Tempel en kruis(1940)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] De dierenriem [pagina 7] [p. 7] I De man van wien ik dit verhaal vertel keerde voor kort naar zijn geboorteland; 't wordt nu een jaar, dat hij zijn intrek nam boven het vredig makelaarskantoor dat op den hoek tusschen twee grachten ligt aan 't plein dat als een zeester in het zand zijn schachten uitzendt in de mijn der stad. rechts ziet zijn raam het krimpende gelid der smalle bruggen de verbinding slaan naar feodale deuren - een huizenrij die met zijn kelders in het water staat -, links raakt het scherend zoeklicht van zijn blik den top der boomen die geworteld staan in de verzakte werven van de gracht; en als een leege krater ligt het plein in het zieltogend duister uitgespreid van 't helsche neonlicht der doode stad. Vorige Volgende