Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] II Hij zei: ik heb niet erg veel goeds gedaan, ik ben een rover en een moordenaar, misschien spoorde een boze geest mij aan: mijn leven is geen rooie cent meer waard. Ik zit te wachten op mijn laatste nacht, en dat zal wel niet al te lang meer zijn, moet ik nu denken aan wat iemand wacht na 't vallen van 't gordijn? Hij dacht ook aan het volk dat hem vervloekt en al veroordeeld had, met lichte spot: het heeft gelijk dat het voldoening zoekt, wat ben ik voor een zot? Ik heb nu jarenlang geroofd, gemoord, ze hebben me, ik ben er gloeiend bij, en gek, opeens weet ik weer ieder woord dat moeder toen ik klein was sprak tot mij. Ze heeft voordat ze doodging nog gezegd: Jezus m'n jongen, denk altijd eraan dat het moment komt dat je naakt en slecht, zoals je bent, voor God zult moeten staan! Vorige Volgende