Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Te middernacht Te middernacht was 't heel wat mij te wagen, als kleuter klein, tot in die kerkhoflaan langs vaders pastorie; de sterren zagen mij niettemin zo vrolijk blinkend aan; te middernacht. 't Was later, als ik naar een liefste snelde en nemen moest, ja moest, wat die mij bood, dat mij nu ster, dan poollicht vergezelde, en 'k, gaand of komend, zaligheid genoot; te middernacht. En nu aan 't eind: een maan zo vol en stralend dat ik, tevreden, me in het donker houd, terwijl de geest, door het verleden dwalend, geheel verzoend, de verste toekomst schouwt; te middernacht. (Goethe) Vorige Volgende