[Voorwoord]
Pas na scherp overwegen besloot ik de eerste stukken der tweede afdeeling in dezen bundel te doen herdrukken: zij overschatten m.i. minder de scherpte van het verschil tusschen twee dichter-geslachten, of -groepen dan het belang van dit onderscheid. En zij misten hun doel: men stimuleert blijkbaar niet op deze wijze een jeugd. Buitendien zijn al dergelijke pogingen tot vernieuwing onwezenlijk en partieel: alleen in een nieuwe gemeenschap, inderdaad, ontstaat opnieuw groote kunst. De vraag is alleen, wat men daaronder verstaat. Maar de stukken in quaestie fixeeren verhoudingen en tendenzen, teekenend voor de nieuwere poëzie, en ontleenen dááraan wellicht een zeker historisch belang. Ik ben echter te weinig tot omzien geneigd om in dit eventueel historisch belang een argument voor herdrukken te zien, en plaats ze hier dan ook alleen, omdat ik ze als geschrift onverzwakt handhaven kan.
Ik wil voorkomen, dat er, den eenigen keer wellicht, dat ik een juisten titel koos, aan die juistheid twijfel ontstaat, en misverstand wat mijn critisch credo betreft. Men kent het geval: Diogenes liep op een klaarlichten dag met een brandende lamp door Athene, en toen men hem vroeg, waar die onzin toe diende, antwoordde hij, dat hij menschen zocht. - De zaak is nu niet, dat ik, in poëticis, alleen den mensch in den dichter zoek; ik zoek evenzeer den dichter in den mensch, maar én onder menschen (in biologischen zin) én onder dichters allereerst of uitsluitend menschen, gestuwden door scheppingskracht.