Porta Nigra(1934)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Zonnige septembermorgen De zomer en de late rozen zijn zacht ontblaadrend uitgebloeid; het bloedend vuur, het heete blozen tot oud octobergoud vergloeid. de groene vlammen van de boomen - bestorven bruin en wingerdrood - zijn van hun donkre drift benomen o dag, o droom van blauw en goud! het licht hangt in de honigraten der vensters als een vochtig vlies en morgenzon in de gelaten waarin bij nacht de droefheid wies. o zijden zonlicht, zacht kristal hoe onbeschrijflijk mild en edel verzilvert gij het smal ravijn der huizen en de ranke schreden der meisjes langs den waterwal en langs de gracht en op de bruggen die teer gebogen ruggen welven over het fulpen waterdal; de kindren vangen met hun handen de zachte speren; en hun mond vangt het geluk met open tanden van dauw en vochte morgenstond. [pagina 42] [p. 42] o witte wel, o waterval omhuiverd door die vroege tent van hemelsblauw, o firmament dat koel en diep doorschijnend is; genees mijn hart dat in den zomer zoo ruw en rood gehavend werd; genees het in het klare stroomen voordat het droef en avond wordt. Vorige Volgende