De Psalmdichter, verhooght de goedtdadicheyt Godts ouer de
Godtsalighe, mitsgaders haer vertrouvven op Godt in haeren hoochsten
teghenspoet, nemende synen grondt op de teghenvvoordicheyt ende vvercken Godts,
ende porrende deshaluen de Heydenen tot kentenisse Godts, besluyt sijn Liedt
met een verclaringhe sijns vasten vertrouvvens.
1. Een Liedt voor den Oppersangmeester onder de kinderen Korach, te
singhen op den hoogsten toon.