rische beelden onzichtbaar wordt, een rhythme, dat op een beslissend moment precies het verkeerde doet (altijd te vroeg inkrimpen, b.v., minderen, reven, hoe wilt ge het noemen), en toch poëzie. Barok, expressionistisch, door en door katholiek; dof-brons van toon, in zijn vervullingen; overplastisch; angstig-wankel van omtrek, altijd; onberekenbaar, onbetrouwbaar in haar rhythmen; maar daaronder, daarachter, daar soms mijlen ver onder en achter een humaan en poëtisch hart! Dat alleen maar verzuimt - aesthetisch is dat onvergeeflijk en creatief ontzaglijk gevaarlijk! - de plaats en de functies van het hart in de lichamen zijner gedichten in te nemen en op zich te nemen; dat dwaalt, revolteert, zorgeloos wandelt, vertegenwoordigers zendt; - deserteert? - Ik kan onmogelijk blijven beweren, dat wie De Geboorte schrijft, een dichterlijke deserteur zou zijn. Want ook al werd dit vers goddank niet feilloos, het logenstraft vrijwel alle bedenking, die rijst bij zijn kortere werk: het is grootsch van conceptie, vol van toon, vaart en plastiek; verrassend in duizend teere nuancen, en jong, jong, jong. - Ik ben achteraf, uitermate verheugd, dat Jan Engelman den moed heeft gehad de eenheid van zijn plaquette te schenden, en inplaats van meer kleinere verzen De Geboorte gaf; want dit vers redt zijn bundel van fragmentarische, barokke, brokkelige kleinpoëzie naar een brok vurige, snelle, volle. De zaak is alleen: laat het hart wérken, bloed-stuwen, léven in het lichaam der kleinere dingen, öf verwerp ze en kies de groote, want zoo goed het laatste is, zoo hachlijk de eerste.