| |
| |
| |
[Dag diefje]
Meisje van vier vraagt: ‘Papa, als opa grootvader is, ben jij dan kleinvader?’
Vera van 6 zit uitgebreid op de w.c. te drukken, poepgeluidjes makend. Het duurt nogal wat.
Moeder vraagt opeens: ‘Wat doe je Veertje?’
Kleine Vera: ‘Ik maak drukletters.’
Carol, 2 jaartjes oud, is bezig Mammie iets te vertellen. Fifi, de hond, komt tussenbeide. Carol tegen Fifi: ‘Fifi, ga weg, zie je niet dat ik met je moeder praat!’
Stefi mag weer gaan eten bij Vrouw Vera van de overkant, die als extra lekkernij ook inktvisjes op tafel heeft staan. Als hij weer thuis is, vraagt zijn Oma: ‘Heb je lekker gegeten Stefi?’
‘Ja, maar ik heb ander eten genomen, want ik wou geen spinnen hebben.’
| |
| |
Stefi komt na een kerkdienst opgewonden bij zijn moeder aanlopen. ‘Mama, mama, een man in de kerk heeft mij nat gemaakt met een borstel waarmee ze het toilet schoonmaken.’
Pa: ‘Liesje, wat wil je later worden?’
Liesje (4): ‘Pipo de clown.’
Carol, op de grond, krijsend, 3 jaartjes oud.
Ruud (4): ‘Niet zo gillen Carol, God gaat je straffen.’
Carol: Kijkt ongelovig om zich heen, trekt een lange mond, maakt een grote tyuri: ‘Ik zie God nergens.’
Carol: ‘Papa, waar was ik toen wij in de Wicherstraat woonden? Toen wij daar woonden, waren Ruud en Liesje er al, maar waar was ik?’
‘Jij was er toen nog niet Carol, alleen Ruud en Liesje waren er toen. Jij was nog niet geboren.’
Carol: ‘Ja (heftig), ik was toen in de kattebak.’
| |
| |
De kinderen bekijken een foto waar Carol niet op staat.
Ruud: ‘Waar is Carol?’
Liesje: ‘Zij was nog niet geboren.’
Zij bekijken een andere foto zonder mammie. Carol: ‘Waar is mammie, zij was nog niet geboren, nô?’
Moeder snijdt sinaasappels. Liesje van twee heeft het buurjongetje op bezoek, dat echter opeens verschrikkelijk krijst.
Liesje tegen haar moeder: ‘Mama, geef hij een stuk sinaasappel, laat hij hij bek hou.’
Meisje in de eerste klas krijgt een stuk zeep van een bewonderaar. Na een week is de verhouding uit en de bewonderaar eist het stuk zeep terug. Het meisje reageert met een pittige krabbel: ‘U beest u, heb ik u een stuk zeep gevragen?’
‘Ruudje, wat is dit?’
‘Neus,’ zegt hij.
‘En wat is dit?’
| |
| |
‘Oor,’ zegt hij.
‘En dit?’
‘Oog.’
Bij de tenen gekomen antwoordt hij: ‘Voetetjes.’
Wij hebben reeds zo'n 20 jaar een Javaanse dienstvrouw, Hermine geheten. Op een dag komen wij op straat een onbekende Javaanse vrouw tegen, waarop kleine Ruud prompt schreeuwt: ‘Mama, kijk een Hermine.’
Wij woonden enige tijd naast een Moslem familie, waarmee wij bevriend raakten. Ruudje noemde hen steevast ‘Hamomedanen’.
Ruudje, nog steeds 2, gaat met een groot, zwaar boek op de sofa zitten en doet alsof hij reeds kan lezen.
‘Papa, ik - lees - hoor - hou - je - mond - hoor.’
Ruud, nu 3 jaartjes oud, zingt een liedje.
‘Wat voor liedje zing je Ruud?’
| |
| |
‘Ik heef ... zelf gemaak.’
Ruudje, pas 4 geworden, maakt een cirkel met de hand, ‘Maaa, dit is een cirkel. Mama, dit is een vierkant. Mammie, dit is een driehoek. En als laatste - Mammie, dit is een rechtkant.’
‘Joachim, ga op je hurken zitten!’
Joachim keert zich om, kijkt zoekend om zich heen: ‘Die heb ik niet.’
Joachim zag hoe de marmotjes ter wereld kwamen. Vraagt aan zijn moeder hoe de mensen komen. Zij zegt: ‘Precies zoals bij de marmotjes.’
Na een poos vraagt hij plotseling: ‘Mama, kan ik nou weer terug?’
De vierjarige Ruud tegen zijn vader: ‘Als God de mensen heeft gemaakt van klei, hoe heeft hij ze dan levend gemaakt?’ De kleine filosoof vervolgens: ‘En hoe heeft God zichzelf gemaakt?’
| |
| |
| |
Over spreekwoorden gesproken:
i.p.v. Als het kalf verdronken is dempt men de put:..... De gedempte kalf putten.
i.p.v. Als het hart vol is, daar stroomt de mond van over:..... Als het hart vol is, de mond hij loopt vanzelf.
Na een gezellige zondagochtend in de dierentuin vraagt Ma aan de kleine meid: ‘Wat vond je mooi, Liesje?’
‘De hele hele ganse portiek.’
Het dienstmeisje verschijnt weer niet. Ma weer danig geïrriteerd. Truusjes advies: ‘Mama, kunnen wij niet iemand anders uitnodigen, hé!’
Juffrouw Nesje van het huis achterop gaat langs en Carol groet weer luid - keels: ‘Dag tante Netjes.’
Op zijn 3de mocht Stefi mee op een feest aan de overkant van de straat,
| |
| |
waar er een mooi geroosterd varken op tafel stond. Een jaartje later worden Stefi en zijn moeder weer uitgenodigd door dezelfde buren. Stefi vraagt nieuwsgierig aan zijn moeder: ‘Mama, gaat er weer een gebakken hond op tafel zijn?’
Liesje: ‘Mammie, ik hoets, ik heb koorst, ik wil een sipesappel.’
Pa pakt het boekje met kinderhumor Dag Diefje (I) uit de boekenkast. Ruudje ziet hem het boek pakken en vraagt opeens: ‘God had het nô?’
Pa verbaasd: ‘Waarom denk je dat God het boek had?’
Ruudje: ‘Omdat je had geschreven dat ik had gevraagd wie God had gemaakt. Daarom dacht ik dat God het boek had geleend om het te lezen.’
Een Hindoestaanse man gehuwd met een blanke vrouw. De kinderen lijken meer hindoestaans. Buurmeisje vraagt aan een van de kinderen: ‘Is het je onechte moeder?’
| |
| |
| |
Mondeling examen:
Juf: ‘Kan je de naam noodmarkt verklaren?’
Antw.: ‘Omdat men daar noten verkoopt.’
Juf: ‘Van welk werkwoord is “het gedrang” afgeleid?’
Antw.: ‘Van “het lawaai oorverdovend”.’
Juf: Ken je enkele huishoudelijke artikelen?’
Antw.: ‘Huiselijke artikelen.
Houdelijke artikelen.’
Pa met zoontje op vakantie in Nederland. Een jet van de Nederlandse luchtmacht vliegt voorbij. Zoontje tegen zijn vader: ‘Papa, kijk een vliegtuig met snot.’
Julie en Maaike kijken bij het hek van hun erf naar Thea naast die met een klein hondje speelt. De hond van de buren had enkele weken geleden jongen geworpen.
Maaike vraagt over het hek heen aan Thea: ‘Van waar komt het hondje?’
| |
| |
Thea antwoordt dat zij hem heeft gehad, waarop Julie die een jaartje ouder is reageert: ‘Ze jokt hoor, Ollie heeft hem gelegd.’
Linnie is bezig met kleine Pimmie. Zij wijst aan zijn oor en zij vraagt: ‘Wat is dit?’ ‘Oohr,’ zegt hij.
‘En dit?’
‘Neus,’ zegt hij.
‘En dit dan?’ ‘Oog,’ zegt hij.
‘En wat zijn dit?’ Zij wijst naar zijn tenen.
Dat weet hij werkelijk niet. ‘Wak even, wak even, Tannie,’ zegt hij.
Hij gaat zijn eigen lichaam goed na, wat hij ervan weet. Hij houdt een vinger voor de ogen, dan tegen zijn oor. ‘Oorr,’ zegt ie, ‘Neeuss,’ vinger tegen de neus. Dan zegt hij plotseling heel enthousiast: ‘Ffoett.’
Toen wees zij naar zijn keel.
Eerst keek hij wat hulpeloos, toen twinkelden zijn oogjes: ‘Om cacao te slikken.’
‘Pimmie, van wie hou je meer, van
| |
| |
mammie of van pappie?’
‘Van tantie.’
Een kennis vertelt dat zij altijd haar slaapkamer sluit wanneer zij uit huis is. Zelfs het dienstmeisje kan dan de kamer niet in. Op een dag moet zij uit en roept haar dochtertje van vier bij zich. ‘Rienke, luister goed. Als Pappie komt, zeg hem dat de sleutel van de slaapkamer hier boven de deur van jouw kamer is, hé.’ En zij legt de sleutel daar neer. ‘Maar luister goed,’ herhaalt zij, ‘Evelien mag het niet horen hoor? Ga je nou precies zeggen wat ik zeg?’
‘Ja mammie.’
‘Dus Evelien mag het niet horen, hoor,’ herhaalt haar moeder andermaal.
Papa komt wat later door de keukendeur naar binnen, waar Evelien, het dienstmeisje net bezig is met het middageten. De kleine Rinia rent haar vader enthousiast tegemoet, schreeuwend: ‘Papa, mammie zegt dat de sleutel op de deur van mijn kamer is, maar Evelien mag het niet horen.’
| |
| |
Papa zegt tegen de kleine Monique: ‘Mama is de volgende week jarig.’
Ze antwoordt heel ernstig: ‘Hoe gaan wij doen?’
Buurvrouw heeft acht kinderen. Soms hoor je haar huizenver op het grote erf te keer gaan tegen de rakkers. Wat weer eens plaatsvond toen ik een middag op mijn balkon zat. Een klein manneke van 3 jaar, de laatste van de acht, kreeg nu de wind van voren. De vrouw was over haar toeren heen, en ging als razend te keer tegen de jongen. Op een gegeven moment zet 't mannetje zijn beide handen in de zij, blijft staan, kijkt haar onvervaard in de ogen en zegt: ‘Waarom schreeuw je altijd zo tegen ons?’
Het kleine meisje staat haar tanden te poetsen. Papa zet scheercrème op zijn gezicht. Zij vraagt: ‘Waarom smeer je 't op je gezicht?’
‘Om mij te scheren,’ zegt hij.
Als pappie bezig is te scheren, vraagt
| |
| |
zij weer: ‘Waarom haal je 't weer eraf?’
Onze achterburen hebben een leuk klein hondje Vickie genaamd, waarmee mijn dochtertje van anderhalf vaak speelt. Ik leer mijn dochtertje praten. Ik zeg vallen, zij herhaalt - vlallen. Ik wijs op mijn neus, zij zegt neuuu, op mijn haar, zij zegt kam, naar mijn oor en zij zegt ‘Vickie’.
Het meisje loopt naar haar moeder: ‘Mammie, ik wil een zusje, een broertje en een baby.’
5 juni 1970. (Pimmie is een jaartje ouder geworden.)
Pimmie: ‘Mammie, waar gaat de Premier nu hij dood is?’
Mammie: ‘Naar de hemel.’
Pimmie: ‘Waar opa ook is nô?’
Mammie: ‘Ja.’
Oma komt dezelfde avond uit Holland. Na de begroeting bij het vliegveld richt Pimmie zich tot haar. Met een stil stemmetje vraagt hij: ‘Oma, oma,
| |
| |
is God ook gekomen?’
Moniqueje stond na het bad te wachten om te worden afgedroogd. Helaas moest ma even weg om de twee anderen die weer slaags waren geraakt uit elkaar te halen. Zij bleef echter langer weg dan Monique je lief was en deze zette het op een gillen. Moeder, die het net gelukt was de twee te kalmeren, kwam haastig naar haar toegelopen.
‘Wat is er nou Monique, waarom huil je zo?’
Met bibberend stemmetje antwoordt ze: ‘Me haar lekt nog.’
| |
Mondeling examen:
Bijna iedere ontwikkelde volwassene in Suriname weet dat de eerste Surinaamse (Creoolse) onderwijzer Vrolijk heette en ergens in de negentiende eeuw moet hebben geleefd.
Aan de examentafel nu luidde de vraag: ‘Wie was de eerste Surinaamse onderwijzer?’
| |
| |
Een van de examinatoren wilde de leerling, die het antwoord duidelijk schuldig bleef, enigszins op gang helpen. Hij sloeg zich speels op de borst, onder de uitroep, ‘Ik ben blij, vrolijk.’
Het gezicht van de geëxamineerde klaarde onmiddelijk op: ‘Blijert!’ riep hij uit.
|
|