Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Doodsstrijd Ik lig zwaar en verminkt in een hoek van den nacht, weerloos en blind; ik wacht op den dood die nu eindelijk komen moet. het paradijs is verbrand: ik proef roet, dood, angst en bloed. ik ben bang, ik ben bang voor den dood. ik kan hem niet zien, ik kan hem niet zien, maar ik voel hem achter mij staan. hij is misschien rakelings langs mij gegaan. hij sluipt op zwarte geruischlooze voeten onzichtbaar achter het leven aan. hij is weergaloos laf: hij valt aan in den rug; hij durft niet recht tegenover mij staan; ik zou zijn schedel te pletter slaan. ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar verlangen naar bloed. Vorige Volgende