Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] IV Hij dacht en dacht: is deze vreemde niet mijn kleine trouwe vriend en naamgenoot, die ik vroeger op mijn fluit blazen liet en die soms meeat van mijn brood? Jazeker, het is Jezus 't zoontje van - hoe heette toch zijn vader ook maar weer? buurman Jozef, de oude timmerman - wat doet in godsnaam deze Jezus hier? Ik ben een boef, een dief, een moordenaar, ik wacht mijn welverdiende vonnis af, maar deze jongen lijkt er heus niet naar of hij hier zit voor straf. Hij keek me zo zacht en vorstelijk aan dat ik mezelf nog nauwelijks herken, als zo'n figuur een misdaad kan begaan, ben ik niet die ik ben! Vorige Volgende