in de boot te krijgen; maar dit gelukte toch eindelijk. De arme vrouw was echter zoo zwak, dat haar man haar in zijne armen overeind moest houden en zijn riem aan Willem overgeven. Zij landden gelukkig en brachten de zieke in de tent, waar men haar op een der bedden nederlegde. Zij verzocht om een weinig water.
‘En ik, oude domkop, heb vergeten dat mee te nemen; doch ik ga het terstond halen,’ riep Flink. ‘Zoo druk allen mogelijken voorraad over te slepen en toch het allernoodzakelijkste voor den mensch te vergeten! Wij moeten zoo spoedig mogelijk hier op dit eiland naar water omzien daar dit ons vrij wat moeite kan besparen.’
Flink keerde zoo snel mogelijk naar boord terug en bracht twee vaatjes water mede, welke hij en Willem naar de tent rolden.
‘Voor vandaag heb ik nu mijne laatste reis gedaan,’ zeide de oude man. ‘Ik ben moe - doodmoe.’
‘Dat geloof ik wel, mijn goede vriend,’ antwoordde mijnheer Wilson. ‘Gij hebt vele nachten achtereen gewaakt en over dag hard gearbeid. Aan verder werk moet gij heden niet meer denken.’
‘En ik heb geen eten geproefd vandaag en zelfs geen druppel water over mijne lippen gebracht,’ vervolgde Flink en zette zich op den grond neder.
‘Hoe is het, beste Flink, zijt gij niet wel?’ vroeg Willem.
‘Een beetje flauw, mijn jongen; ik ben niet meer zoo jong als vroeger. Kunt ge mij wat water aanreiken?’
‘Wacht, Willem, dat zal ìk doen,’ zei zijn vader en haalde een tinnen kan, die hij pas voor zijne vrouw gevuld had. ‘Hier, Flink, drink en wel bekome 't u!’
‘Het zal spoedig beter zijn, mijnheer. Ik zal mij een poosje neerleggen en dan een beschuit met wat vleesch gebruiken.’
De goede oude man was werkelijk geheel uitgeput, doch na iets gegeten te hebben, voelde hij zich spoedig veel beter. Juno was zeer ijverig. Ze had aan de kinderen wat pekelvleesch en beschuit gegeven; de jongste, benevens Thomas en Caroline, waren te bed gebracht, en de tweede tent was genoegzaam gereed.
‘Voor dezen nacht zal het zeer goed gaan, Juno,’ zeide haar meester. ‘Wij hebben vandaag veel afgedaan en de rust zal daar goed op smaken.’