lang en - kan men dat zeggen? - doodslang zou kunnen geloven. Voortdurend kleiner werden die, van omvang althans en van allure, voortdurend bescheidener, stiller en zuiverder: niemand is begonnen met trotser, hoogmoediger zekerheid, niemand heeft die en die daarop volgden, eerlijker verworpen, niemand leed dieper door de tegenspraak van een hovaardigen, harden geest en een teder, kinderlijk hart, en haar dichten, althans het overgrote, door-en-door individualistische deel daarvan is een middel geweest om die tegenspraak te verkleinen en te verzachten, om haar wankelmoedig hart op te beuren tot de stralende ijszekerheden van het intellect, om het te troosten indien zij daarvan, telkens opnieuw, werd beroofd; om, beeldend, de abstracta van haar ideologie concrete, zichtbare geloofwaardigheden te maken voor haar sentiment; om te zien, wat zij dacht, om te vinden, wat zij zocht, om te ervaren, wat zij ging hopen. Om te getuigen, daarna, en te profeteren.
Poëzie was nimmer haar doel: zij schreef die alleen als bijkomstig gevolg: een gevolg, dat, als het tiende, of twintigste deel van haar oeuvre tot het grootste van onze dichtkunst behoort, maar wanneer zij in eerste en laatste instantie dichteres was geweest, wanneer zij, om het scherper te zeggen, zich een moment maar bekommerd had om het volstrekt niet uitsluitend renaissancistisch schoonheidsbegrip, dan had zij grote stukken van haar werk niet geschreven, of niet uitgegeven althans; ja dan had zij uit wanhoop wellicht geen regel geschreven, want dan had zij gevoeld, dat zij, in engeren zin, een niet met talent begaafde is; dat zij een gedicht geen contour kan geven en geen plastiek; dat haar verzen bijna nooit in zichzelf besloten organismen zijn, maar ontkiemen in een vorig en uitmonden in een volgend gedicht; dat beelden bij haar niet associatief-organisch ontstaan, maar volkomen los en storend meegesleurd worden door de beweging als afval op een rivier; dat deze beelden verminkte gehalveerde allegorieën zijn en de dwingende, identificerende kracht ontberen voor een vage, versleten vergelijkende beeldspraak; dat haar taal verder arm is evenals haar syntaxis, en haar beweging, vooral als zij maten en rijmen verwaarloost, strompelend, dodelijk monotoon.
Deze dingen schat men gering: de bewonderaars van haar werk lezen grotendeels geen poëzie, maar menselijkheid in vóór-poëtischen staat en zij bekommeren zich allerminst om zaken van vormkracht: zij menen dat deze poëtische omslag goed en graag kan worden gemist. Zij vergissen zich: door groter vorm-