Tempel en kruis(1940)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VII ‘O vleesch dat uzelve bevlekt met het beursche vleesch der cultuur, wees een plant weer, een stroomend wier in de zwarte rivier der natuur. al de woorden verdampen als dauw en het zaad dat vruchtbaar zou zijn in den buik van een bloeiende vrouw verkwijnt in het knapenlijf van den gladden hermafrodiet, de hetaire die 't embryo doodt; slaap niet met het intellect, paar niet met een kouden schoot. want nog steeds is addergebroed de vrucht van inteelt geweest en ook de infant van den geest zal den weg gaan van alle vleesch. zie, de maan heeft het schrift al gevlekt dat uw pen dreef in het papier; ook het vers dat het merg u onttrekt zal als het gras zoo kort zijn van duur. verzink in het dal van den slaap, in den humus der wereldgrond - een bedwelming zonder naam, een vergetelheid zonder grond.’ Vorige Volgende