Proefkonijn
(1985)–Paul Marlee– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
1San Juan, Puerto Rico, 5-1-1974
Twee kaarsen branden, een op tafel, op de eettafel, de andere op de bar; dat is de grote kaars: een vaas vol kaarsvet, een touwtje in het midden, vertikaal, en je hebt een kaars die een maand lang brandt: een reuzenlul met een vlammetje bovenop. Margo ligt op de sofa, ze bijt op haar nagels, tot er niets meer over is, tot bloedens toe. Dupart. Een van hun grote schrijvers. Het verkeer buiten. Acht uur? Neen. Zijn horloge wijst kwart voor negen. Zijn skriptie, zijn skriptie waar hij aan begonnen was, in de stille, donkere kamer achter, de tweede slaapkamer van | |
[pagina 6]
| |
het appartement. Hij heeft de Bacardi weer aangevuld in het glas, er was gelukkig nog wat pepsi in een can. Zij keek waarschijnlijk over de rand van het boek dat ze leest naar hem terwijl hij de rum ingoot. Ze vindt zeker dat hij teveel rum drinkt. Dupart. Waarom denkt hij weer aan Dupart? Hij voelde zich vandaag te rot om naar de universiteit te gaan, hij voelde zich beslist te rot. ‘Moet de uren weer inhalen.’ Ze geeft geen antwoord. Hij voelt druk in zijn ingewanden, hij moet afgaan. Zenuwen misschien? Vanmorgen is hij al geweest. Hij speelt met zijn baardje en tuurt naar de twee kaarsen. Margo keert haar achterwerk om op de sofa, de vieze sofa van Araras de huisbaas, voor wiens slecht gemeubileerde appartement zij $200.- per maand betalen. De ene kaars, die op de eettafel, vangt zijn blik. Mooie vlam. Net een heilig vlammetje; vuuraanbidders, de God van het vuur. Naast hem verwelken enkele asters in een koperen theepot. Hier in Puerto Rico gekocht. Holland. Zo ver weg. Suriname, de jungle, the jungle-warrior. Buurvrouw van naast is klaar met borden wassen, het gesodemieter en het gerinkel zijn afgelopen, daardoor hoort hij de versleten airco in | |
[pagina 7]
| |
hun slaapkamer duidelijker. Araras hoest zijn afschuwelijke vieze hoest beneden op straat. De hele dag hoest de flikker. Zodra je hoesten hoort, het echte vieze hoesten dat direkt een brok moet slikken, dan weet je dat Araras in de buurt is. Hij voelt zich lui, heeft geen zin meer, tuurt maar, tuurt naar de kleine zwarte tafel. Hij loopt rond in de voorkamer, loopt rond, gaat op het balkon zitten, tikt tegen het steen met een houten briefopener, ritmisch, hij zou in een African drumbeatgroup kunnen zitten. Ritmisch. De meisjes van beneden zitten op het stenen muurtje van 1 meter hoog; ze zullen hem wel horen tikken. De ene heeft een aardige smoel. Plotseling ruikt hij owru naiGa naar eindnoot+, hij snuift, wat is dat nou, misschien de airco? De airco, die heel oud is, lekt en het water blijft buiten op het verlengstuk van het balkon voor de slaapkamer liggen. Hij zegt tegen Margo, die verdiept in een boek zit te lezen in de voorkamer, dat hij owru nai ruikt. ‘Enh?’, zij kijkt op, ‘verschrikkelijk wat in dit boek gebeurt.’ ‘O dat boek, ja, zie je wat ze doen met die mensen, met electronische middelen. En die flinke zuster, die flinke Cuckoo die zo goed voor haar | |
[pagina 8]
| |
nest zorgt.’ ‘Ja’, zegt ze, ‘verschrikkelijk.’ ‘Ja, afschuwelijk. Deze dingen gebeuren nu, hier, elk moment, in deze wereld waarin we nu zo lekker zitten te duffen.’ ‘Die mensen worden gewoon vernietigd.’ ‘Wat denk je, deze dingen gebeuren met politieke gevangenen, overal.’ ‘Ja’, ze weet het, ze gelooft het wel. Ze staat op en gaat wat melk drinken uit de koelkast, komt weer zitten, neemt een bloknoot van de zwarte tafel en begint te schrijven. Wat schrijft ze? Hij zucht en hangt met zijn hoofd achterover tegen de glazen schuifdeur van het balkon. Het schelle geluid van een autoklakson doet hem opschrikken. De vervloekte auto's, noise pollution, ze gaan vlak beneden langs. Ze laat hem zien wat ze schrijft: Verlanglijst: huishouding 6 baddoeken 6 slopen goede kwal. lakens goede kwal. 1 servies 1 cassette Mijzelf | |
[pagina 9]
| |
kleren: jurk schoenen tas. Ze lachen beiden. Met zijn studentenbudget! Ze zal wel moeten wachten, tjé. Hij zegt: ‘Kow go sribiGa naar eindnoot+.’ Prikt haar in haar dij met een briefopener. ‘I wan' kir' mi, i wan' kir' mi, no?Ga naar eindnoot+’ ‘Waarom?’ ‘Omdat y' e dyuk' mi nang' a sani.Ga naar eindnoot+’ ‘Ya, mi o ber' i, ya.Ga naar eindnoot+’ ‘Mi o ber' yú!Ga naar eindnoot+’, reageert ze. ‘Zie je toch, dat is niet leuk van je om zoiets te zeggen, dat y' ó ber' mi. I de seiker dat y' o ber' mi?Ga naar eindnoot+’ Ja, ze is er zeker van. Ze moet ook naar de w.c. ‘Jezus, alles wat ik doe moet jij ook doen.’ |
|