Cendrars
Naar aanleiding van Moravagine
Lees, als het u eens wat al te grauw en eng wordt in Holland, dit boek van Cendrars. Ik voor mij krijg bij het lezen ervan een onbedwingbaar heimwee naar de wereld, de wijde wereld van den lichtmatroos, en ik verwonder en erger mij erover, dat dit verlangen insluimeren kon en zoo lang onvervuld bleef. Al mijn bezwaren tegen internationalisme, americanisme, cosmopolitisme en de rest vervliegen als rook. Ik wil weg en op reis: naar de ijskoude witte nachten der polen, naar de dreunende fosforesceerende havens van Shanghai, Vancouver, Odessa, Rio, Port-Saïd; naar de zingende groene stilten der Zuidzee.
Ik geef toe: een boek is een schraal surrogaat, maar ik zou willen zeggen om van de prachtige fata morgana der ruimte nog even terug te vallen naar de realiteit (!) onzer letteren: een werk, waar de globe in ronddraait, is altijd beter dan de horren-litteratuur van ons (de term is helaas niet van mij:) onvolvloekbaar vaderland. Deze stelling, precies zooals ze daar staat, heeft werkelijk wanhopig-gelijk, maar veralgemeend wordt ze scheef: want een haard is een wereld en twee oogen zijn grondeloozer dan sterren en oceanen.
Cendrars is een zwerver; een dier groote cosmopolitische avonturiers dezer jaren, die de onrust meeneemt op steamers en karavanen. Zij duiken op, voor zichzelf onverwacht, een avond in San Francisco, terwijl een vrouw hen wacht, dienzelfden avond, in Bordeaux. Hun leven is snel, scherp en gedecideerd; hel en veelkleurig. Kris en kras oversneden met de teekens en merken van dertig culturen, eilanden, liefdes en woestijnen. Hun hart is een paspoort, bont en verward en vaag overstempeld. In een verrukkelijk enerveerend tempo doorkruisen zij werelddeelen, revolutie's, menschenlevens en ideologieën. Zij veroveren verten, en verlaten die; zij veroveren steden, zwart en brandend in den avond, en trekken verder, den volgenden morgen; de herinnering