| |
| |
| |
V
Do Re Mi Bar. Dit is mijn derde dranktent vanavond. Aan de bar staat een kleurling. Een reus van een vent. Hij heeft het met de barkeeper over de komende verkiezingen. Zijn stemvolume is evenredig aan zijn grote lichaam. Jezus, wat een stem heeft die vent, hij doet de hele zaal dreunen. Maar een kleurling hoeft geen reus te zijn om hard te praten. Ik heb nog nooit een kleurling ontmoet, die zacht kon spreken.
Soms wou ik dat ik een neger was. Nou ja, ik bedoel niet helemaal zwart, maar dan toch dat mijn huidskleur een beetje gekleurd was. Ik stel me voor dat ik me dan wel beter op mijn gemak zou voelen hier. Dit is een negereiland, hoe je het ook bekijkt. De zon, de lucht, de cactussen, de kust en de zee, alles hoort bij het neger-zijn. Een blanke heeft hier niets te maken. De hete zon die hier brandt, is een negerzon. Een blanke, al is het een blanke die hier geboren en getogen is, is er niet tegen bestand en went er nooit helemaal aan. Hij gaat op een zaterdagmiddag naar het strand en begint twee dagen later te vervellen. Een neger vervelt nooit. Ook de lucht en de wind behoren bij het eiland. De altijd waaiende passaatwind is een negerwind en de grauwe wolken 's morgens en de witte wolken 's middags zijn negerwolken. De cactus is een negerplant. Groeien er cactusplanten in blanke landen? Ja, in de broeikassen, zoals zij daar ook apen houden in de dierentuinen. Ook de kust is een negerkust en de zee een negerzee. De kust is rotsig, puntig, scherp en verraderlijk, even verraderlijk als de zee die zo makkelijk en zo dikwijls van kleur verandert. Vroeger bezat het eiland mooie, witte stranden, maar al | |
| |
het zand is nu weg, weggehaald in grote trucks om huizen te bouwen in de stad. De weinige stranden die zijn overgebleven zijn mismaakt en in het weinige zand dat je er nog ziet, bevinden zich glasscherven. Dit is een negereiland, hoe je het ook bekijkt.
Ik denk aan Oswald en moet lachen. Mijnheer Elektronisch Brein noem ik hem soms. Wanneer hij niet dronken is, is hij Mijnheer Elektronisch Brein. Steeds in alles correct en maakt nooit fouten. Nooit verkeerd, nooit in twijfel. Als een koude zielloze machine. Met hart en ziel verbonden aan de methodiek. In al zijn handelingen zit lijn, de juiste lijn; in al zijn daden een methode, de goede methode. Iemand die zich scheert, zijn handen wast en zijn handen afdroogt volgens een methode, de goede methode. Koud, soms hardvochtig, soms egoïstisch. Soms heeft hij ook een hart van goud. Hij mag me graag. Heel graag, geloof ik. Ik denk dat het 'm zit in ons anders-zijn. Omdat wij zo veel in alles van mekaar verschillen. Ik ben soms een wazige dromer, die de meest fantastische luchtkastelen kan zitten bouwen. Dat weet hij en hij vindt het een dwaze bezigheid, maar hij mag me graag. Ik geloof dat het enige waar hij van droomt, als hij tenminste ooit droomt, zijn bankrekening is. Ik heb nooit een bankrekening gehad en ik wil er ook geen. Ik haat bankrekeningen. Als ik ooit de hoofdprijs uit de loterij trek, zou ik nog geen bankrekening openen. Ik zou een gloednieuwe auto kopen en de rest van het geld in mijn zak stoppen en ermee rondlopen en het opmaken ook. Zoiets zal Oswald nooit kunnen begrijpen. Wij verschillen ook in veel andere dingen. Ik ben onberekenbaar, ik mis het constante temperament. Nu eens ben | |
| |
ik zeer luchthartig, lap de ganse wereld aan mijn laars en gekscheer met de ernstigste en heiligste dingen. Dan weer ben ik bepaald zwaarmoedig en kan me ernstig bezorgd maken over de onbenulligste zaken. Hij beschikt over het constante temperament, een vent van wie je weet wat je aan hem hebt. Ik ben er van overtuigd, dat wanneer hij midden in de nacht zou worden gewekt en hem de vragen werden gesteld, welke de hoofdstad van Indo-China is en hoeveel de Greenwich-tijd met onze tijd verschilt, hij meteen de juiste antwoorden zou kunnen geven. Ik weet die dingen niet eens wanneer ik wakker ben. Hoe meer ik er over nadenk, hoe sterker ik de overtuiging krijg dat hij me graag mag, omdat ik alles ben wat hij niet is: grillig, onbehulpzaam, wreed, pessimistisch, onbetrouwbaar, doelloos, opstandig, cynisch, enz., enz. Niet dat hij deze dingen in mij bewondert. Helemaal niet. Een correct mens bewondert deze dingen niet. Maar juist omdat hij zo geheel anders is, geloof ik dat hij zich aangetrokken voelt tot een persoon die al deze ondeugden en onhebbelijkheden in zo ruime mate bezit. Het vreemde is dat ik hem ook graag mag. Ik heb veel voor hem over en zou veel voor hem doen, ook dingen die ik anders helemaal niet graag doe. Waarom weet ik niet. Misschien ook omdat wij zozeer van elkaar verschillen. Ik weet het niet. Het kan me verdomd weinig schelen ook.
Ik denk aan Oswald en moet lachen. Hij moest nu bij me zitten hier in de Do Re Mi Bar. Ik zou me rotlachen. Want wanneer hij dronken is, is hij Mijnheer Elektronisch Brein af. Dan kan hij de gekste dingen uitkramen en wanneer je hem de volgende dag vertelt wat hij allemaal gezegd heeft, zegt hij | |
| |
dat je liegt. En omdat jezelf ook dronken bent geweest, ga je werkelijk geloven dat je het hele verhaal zelf verzonnen hebt. Het negervraagstuk is zijn geliefkoosd onderwerp. Hij kan er uren over praten. Wanneer hij dronken is, komt hij altijd met hetzelfde verhaal.
‘Ik was gisteren in de club,’ zo begint hij altijd. ‘Ik was gisteren in de club en weet je wie ik daar zag? Pancho Zakoetoe! Stel je voor zeg: Pancho Zakoetoe in de club! Hij zat op het terras, waar iedere voorbijganger hem kon zien zitten. Parmantig en glunderend zat hij daar, met een sigaar van twintig centimeter in de mond en een glas whisky-soda in de hand. De Portugese waiter bediende hem. Stel je voor zeg, negers drinken tegenwoordig whisky-soda! Ik weet wel dat hij schatrijk is, maar hij blijft een neger, al ziet hij er niet zo zwart uit. Weet je dat zijn vader een buitenbeentje is van de grootvader van Maurits? Dat heb je niet geweten, hè? Ja, schatrijk is hij nu wel. De onontwikkeldste vent geven ze hier het agentschap van het een of ander merk Amerikaanse auto's en binnen tien jaar is hij schatrijk. Verstand heb je er niet voor nodig. In ieder geval, naar die club ga ik niet meer, ze mogen mij gerust afschrijven als lid. Het laatste bolwerk is gevallen. En wat erger is, zonder slag of stoot gevallen. En wat is het excuus dat men geeft? Wij leven niet meer in 1900, de tijden zijn veranderd. Natuurlijk zijn de tijden veranderd, maar de mensen, zijn de mensen veranderd? Waarom kunnen twee gemeenschappen die driehonderd jaar lang onder eenzelfde dak maar geheel apart van elkaar hebben bestaan, niet worden gehandhaafd? Omdat de wereldopinie dit eist? Om te voldoen aan de onophoudelijke stroom van holle frasen over gelijk- | |
| |
heid en broederschap, die sedert het einde van de tweede wereldoorlog door pers, radio en volksvertegenwoordigingen wordt rondgebazuind? Negers als lid van onze club, Christus! Dat was een van de weinige clubs die nog over was en ook die is nu naar de verdoemenis. Voortaan drink ik alleen thuis. Ik sla een grote voorraad whisky op en bezuip me thuis. In die club zien ze mij niet meer. Weet je wat men hier moest doen? Men moest hier het nazi-plan ten opzichte van negers toepassen. Weet je hoe die
pientere nazi's het negervraagstuk zouden hebben opgelost? Hahaha! Mieterse kerels, die Duitsers, hersens hebben ze, hersens. Ik zal je het nazi-plan verklappen. De negers zijn vrij, compleet vrij op één kleinigheid na. Ze mogen alles, hebben toegang tot alle plaatsen en alle clubs en mogen alle posten bekleden. Ze mogen alles. Alleen zijn zij verplicht steeds blootsvoets te lopen. Blootsvoets! Zie je de prachtoplossing? Zij mogen alle posten bekleden, alle clubs bezoeken; zij mogen Baltimorepakken dragen, grote sigaren roken en ook whisky-soda drinken. Alleen moeten zij altijd blootsvoets zijn. Vind je dit geen fantastische oplossing voor alle problemen? Maar het mag niet. Wereldopinie. Het Comité voor de Rechten van de Mens (zetel New York, U.S.A.) zou zoiets nooit toestaan. En wij zitten maar met de gebakken peren. En het wordt met de dag erger. Het tijdperk van baas in eigen huis is ingeluid. Iedereen is zijn eigen baas. De era van zelfbestuur. Ik voorspel je, de toestand wordt over enige tijd onhoudbaar. Zie je de paleizen van scholen die als paddestoelen uit de grond verrijzen? Waar dienen die voor? Om mijn kinderen onderwijs te geven? Neen hoor, allemaal voor negerjongetjes. Binnenkort krijgen wij Doctor Zakoe- | |
| |
toe, Advocaat Zakoetoe, Rechter Zakoetoe, Ingenieur Zakoetoe, Pastoor Zakoetoe! Wat dan? Ik vraag je, wat dan?’
Er lopen er niet veel meer rond als Oswald. Hij is ongeveer de alleenvertegenwoordiger van de oude protestantse geslachten van weleer, de plantage- en slavenhouders en kooplieden; hardvochtig, degelijk, diep-christelijk, efficiënt. De oude geslachten die met ijzeren hand de scepter zwaaiden over groene hoven, zwarte slaven en witte landhuizen. Zij vormden toen de pijlers waarop de eilandelijke gemeenschap rustte. Zij waren koningen, en hun koninkrijk was het economische centrum van een klein geïsoleerd wereldje op zichzelf: het landhuis met de plantage. Waar zijn zij nu?
De groene hoven zijn niet meer; al het grondwater is opgezogen en de waterputten zijn zwarte, droge wonden waarin bij tijd en wijle een sterke windstoot somber loeit. Alleen in de regentijd zie je nog kleine maïsvelden en komkommerstruiken. De emancipatie maakte een einde aan de slavenklasse, de industrialisatie verplaatste de hartslag van het eiland van de plantage naar de fabriek, en de eertijds trotse landhuizen zijn nu verminkte bezienswaardigheden geworden, gedegradeerd tot gewild object van kleurenslides-enthousiastelingen.
Dwaalt er nog tussen die vervallen ruïnes een spook rond dat geen rust kan vinden? Brandt de tropenzon minder fel op die gescheurde muren, waaruit het gele ijselsteen naar buiten brokkelt dat lang geleden als ballast met de zeilschepen uit Europa werd aangevoerd?
Wat is er van die oude families overgebleven? Een klein deel is hereuropeest door huwelijk met Europeanen en staat | |
| |
daarom verder van het eiland af dan ooit tevoren. Een groot deel is vernegerd door huwelijk met kleurlingen en is hierdoor opgenomen geworden in het proces, waaruit eens wellicht een sterke, jonge mulattengeneratie kan worden geboren die het fysieke vermogen en vooral de psychische evenwichtigheid zal bezitten voor de opbouw van het eiland. De rest, misschien het grootste gedeelte, sterft de langzame verrottingsdood van alle minderheidsgroepen die haar behoeding zoeken in haar verdwenen superioriteit. De jongste generatie van deze laatste groep bestaat uit slappelingen, die hemelsbreed verschillen van hun stoere voorvaderen, waarvan zij enkel en alleen de familienaam hebben geërfd. Slappeling is het juiste woord. Want juist deze groep had mede die kracht kunnen leveren die het eiland zo hard van node heeft voor zijn genezing. Slappelingen die hun tijd verprutsen met slotmachines, tennis- en schermwedstrijden, drinken en dansen, en alleen maar vrij durven spreken en hun hart durven luchten op het gewijde grondgebied van hun statige, honderd jaar oude clubgebouw.
|
|