Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] De voorgangster Kijk, achter dit gordijn hebt u 't portret van mijn gestorven vrouw. Is het niet net of ze nog leeft? Ik vind het telkens weer een wonder hoe Frà Pandolf in één keer het heeft gemaakt! Maar gaat u zitten. Dat ‘Frà Pandolf’ zei 'k met opzet: dikwijls had 'k hier iemand die, als hij 't portret bekeek, door de ernst en hartstocht zo getroffen bleek dat hij zich tot mij wendde (buiten mij schuift hier in huis geen mens 't gordijn opzij!) maar aarzelde te vragen wat of wie haar blik zo levend maakte. Dus ik zie al lang wat u wilt zeggen! Nu, 'k ben bang dat 't schalkse kuiltje in deze donzen wang niet enkel door mijn charme ontstond. Misschien zei net Frà Pandolf: ‘Ik kan de arm niet zien, mevrouw, die in uw mantel schuilt!’, of riep hij komisch zuchtend: ‘Kunst reikt nooit zo diep, dat zij een blos, zo teder en zo vaag, verbeelden kan!’. Ze hoorde 't altijd graag, een beetje vleierij. Ze was een vrouw, of zeg gerust een kind, nou ja, dat gauw geboeid werd en elk ogenblik ten prooi kon vallen aan wat ze aardig vond of mooi. Ziet u, meneer, dat ze mijn gunst genoot of dwepend keek naar 't stervend avondrood, het was haar één. Ook als een gek een tak [pagina 131] [p. 131] met bloesems in de boomgaard voor haar brak, of als ze sierlijk zich in 't zadel hief, ze reageerde telkens even lief: een grapje, een blosje! Dankbaar, ja dat wel, maar toch als gold het allemaal een spel: de oeroude naam van mijn beroemd geslacht èn dat gebeuzel. 't Was, ik zeg het zacht, al krenkend om te zien. Zelfs als 'k precies had kunnen zeggen wat ik vond en, kies, haar bijgebracht: ‘Nu ben ik toch verbaasd om wat je doet!’, of: ‘Dat was echt ernaast!’, en zelfs als ze 't aanvaard had en niet met haar vrolijk lachje me voor schut gezet, - zelfs dan had ik 't als krenkend ondergaan. En zoiets neem ik niet! Tja, keek ze me aan dan lachte ze, maar och, zo'n glimlach had ze klaar voor iedereen. Dus zei ik dat het met dat lachen uit moest zijn en, kijk, toen was het uit, voorgoed! Is het niet rijk zoals die knaap haar schilderde? Maar laat ons nu weer naar 't gezelschap gaan. De staat, zoals 'k al zei, waarin uw meester leeft, biedt waarborg dat hij mij de bruidschat geeft die ik beding, ofschoon 'k natuurlijk meer de dochter dan haar vaders geld begeer! Nee, nee, na u! O hier, dit bronsje stelt Neptunus op een zeepaard voor en geldt voor heel bijzonder, 't beste dat naar 'k gis door Claus van Innsbruck ooit vervaardigd is! (Robert Browning, 1812-1889) Vorige Volgende