ‘rustig, rustig,’ zei de directrice.
Het was alweer een stralende dag, en Renée en ik koersten meteen naar ‘de Tros’. Renée had sandwiches bij zich, die had ik vergeten. We zouden de hele dag wegblijven. Renée had ook een thermosfles met koude chocola. Toen wij dicht bij ‘de Tros’ waren, zei Renée: ‘Toch wel enig, eindelijk weer eens met ons beidjes.’
‘Waar is Hans?’
‘O, die blokt zwaar.’
Ze had het ‘blokt zwaar’ ternauwernood uitgesproken, of daar riep een stem: ‘Hallo’. Gelukkig geen ‘Halloot’, dacht ik. Het waren Hans en de Koe.
| |
| |
‘Hoe kom je hier?’ vroeg Renée. ‘Je zou toch studeren.’
‘Ja, maar Fer kwam onverwacht.’ Fer was natuurlijk de Koe. ‘En 't is zulk prachtig weer.’ Hij zei het haast verontschuldigend. ‘En ik wist, dat jij zou gaan roeien. Met Joop.’
‘Nou enfin......’ Renée leek alweer verzoend.
De Koe bewoog zich naast mij voort. ‘Heb je nog een beetje aan mij gedacht Jopie?’
Ik trok een gezicht. Op zo'n heerlijke Septembermorgen zo'n akelige doctor in de economie (waarvoor ik eens een moord zou hebben begaan) naast je, die weeïg prevelde: ‘Heb je nog aan me gedacht, Jopie.’
‘Natuurlijk niet,’ zei ik fier. ‘Ik heb wel wat beters gehad, om aan te denken.’
‘Je doet me pijn,’ zei de Koe.
Daarop antwoordde ik maar niet eens. Ook, omdat ik in de verte een span aan zag komen, waarvan ik helemaal ijsde. Het waren Flap en Kwast. Flap zonder baard, maar met een onafgewerkte snor, en Kwast luidruchtiger dan ooit.
‘Halloot, halloot, halloot,’ jubelde hij. ‘Wij dachten wel, dat je op de Tros zou komen Jopie. Halloot Neus.’
De Neus was natuurlijk de Koe, en Flap stamelde aan mijn zijde: ‘Je vindt het toch niet erg, dat ìk er ben.’
‘Waarom zou ik dat erg vinden?’
‘Nee, zie je, bij de verloving van Renée deed je een beetje ......raar,’ zei de Flap.
‘Ik? Jìj deed raar.’ Ik was meteen verontwaardigd. Had ik me zo heerlijk voorgesteld om een hele dag zalig met Renée op het water te dobberen, en inplaats daarvan voelde ik me benauwd door niet-gewenste economen.
‘Ik?!’ vroeg Flap. Maar toen kwam Kwast tussenbeide. ‘Wij zijn weer verzoend.’
‘Ja, jammer genoeg,’ zei ik.
‘Dat meent je niet,’ vond Kwast, terwijl hij zich gewoon tussen de Koe en mij indrong.
‘Niet zoveel praatjes,’ zei Kwast. ‘Al ben jij dan klaar......
| |
| |
Zeg Lodewijk, haal je boeken. Kun je met Neus gaan repeteren. Kost je niks.’ Flap bloosde bij deze onkiese woorden. De Koe zei: ‘Hou een beetje je gemak, vrindje.’
We kwamen bij ‘de Tros’ aan. Ik zei onverschillig tegen een deemoedige Flap: ‘Zeg, heb jij nog hard gevost in je vacantie.’
‘Jawel. Maar die Borst is een klier.’
‘Dat heb jij altijd gezegd. Maar daarom kun jìj toch wel vossen.’
‘Ik moet eind October mijn tentamen doen. Ik geloof, dat ik er nooit kom.’
‘Maar dan moet je wèrken,’ zei ik braaf. ‘En niet maar zo 's morgens op de Tros rondhangen.’
Kwast, die door de Koe was weggewerkt, was nu aan de kant van Flap weer opgedoken. ‘Zeg Joop, zullen wij samen in een wherryt?’
‘Wherry,’ corrigeerde ik fel.
‘Wij samen in een wherryt? Wherry? Dan stuurt hij wel.’ De ‘hij’ was Flap.
‘Ik peins er niet over. Ik ga alleen skiffen.’
‘Dat méént je niet,’ klaagde Kwast.
‘Je zult het zien......’ begon ik. En toen klonk er een fidele stem: ‘Hallo Joop.’ Het was Wim Boerree, die op het terras, waar we eindelijk aangeland waren, een kopje koffie dronk met Mol, die meteen zuur keek.
Na het balletdrama is Wim's houding helemaal veranderd. Hij doet lief en vaderlijk tegen mij. Soms alleen maar lief, en niét vaderlijk. Zo'n moment leken wij nu te beleven.
‘Zeg Joop, kom jij even bij ons zitten?’
‘Het is hier vrèselijk zonnig,’ animeerde Mol.
‘Nee jongen,’ - jongen tegen Wim, die mijn Vader zou kunnen zijn, o nee, dat kan niet, want hij is pas negenentwintig - ‘nee jongen, ik ga skiffen.’
‘Alleen?’ Wim keek verbluft de troep aan, waarmee ik op het terras was gearriveerd.
‘Ja. Alleen. Mag ik jullie even voorstellen: Fl...... van der Putte, Kwast en de Koe. O maar van der Putte en Kwast ken
| |
| |
je al. Weet je wel die Zondagmorgen, toen ik met Paps en Mams hier was. En met Peter.’
Wim keek, alsof hij dat volkomen vergeten was, en Mol keek ongeïnteresseerd.
‘Wie is Peter?’ moest Kwast natuurlijk direct weten.
‘Gaat je niets aan,’ zei ik.
‘Maar, wie is Peter?’ dreinde Kwast door.
‘Och, haar broer,’ zei Flap.
‘O gelukkig, je broert maar.’ Kwast zonk in een stoel neer, maar, toen er een kellner verscheen, zei hij, dat hij alleen maar even ‘rustte’.
Renée en Hans, die even verdwenen waren, waarheen weet ik niet, kwamen nu te voorschijn.
Mol kweelde: ‘O Renée, ik moet je nog feliciteren met je verloving. En U ook Meneer van Tongeren.’ Ze had de stem en de gebaren van Tante Julie op haar best. Tot Wim zei: ‘Wat staat die jurk je leuk. Vind je ook niet Gaby, dat die jurk Joop leuk staat?’
‘Nee, ik vind hem kinderachtig,’ zei Mol. Tante Julie op haar zuurst.
‘Nu, wat doen we nu?’ vroeg Kwast, die nog altijd ‘rustte’.
En allemaal, ja het waren maar drie paar ogen, die van de Koe en Flap en Kwast, keken naar mij. ‘Ik ga skiffen,’ zei ik nog eens. ‘Help jij mij met de Spin, Flap?’ Mismoedig liep Flap naast mij, om de Spin uit haar hol te halen. Maar ik wilde me niet laten vertederen. En ik wilde toch nog genieten gaan van die stralende morgen. Toen ik mij verkleed had in mijn mouwloze shirtje en mijn korte broekje, verscheen ik weer op het terras. Ik had ‘de Spin’ ingeschreven. De Koe zat achter een kopje koffie. Hij keek over zijn neus heen naar mij. Kwast had iets geligs voor zich staan, zijn touwige haar glansde in de zon. Hans en Renée waren ook bij de koffie aangeland - ik dacht met weemoed aan de thermosfles van Renée vol zalige chocola - en ik voelde me meteen sportief. Tot Wim zei: ‘Jij komt toch even bij ons zitten, niet? En wat drink jij Jopie?’
‘Ik drink niets. Ik ga meteen het water in.’
| |
| |
‘Wat zie jij er leuk uit Jopie. Vin je niet Gaby, dat Joop er leuk uitziet?’ zei de kiese Wim, die het nooit leert.
‘Och, gaat wel,’ zei Mol. ‘Zullen wij nu nog een eindje gaan omrijden, Billy?’ ‘Best,’ zei Wim. En Kwast zei, achter zijn gelige vocht, met een tragische blik op mij: ‘Mijn hart is gebrokent. Mijn ziel is versteend!’
|
|