Heldinnenbrieven. Ovidius' Heroides in Nederland
(2005)–Olga van Marion– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BrievenlijstIn deze Brievenlijst zijn de titels en vindplaatsen opgenomen van de verzamelde heldinnenbrieven uit het Nederlandse taalgebied. Ze staan in chronologische volgorde, gerangschikt naar verschijning in druk of, indien een voegere datering bekend is en dat van belang is voor het onderzoek, naar jaar van ontstaan. Het jaar van publicatie is dan tussen haakjes toegevoegd. Een v markeert een vertaling van Ovidius' Heroides of van Sabinus' drie antwoordbrieven, en een a een antwoordbrief op Heroides 1-15. In de omschrijving rechts staat op welke brief de vertaling of het antwoord betrekking heeft (‘v Heroides 1’ of ‘a Heroides 1’). Als hoofdwoord is bij de vertalingen de naam van de vertaler opgenomen, niet die van Ovidius. Van de zeer omvangrijke Neolatijnse bundels heroides sacrae uit de Zuidelijke Nederlanden zijn alleen de brieven opgenomen die in dit onderzoek een rol hebben gespeeld als vergelijkingsmateriaal. In enkele gevallen is alleen de bundel genoemd. Ook wanneer er nog onvoldoende informatie over bepaalde brieven voorhanden is, staat alleen de titel van de betreffende bundel vermeld. Toelichtende ondertitels zijn vereenvoudigd tot ‘Ed.’ en ‘Vert.’. De bronvermeldingen zijn zoveel mogelijk aangevuld met de bibliotheeksignaturen van de geraadpleegde exemplaren. Latijnse namen van personages zijn vertaald en tussen haakjes toegevoegd. De namen van dichters en personages zijn terug te vinden via het register. Ook op het Internet is het corpus op jaar, dichters en personages te doorzoeken: via de dbnl (www.dbnl.org) of via www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Heroides.html (red. A.J.E. Harmsen). Op deze websites zijn ook de teksten van vele heldinnenbrieven te vinden. Nieuwe vondsten zullen daar worden toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1412 (1845) Potter, Dirc Der minnen loep. Ed. P. Leendertz. Wz. Dl. 1, Leiden, 1845. [Hero aan Leander], p. 130-135; Der minnen loep, bk. 2, v. 208-332.
1533 (1541) Secundus, Janus Opera. Utrecht, Herman van Borculo, 1541. Afd. ‘Sylvae’. ubl 765 F 19 (kluis) Epistola ludicra, velut Henrici Octavi Angliae Regis nomine conscripta, qua respondetur illi, quae Reginae Catharinae nomine edita circum ferebatur, fol. S3r-S4v. (Hendrik viii aan Catharina van Aragon)
1553 Ghistele, Cornelis van Der Griecxser Princerssen, ende Jonckvrouwen clachtige Sendtbrieven, Heroidum Epistolae ghenaemt, bescreven duer den geleerden ende vermaerden Poeet Ovidius Naso inden Latijne, ende nu eerst in Duytsche duer Cornelis van Ghistele Rhetorijckelijck overgesedt, seer playsant om lesen. Antwerpen, Hans de Laet, 1553. ub Gent BL 5380 (in dit exemplaar ontbreken de laatste brieven)
1554 Ghistele, Cornelis van Der Griecxser Princerssen ende Jonckvrouwen dachtige Sendtbrieven Heroidum Epistolae ghenaemt [...]. Nu eerst in Duytsche [...] Rhetorijckelijck ouergesedt[...]. Antwerpen, Hans de Laet, 1554. Exemplaar onbekend. Hier komen alle 22 brieven uit de editie 1553 in voor, plus:
1559 Ghistele, Cornelis van Der Griecxser Princerssen, ende Ionckvrouwen dachtige Sendt brieven, Heroidum Epistolae ghenaempt, [...] Anderwerf noch duer den selven Translateur ghecorrigeert ende noch .xij. nieuwe responsive Epistelen, daer op ghemaeckt, ende onder de voorghenoemde Ovidius Epistelen ghemengt. Antwerpen, Hans de Laet, 1559. ubl 1198 G 35. Hier komen alle 24 brieven uit de editie 1554 in voor, plus:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1570 Ghistele, Cornelis van Der Griecxscher Princerssen, ende Ionckvrouwen clachtighe Seyndtbrieven, Heroidum Epistolae ghenaemt [...]. (1570). Voor het onderzoek is de herdruk gebruikt: Antwerpen, Wed. v. G. van Parijs, 1589. ubl 192 E 13. Hier komen alle 36 brieven uit de editie 1559 in voor, plus: Epistele die Helena schrijft tot Menelaus. Ghemaeckt deur den Translateur, p. 129v-132r. De antwoorde die Menelaus schrijft tot Helena. Ghemaeckt deur den Translateur, p. 132v-135r.
1574 Alenus, Andreas Sacrarum heroidum libri tres. Leuven, Rutger Velpius/Jacobus Heybergius, 1574. ±1586 Leeuwen, Dirk van
±595 (1611) Eyndius, Jacobus Poemata. Leiden, Henrick van Haestens, 1611. ubl 1147 C 8
+1596 (1607) Dousa, Janus, Filius Poemata. Olim à pâtre collecta; nunc ab amicis edita. Leiden, Andries Clouck, 1607. ubl 275 F 23
1602 Meursius, Johannes Poemata. Leiden, Andries Clouck, 1602. Afd. ‘Epistulae Heroidum vi’. ubl 693 D 10:6 Alcyone Ceyci, p. 137-147. (Alcyone aan Ceyx) Ariadna Theseo, p. 148-154. (Ariadne aan Theseus) Biblis Cauno, p. 155-166. (Byblis aan Caunus) Procris Cephalo, p. 167-173. (Procris aan Cephalus) Myrrha Cinyra, 174-182. (Myrrha aan Cinyras) Scylla Minoi, p. 183-190. (Scylla aan Minos)
±1602 (1615) Hooft, Pieter Corneliszoon Lyrische poëzie. 2 dln. Ed. P. Tuynman en G.P. van der Stroom. Amsterdam 1994. Brief van Menelaus aen Helena, dl. 1, nr. 135, p. 243-258. (voor de datering zie hst. 5)
1602 (1617) Dousa, Janus, Pater in: Hugo Grotius Poemata. Leiden, Andries Clouck, 1617. ubl 693 E 18 Epistola Jacobae Bavarae ad Iohannem patruum, p. 180-190. (Jacoba van Beieren aan Jan van Beieren)
1602 (1617) Grotius, Hugo Poemata. Leiden, Andries Clouck, 1617. ubl 693 E 18 Responsum Iohannis Bavari ad Iacobam, p. 191-197. (Antwoord van Jan van Beieren aan Jacoba) Epistola Palladii ad Thaumantiam patri suo nubentem, p. 203-210. (Palladius aan Thaumantia)
1603 Heinsius, Daniel Elegiae. Leiden, Joannes Maire, 1603. ubl 192 F 11 Deidamia Achilli, p. 271-279. (Deïdamia aan Achilles) Andromache Hectori, p. 279-287. (Andromache aan Hector)
1605 Princesse Liet-boec. Dat is, Der Jonckvrouwen Clachtighe Sentbrieven (Heroidum Epistolae genaemt), int Latijn beschreven door Ovidius Naso. Ende by een Lieff-hebber der Accoleye Sangs-wijse (elck met zijn stemme) in dichte ghemaeckt. Amsterdam, Hendrick Barentsz., 1605. kbh 5 E 1:1 (microfilm) Penelope schrijft tot Vlisses op de Stemme: Laestmael ontrent den avont, by avonture, p. 3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlisses antwoort tot Penelope, Op de wijse Hoe ben ick in liefde aldus verblindt, p. 4-5. Phyllis schrijft tot Demophon; Stemme: Schoon over schoone Lieff ick hadt u niet toebetrout, p. 5-6. Demophon antwoort tot Phillis op de stem Moet ick altoos treuren, sonder ophouwen, p. 6-7. Briseis schrijft tot Achillis. Op de stemme: Die Winter is ons verganghen., p. 7-8 Achillis antwoordt op Briseis: Stemme. Des menschen Jeucht, p. 8-9. Phedra schrijft tot Hipolitus, Stemme: Mijn hert leyt in soo swaer verlangen, p. 9-10. Hypolitus antwoordt tot Phedra, Op de wijse, Era de Majo, p. 10-11. Oenone schrijft tot Paris. Stemme: Die soete coele Mey, is nu ontdaen, p. 12-14. Paris antwoordt tot Oenone Op de Stem, Wy Jonghe sinnen, p. 14-15. Isyphile schrijft tot Iason. Stemme elck Wijngaert ranck, p. 15-16. Iason antwoort tot Hypsiphile: Op de stemme Weest nu verblijdt, wie dat ghy zijt, p. 17-18. Dido schrijft tot Aeneas, Op de Stemme Tot u roep ick o Heer met macht, p. 18-19. Aeneas antwoordt tot Dido Op de Stemme Aenmerckt den tijdt, en weest, p. 19-20. Hermione schrijft tot Orestes, Op de stemme: Passemedio Hollande, p. 20-22. Orestes antwoordt tot Hermione op de Stem Edel Goddin Edel lief triumphant, p. 22-23. Dianira schrijft tot Hercules Op de Stemme T'is my een strenghe partye, p. 23-24. Hercules antwoort tot Dianire, Op de Stem Ick weet een Vrouken Amoureus, p. 24-25. Ariadne schrijft tot Theseus op de stemme U lieffde quelt my tot ter doodt, p. 25-26. Theseus antwoort tot Ariadne Op de Stemme Een had ick uytvercoren schoon lief, p. 26-28. Canace schrijft tot Macharus, Op de stem O Venus Jent, p. 28-29. Macharus antwoort tot Canace op de stemme Schoon lief playsant, p. 29-30. Medea schrijft tot Iason. op de Stemme O Laes o wy, p. 30-31. Iason antwoordt tot Medea, Op de Stemme, Ou passe, p. 31-32. Laodemia schrijft tot Protesilaus, op de stemme Amy eylacy, wat desolacy, p. 32-33. Protesilaus antwoordt tot Laodemia, Op de Stemme, O Leli plaisant, p. 33-34. Ipermenestra schrijft tot Lyno, Op de stemme: Fortuyn elaes bedroeft, p. 34-36. Lyno antwoort tot Ipermenestra; Op de stem: Op u betrou ick Heere, p. 36-37. Paris schrijft tot Helena, Op de stemme: Den tijdt is hier, datmen sal vrolijck wesen, p. 37-38. Helena antwoordt tot Paris Op die Stemme Tant que vivray, p. 38-41. Leander schrijft tot Hero, Op de stemme Lief uytvercoren, lieff triumphant, 41-42. Hero antwoordt tot Leander op de Stemme, Dou vient cela, p. 42-44. Acontius schrijft tot Cydippe, Op de stemme, Rethorica fier, p. 44-45. Cydippe antwoort tot Acontius: Op de stemme: Almaigne Cicilie, p. 45-47. Sappho schrijft tot Phaon, Op de Stemme Almande de fleur, p. 47-49. Phao antwoort tot Sappho, Op de voyse Aimaigne Amoureus, p. 49-51. Helena schrijft tot Menelaus, op de stemme: Laet ons den Heere (cf. Wilhelmus), p. 51-52. Menelaus antwoort tot Helena, op de stemme: Al waer ick halff doodt, p. 52-53. Leander schrijft tot Hero, Op de Stemme, Die winter is ons verganghen, p. 65-66. Hero antwoort tot Leander Op de Stemme alst beghint (U troost my toegeschreven), p. 66-68. Paris schrijft tot Helena. Op de Stemme, alst beghint (Lief uytvercoren, lief triumphant), p. 68-69. Helena antwoort tot Paris Op de Stemme alst beghint (O Stout beghinne, en Iastich feyt), p. 69-70.
1609 Cobbault, Arnoldus Den pyl der liefden. Amsterdam, Willem Jansen, 1609. ubl 1192 H 26 Oenone Liedeken op de wyse van Almandj de son Altese, fol. D5v-D7v. Penelope Liedeken, op de wyse van Den tijt is hier,, Datmen sal vrolijck wesen, fol. D8r-E2v.
1612 Plemp, Cornelis Gijsbertsz Quisquiliae seu Elegiarum liber unus. Amsterdam, Hans Walschaert, 1616. ubl 574 G 22: 2 Menelaus Helenae, p. 49-55. (Menelaus aan Helena) Penelope Ulyssi, p. 55-65. (Penelope aan Odysseus) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1616 ‘Tandem fit surculus arbor’ [Anoniem] in: P.C. Hooft, Alle de gedrukte werken, 1611-1738. Red. W. Hellings, P. Tuynman. Dl. 1, Amsterdam 1972. Antwoorde op den Brief van C.P.H. gheschreven aen Helenam, waer in Helena haer ontschuldight, p. 233-246. (voor de datering zie hst. 5)
1625 Cabliau, Baudouin S.J. Magdalena. Antwerpen, ex off. Plantiniana; Balthasar Moretus & wed. Johannes Moretus & Joh. Meursius, 1625. Bibl. ufsia P 11.167 Magdalena Christo mittit epistolam, p. 66-68. (Magdalena aan Christus) Altera Epistola Magdalenae ad Christum pro suscitatione Lazari, p. 68-70. (Magdalena aan Christus)
1628 Barlaeus, Caspar Poemata. Leiden, Govert Basson, 1628. ubl 693 E 2 Epistola Ammonis ad Thamaram sororem, p. 30-33. (Amnon aan Tamar) Responsio Thamarae ad Ammonis epistolam, p. 33-35. (Tamar aan Amnon)
1629 Barlaeus, Caspar Sylvae-Ducis Obsidio [...]. Leiden, Govert Basson, 1629. ubl 1224 A 25 Epistola Ameliae ad Fredericum Henricum, maritum, audacius sub ipsis Silvae-Ducis moenibus militantem, p. 49-55. (Amalia van Solms aan Frederik Hendrik)
1630 Westerbaen, Jacob Fredericus Henricus Ameliae. Antwoordt van mijn Heere den Prince van Orangien; op den Brief van Me-Vrouwe de Princesse. 's-Gravenhage, Anthony Jansz. Tongerloo, 1630. kbh 2110 A 7 Fredericus Henricus Ameliae, p. 3-6. (Frederik Hendrik aan Amalia) Antwoordt van mijn Heere den Prince van Orangien; op den Brief van Me-Vrouwe de Princesse, p. 7-11.
1630 Scriverius, Petrus Send-Brief Ingestelt op de naem van Me-vrouwe de Princesse Amalia, als schrijvende aen haeren Man Frederick Henrick, prince van Orangien, te dier tijdt als hy hem voor 'sHertogen-Bosch al te seer waeghde. Eerst int Latijn Beschreven door den vermaerden Poeet Caspar Barlaeus, ende nu int Nederlantsch uytgegeven. Leiden, Govert Basson, 1630. kbh Knuttel 3989
1630 Keyser, Cornelis Antwoort inghestelt op den Naem van mijn Heer Frederick Henrick Prince van Orange, over den be-anghsten Send-brief van Mevrouw de Princesse Amelia, soo hy in 't Leger voor den Bosch sijn Victory verwacht. Rotterdam, Isaack van Waesberghe, 1630. ubl Th 1630 pamflet 3513; Petit 1620
1634 Bidermann, Iacob Heroum epistolae, Epigrammata, et Herodias. Antwerpen, off. Plantiniana, Balthasar Moretus, 1634. Centr. Bibl. ufsia P 10.33
1635 Stalpart van der Wiele, Joannes Gulde-jaers feest-daghen of Den schat der geestlycke lofsangen. Antwerpen, Jan Cnobbaert, 1635. kbh 767 K 18 (microfilm) Hilarius - brief aen Abra sijne Dochter, p. 71-75.
1636 Cabliau, Baudouin Epistolae heroum et heroidum. 4 bkn. Antwerpen, Hendrik Aertssens, 1636. ubl 274 H 15. De bundel bevat tientallen brieven (heroides sacrae), waaronder: Caecilia Valeriano, bk. 3, p. 225-227. (Caecilia aan Valerianus)
1640 Vincart, Jean-Antoine Sacrarum heroidum epistolae. 3 bkn. Doornik, Adrianus Quinque, 1640. Centr. Bibl. ufsia P 11.198.3. De bundel bevat drie boeken van telkens acht brieven (heroides sacrae), waaronder: Barbara Dioscoro, bk. 2, p. 115-121. (Barbara aan Dioscorus)
1640 Arp, Jan van Tolimond, prince van Rodes. Amsterdam, Nicolaes van Ravesteyn, 1640. ubl 1089 B 1:3 Brief van Helena aen Menelaus, Coninck van Lacedemonien, of Sparten, fol. G3v-G4r. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1641 Stratenus, Petrus Venus Zeelanda et alia ejus poëmata. Ed. Cornelis Boey. Den Haag, Theodorus Maire, 1641. KBH 762 K 20 Guiljelmus Iunior Arausionensium Princeps, Frederico Henrico, Arausionensium principi, etc. Patri suo, cum Bredam obsideret, p. 89-91. (Willem junior aan Frederik Hendrik)
±1642 (1716) Vondel, Joost van den ‘Heldinnebrieven’. Handschrift ubl Pap. 12. Zie voor de uitgave door David van Hoogstraten verderop in deze brievenlijst: 1716, Joost van den Vondel/David van Hoogstraten, Publius Ovidius Nasoos Heldinnebrieven
1642 Vondel, Joost van den Brieven der Heilige Maeghden, Martelaressen. Amsterdam, Abraham de Wees, 1642. ubl 1501 A 2 (kluis) Aeght aen Makaria, hare Speelgenoot, p. 1-6. Barber aen Dioscorus, haren Vader, p. 7-12. Agnes aen Emerens, hare Zuighgenoot, p. 13-17. Caecilia aen Valeriaen, haren Bruidegom, p. 18-22. Eulalia aen Iulia, hare Moeder, p. 23-30. Apollonia aen Dionys, den Aertsvader, p. 31-38. Lucy aen Eudoxia, hare Voester, p. 39-43. Katharine aen Porphier, den Veltheer, p. 44-51. Theodore aen Basilia, hare Zuster, p. 52-58. Maria Magdalene aen Joannes, den Apostel, p. 59-66. Tekla aen Tryphene, hare Halsvriendin, p. 67-71. Pelagia aen Luciaen, haren Priester, p. 72-76.
±1646 (1666) Heinsius, Nicolaus Poematum nova editio. Amsterdam, Daniel Elzevier, 1666. ubl 693 E 22
1646 (1649) Brandt, Geeraerdt (de jonge) Gedichten. Ed. N.B.A. (Nicolaas Borremans). Rotterdam, Johannes Naeranus, 1649. ubl 1173 G 23 Olimpia aan Birenus, p. 73-75.
1656 Bara, Jan Godvruchtige verklikker, [...] Met andere Nijp-dichten, Kusjes en Minne-vaarzen, &c. Amsterdam, Jan van Duisbergh, 1656. ubl 1200 F 11:1 Brief van Celadon aan Florinde, p. 95-98. Datering 1652.
1656 Hosschius, Sidronius Elegiarum libri sex. Antwerpen, off. Plantiniana, Balthasar Moretus, 1656. ubl 693 C 1:1 Epistola heroica. Alexander Farnesius, dux Parmensis, Philippo 11 Hispaniarum regi, bk. 3, p. 119-125. (Alexander Farnese aan Filips ii). Datering beide brieven vóór 1653. Epistola heroica. Hippolytus Phaedrae, responsio, bk. 3, p. 125-135. (Hippolytus aan Phaedra) a Heroides 4
1656 Decker, Jeremias de Gedichten. Ed. J.K. Amsterdam, Jacob Colom, 1656. ubl 1204 A 20
1657 Westerbaen, Jacob Gedichten. Den Haag, Antony en Johannes Tongerloo, 1657. Bk. 1, Minne-dichten, afd. ‘Eenige Brieven van Doorluchtige Vrouwen uyt Ovidius Naso, by hem genaemt Heroidum Epistolae’. ubl 1197 F 17:1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1657 Cabeljau, Jonas Treurbrieven der blakende Vorstinnen en Minnebrieven der vorsten en vorstinnen, van Publ. Ovidius Nazo, en Aulus Sabinus. Op gelijk getal van Vaarzen, in Nederduytschen Rijm, overgezet. Rotterdam, Johannes Naeranus, 1657. ubl 1197 F 17:1. De eerste 15 brieven staan in de afdeling ‘Treurbrieven der blakende Vorstinnen’, de drie brievenparen in de afdeling ‘Minnebrieven der vorsten en vorstinnen’ en de drie vertalingen van Sabinus in de afdeling ‘Antwoordbrieven van Aulus Sabinus’:
1658 Pierson, Christoffel Antwoorden der Griecksche Vorsten, op twaelf van Ovidius Nazoos Treurbrieven der Blakende Vorstinnen. Gouda, Kornelis Dyvoort, [1658]. ubl 1201 G 17:1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1659 Broomans, Lodowyck De Brieven van P. Ovidius Naso, ghenaemt in 't Latijn Epistolae Heroïdum. Over-gheset in onse Neder-duytsche Taele. Brussel, François Foppens, 1659. ubl 1198 E 7
1669 (1682) Francius, Petrus Poëmata. Amsterdam, Hendrick Boom en wed. Dirk Boom, 1682. ubl 693 E 14 Creta ad Iovem. Creta capta, p. 473. (Kreta aan Jupiter)
1675 Bidloo, Govert Brieven der gemartelde Apostelen. Amsterdam, Hieronymus Sweerts, 1675. ubl 1205 B 19 Petrus aen Julianus, een bekeerde Jode, p. 1-10. Matthias aen Ornan, van het Christelicke tot het geloof der Esseen overgeslagen, p. 11-19. Bartholomaeus aen Simon Cleophas, een der t'seventig Jongeren van Christus, p. 20-25. Matthaeus aen Hermagoras, bisschop der Gemeente tot Aquileia, p. 26-30. Thomas aen Symphorosa, gevangen, en namaels tot Trivoli met hare twee sonen gedood, p. 31-36. Philippus aen Atinas, die hy van het Heydensche, tot het Christelijke geloov', tracht te brengen, p. 37-42. Jacobus aen Sylvanus, namaels tot Philippis in Macedonia, na veel pynigen, als Martelaer gestorven, p. 43-45. Andreas aen Ignatius, tot Romen voor de leeuwen geworpen, en verscheurt, p. 46-50. Jacobus de soon van Alphaeus, aen Parmenas, een der eerste seven Diaconen van Jerusalem, p. 51-55. Simon Zelotes, aen sijnen broeder Judas Thaddeus, p. 56-59. Antwoord van Judas Thaddeus, aen Simon Zelotes sijnen Broeder, p. 60-62. Johannes aen Polycarpus, sijn leerling, Bisschop tot Smyrnen, p. 63-71. Paulus aen Onesimus, p. 75-83.
1677 Pluimer, Joan (en J. van Broekhuizen), Gedichten. Amsterdam, Hieronymus Sweerts, 1677. ubl 1093 H 2:2 Phyllis aan Lysidas, p. 71-74.
1678 Valentyn, Abraham Al de werken van P. Ovidius Naso. Het eerste deel. Behelsende sijn Princesse-brieven, Minne-diyten, Vrij-konst, Minne-baat, Blanketsel, en Nooten-boom. Leiden, Daniel van Gaasbeek, 1678. (Brieven in proza), ubl 1241 G 7
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1683 Schotanus van Sterringa, Hobbo (H.S.V.S.) Mengeldichten. Ed. M.T.I.A. (Adriaan Jz. Tymens). Leeuwarden, Hero Nauta, 1683. Tresoar (Leeuwarden)/PB Friesland A 2472 (convoluut)
1685 Vollenhove, Johannes Poëzy. Amsterdam, Hendrick Boom en wed. Dirk Boom, 1685. ubl 1499 A 30 (kluis). Te midden van klachten van Ovidiaanse personages staan twee brieffragmenten:
1690 (1710) Wellekens, Jan Baptista (en Pieter Vlaming), Dichtlievende uitspanningen. Amsterdam, Andries van Damme, 1710. Afdeling ‘Brieven’, gedateerd 1690. ubl 1204 F 41 Michol aan David, p. 121-125. David aan Michol, p. 127-131. Achilles aan Polyxena, p. 133-137. Polyxena aan Achilles, p. 139-143. Oktavia aan Markus Antonius, p. 145-149. Kleopatra aan Oktavia, p. 151-154. Boudewijn aan Judith, p. 156-160. Judith aan Boudewijn, p. 162-166.
1705 Haps, P. van Brieven van minnaars en minnaressen. Amsterdam, Erfgen. J. Lescailje, 1705. ubl 1091 E 49:3 Frederik aan Izabelle, p. 5-8. Izabelle aan Fredrik, p. 9-12. Karel aan Leonora, p. 13-16. Leonora aan Karel, p. 17-20. Hendrik aan Elizabet, p. 21-24. Elizabet aan Hendrik, p. 25-28. Joannes aan Jakoba, p. 29-32. Jakoba aan Joannes, p. 33-36. Adriaan aan Barta, p. 37-40. Barta aan Adriaan, p. 41-44. Theodooraan Agneta, p. 45-48. Agneta aan Theodoor, p. 49-52. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonia aan Ludowyk, p. 53-55. Konstancia aan Leonard, p. 56-59. Wilhelmina aan Rudolph, p. 60-63.
1712 Bidloo, Govert Brieven der gemartelde Apostelen. De Derde Druk, door den Schryver zelf verbetert, en met eene uitlegginge der eigene namen, geschiedenissen, zommige omstandigheden[...], vermeerdert[...]. Amsterdam, Wed. van Barent Visser, 1712. ubl 705 C 16 Marcus, de Evangelist, aan Onesiphorus en Porphyrius, p. 111-117. Lucas, de H. Evangelist, aan Dionisius Areopagita, p. 118-122.
1716 Vondel, Joost van den/David van Hoogstraten Publius Ovidius Nasoos Heldinnebrieven, Vertaelt door I. vanden Vondel. Amsterdam, Gerard onder de Linden, 1716. De laatste drie brieven staan in de afdeling ‘Drie brieven van A. Sabinus, antwoordende op drie brieven van Ovidius’. ubl 707 C 14:2
1716 Haes, Joan de Publius Ovidius Nasoos Heldinnebrieven, Vertaelt door I. vanden Vondel. Amsterdam, Gerard Onder de Linden, 1716. Datering 1712. ubl 707 C 14:3. Opnieuw opgenomen in Joan de Haes, Gedichten. Rotterdam, Maarten van Loon, 1720, p. 481-489 en 490-510. ubl 1193 B 24
Hippolytus aen Fedre. Het Latyn van Sidronius Hosschius nagevolgt, p. 12-26. (vert, van Sidronius Hosschius, ‘Epistola heroica. Hippolytus Phaedrae, responsio’, 1656).
1718 Hoppestein, A. Mengelpoëzy, bestaande in herderszangen, minnedichten, brieven, mengeldicht, en vertaalingen. Leiden, Johan Arnold Langerak, 1718. ubl 1204 H 10
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1722 Poot, Hubert Korneliszoon Gedichten. Dl. 1, verm. uitg. Delft, Reinier Boitet, 1722. ubl Stzl. Nederlands. Afd. Bybelstoffen. Brief van Vasthi aen Ahasuerus, p. 78-84.
1722 Oovergebleeve rym-stukken of vervolg der versen, van en op de heeren en meesters Jan, Huyg, Willem en Pieter de Groot. Delft, Andries Voorstad, 1722. Versoek-schrift van Maria van Reygersberg, om Louvesteyns uytgang, p. 130-133. (De brief is gericht aan de Staten-Generaal. De auteursnaam is niet vermeld.)
1724 Arents, Thomas Mengel poëzy. Amsterdam, Hendrik Bosch, 1724. Afd. Mengel dichten, ubl 1105 G 4 Brief van Sophonisba aan Massinissa, p. 57-61.
1726 Elger, Willem den Gedichten en Rotterdamsche Arcadia. Amsterdam, Willem Barents, 1726. kbh 759 D 14 Arethusa aan Lycotes. Naar het Latynsche van Propertius Lib. iv. Eleg. 3, p. 59-61.
1727 Tyssot de Patot, Simon Les oeuvres poétiques. Dl. 3. Amsterdam 1727.
1729 Wellekens, Jan Baptista Verscheiden gedichten. Amsterdam, Gerrit Bos, 1729. Afd. ‘Brieven’. Postuum uitgeg. d. Magdalena Barbara Wellekens. ubl 1205 A 18 Frank van Borsselen, aen Vrou Jacoba, p. 134-141. Vrou Jacoba. Aan Frank van Borsselen, p. 142-148. Henriette Maria van Bourbon, aan Karel Stuart, p. 149-157. Karel Stuart, aan Henriette Maria van Bourbon, p. 158-169.
1731 (1740) Smits, Dirk Gedichten. Rotterdam, Philippus Losel, 1740. Afd. Bybeldichten. ubl 710 B 16 Jojakim aen Suzanna, p. 31-37. Gedateerd 1731. Suzanna aen Jojakim, p. 38-47. Gedateerd 1731.
1731 Elias Mz., J. en Th. van Snakenburg Proeve van Dichtoefening, bestaende in Herderszangen, Brieven, Klink- en Mengeldichten. Leiden, De Janssoons vander Aa, 1731. ubl 1204 F 13 Jakob aen Rachel, p. 75-79. (ondertekend door A.L.F. = J. Elias Mz.) Rachel aen Jakob, p. 80-83. (A.P.S. = Th. van Snakenburg) Mordochai aen Esther, p. 84-87. (A.P.S.) Esther aen Mordochai, p. 88-90. (A.L.F.) Adelbert aen Hillegond, p. 100-104. Hillegond aen Adelbert, p. 105-109. Dafnis aen Chloé, p. 110-113. (‘Uyt den Spectator’) Dibutadis aen Polemon, p. 114-116. (‘Gevolgt naer het Fransch van den Heer de Fontenelle’)
1734 Hessen, Willem Publ. Ovidius Naso's eerste heldinnenbrief, Penelopé aan Ulysses, in vaarzen gebragt. Haarlem, Jan Bosch, [1734]. kbh 504 B 256 v Heroides 1
1741 Broucke, Janus van den Poemata. Dordrecht, J. van Braam, 1741. kbh 764 G 27
1741 Natura et arte Alle de werken van 't kunstgenootschap, Natura et arte. vie deel. Dichtlievende oeffeningen. Rotterdam, Philippus Losel, 1741. Afd. Mengeldichten. ubl 180 F 14 Amintas aen Kloris, p. 184-187.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1743 Algemeene oefenschoole van konsten en weetenschappen. Zesde afdeeling. Vierde deel. Amsterdam, Pieter Meijer, 1743.
1747 (1758) Smits, Dirk Nagelaten gedichten. Dl. 1. Rotterdam, Jacob Burgvliet, 1758. Eloïza aen Abelard, p. 329-349. (Vertaling van Pope, ‘Eloisa to Abelard’).
1749 (1753) Schonck, Adam Christiaan Herders- en visschers-zangen; brieven, klink- en mengeldichten. Arnhem, Jacob Nyhoff, 1753. Afd. Brieven, ubl 1205 C 28 Damon aan Kloris, in een brief, voor N.N. in rym gebragt, p. 77-80. Datering 1749.
1753 Snakenburg, Hendrik Poëzy. Ed. Frans de Haes. Leiden, Samuel Luchtmans en Zoonen, 1753. Datering vóór †1750. De eerste zeven brieven staan in de afdeling ‘Bybelstoffen’, de twaalf volgende in de afdeling ‘Mengeldichten’, ubl 1204 B 42 Jacob aen Rachel, p. 23-28. Rachel aen Jacob, p. 28-33. De dochter van Jefta aen haren vader, p. 68-75. Jonathan aen David, p. 81-86. Thamar aen Absalon, p. 90-96. Absalon aen Thamar, p. 96-103. Adonias aen Bathzeba, p. 103-108. Helena aen Menelaus, p. 389-394. Marcus Antonius aen Augustus, p. 395-402. Julia aen Augustus p. 402-408. Poppea Zabina aen Otto, p. 409-415. Otto aen Poppea Zabina, p. 416-423. Frank van Borselen aen Vrouw Jacoba, p. 424-430. Jacoba aen den Ridder Frank, p. 430-436. Jacoba aen den Ridder Frank, p. 437-444. Frank aen Vrouw Jacoba, p. 444-452. Anna van Boulan aen Koning Hendrik, p. 452-459. (Anna Boleyn & Hendrik vin) Sofya Dorothea aen hare Schoonmoeder Sofya, p. 459-466. Dorothea Sofya aen hare Schoondochter Sofya Dorothea, p. 467-474. (titel volgens het register)
1757 Arends, Roelof (de Jonge) Gedichten. Amsterdam, Jakobus van Hoogstraten, 1757. Afd. Mengeldichten. ubl 1206 B 5 Brief van Alexandra aan Kleopatra, p. 135-140.
1761 (1772) Wilp, Sara Maria van der Gedichten. Amsterdam, Pieter Meijer, 1772. ubl 3636 A 34:1 Jacoba van Beyeren aan Filips, Hertog van Bourgondië, p. 128-134. Gedateerd 1761.
1762 Werken, Margareta Geertruid van der Brief van Abelard aan Eloïza. 's-Hertogenbosch, Jacobus Palier, 1762. ubl 1203 B 5:3
1762 Merken, Lucretia Wilhelmina van Het nut der tegenspoeden, brieven, en andere gedichten. Amsterdam, Pieter Meijer, 1762. Afd. Brieven. Dat. opdrachtgedicht 1761. ubl 1206 A 23 Charlotte van Bourbon aan Willem den Eersten, prins van Oranje p. 51-60. Maria de Medicis aan haaren zoon, Lodewyk den Dertienden, Koning van Vrankryk, p. 61-66. Louize de Coligny aan haaren zoon Frederik Hendrik, Prins van Oranje, p. 67-73. Johanna Gray aan Maria van Richmond, Koninginne van Engeland, 74-76. Leife aan zynen vader Erik, eersten bevolker van Groenland, p. 77-102. Claudius Civilis, aan Julius Briganticus, p. 103-123. Elisabeth, Koningin van Engeland, aan Hendrik den Grooten, Koning van Vrankryk, p. 124-128. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1763 Sels, Willem Hendrik Brieven en bespiegelingen. Amsterdam, Frederik de Kruyff, 1763. Afd. Brieven. ubl 1504 G 10:1 (kluis) David aan Bathseba, p. 3-5. Bathseba aan David, p. 6-8. David aan Joäb, p. 9-10. Joäb aan David, p. 11-13. Joäb aan Zalomon, p. 14-15. Eudocia aan Theodosius den ii, p. 16-21. Leaena aan Harmodius, p. 22-25. Anna Boulein aan Hendrik den viiisten Koning van Engeland, p. 26-34. Johanna Gray aan haare zuster achter in een grieks testament geschreven, p. 35-38.
1764 Kuipers, D. Dichtlievende mengelingen. Leiden, Wed. A. Honkoop en zoon, C. van Hoogeveen jr, 1764. ubl 1205 D 3. Damon aen Amintas en Klimeen, p. 13-18.
1765 Cock, Gerhard Theodorus de Proeve van Bijbeldichten, Brieven en Mengelzangen. Leeuwarden, H.A. de Chalmot, 1765. Afdeling Brieven, ubl 1206 B 27 Vrouw Margareet aan haren zoon Willem den Vijfden, Graaf van Holland, p. 33-46. Brief van Vrouw Jakoba, Graavin van Holland, aan haren neef Filips, Hertog van Bourgondië, p. 47-56. Brief van Hendrik d'Arlei aan zijne vrouw Maria Stuart, Koningin van Schotland, p. 57-70. Brief van Maria Anna Victoria, Kroonprinzes van Spanje, aan Maria Leczinska, p. 71-76.
1766 Yver doet leeren Dichtlievend tydverdryf of Proeven van dichtoeffeningen. Leiden, C. van Hoogeveen jr, 1766. ubl 1205 D 4 Thirsis aen Damon en Klimeene, p. 41-42. De stervende Dorilas aen Klimeene, p. 43. Leander aen Leonoor, p. 74.
1769 Sels, Willem Hendrik in: De Denker. Nr. 322 (27 februari 1769). Opgenomen in: Willem Hendrik Sels, [Mengelwerken], [z.pl., z.j.]. ubl 1504G 17-18. Brief van Pericles aan Eubates, p. 65-72. 1770 Algemeene oefenschoole van konsten en weetenschappen. Zesde afdeeling. Zesde deel. Amsterdam, Pieter Meijer, 1770. Johannes Nomsz., Scilla aan Nizus, p. 146-151.
1770 (1773) Huisinga Bakker, Pieter Poëzy. Dl. 1. Amsterdam, Pieter Meijer, 1773. Afd. Het vaderland. ubl 709 E 1. Zuzanna van Oostdyk aen Arnoldus Geesteranus, p. 47-60. Gedateerd 1770.
1772 Macquet, Johan Dichtlievende uitspanningen. Bevattende heldinnen brieven, natuerkundige beschouwingen, mengelwerk. Dl. 1. Zierikzee, J. de Kanter en zoon, 1772. Afd. ‘Heldinnen brieven’, ubl 709 D 19 Sara aen Abraham, p. 1-6. Rachel aen Jacob, p. 6-12. Dina aen Sichem, p. 12-18. Jemsar aen Jozef, p. 19-24. Otniël aen Ascha, p. 25-31. Ifis (Jefta's Dochter) aen hare Moeder, p. 31-34. Delila aen Simson, p. 34-40. Sidonia aen Salomon, p. 40-45. Vasthi aen Assueros, p. 45-52. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suzanna aen Jojakim, p. 53-59. Judith aen Joachim, p. 59-67. Maria aen Jozef, p. 67-72. Maria aen Jezus, p. 73-79. Prokuleja aen Pontius Pilatus, p. 79-84.
1773 Bekker, Elizabeth Jacoba van Beieren aan Frank van Borsselen. Hoorn, Tjalling Tjallingius, [1723=] 1773. ubl 1203 D 10:1 Jacoba van Beieren aan Frank van Borsselen. 2e, veel vermeerderde en naauwkeuriger, dr. Hoorn, Tjalling Tjallingius, 1773. ubl 1203 D 10:2
1774 Diligentiae omnia Letteröeffeningen. Amsterdam, A. Magérus, 1774. ubl 1202 C 39 Hartsen, Antony Brief van Brutus aan Cicero, p. 171-198. Gedateerd ‘October, 1769’. Cassander aan Statira, p. 275-279. Statira aan Cassander, p. 280-284. Gedateerd ‘December, 1766’.
1774 Uylenbroek, Pieter Johannes Poëzy. Amsterdam, Erven van David Klippink, [z.j.]. ubl 1205 F 19:5 Aarnoud aan Eduard, p. 1-8. Gedateerd 1774.
1775 Bekker, Elizabeth Arnold Geesteranus aan Maria van Reigersbergen, echtgenoote van Mr. Hugo de Groot. Hoorn, Tjalling Tjallingius, 1775. ubl 1203 D 10:4
1776 Uylenbroek, Pieter Johannes Poëzy. Amsterdam, Erven van David Klippink, [z.j.]. ubl 1205 F 19 Eelhart aan Julia, p. 1-4. Datering 1776. Ook versch, in De kosmopoliet nr. 43, 21 oktober 1776. Reinhart aan Karel, p. 5-8. Datering 1776. Ook versch, in De kosmopoliet nr. 21, 20 mei 1776.
1776 Leuter, Pieter (Brief van Abelard aan Eloisa. Rotterdam 1776).
1777 De Kosmopoliet (1777) (Anoniem) Sabina van Beieren aan Philips de Tweede (Anoniem) Sabinus aan Eponina
1778 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 6. Leiden, C. van Hoogeveen Jr., 1778. De eerste brief van Backer staat in de afd. Bijbel en zededichten, de andere brieven staan in de afd. Mengeldichten, ubl 707 E 6 Backer, Jan Aukes, David aan Abigaël, p. 22-27. Pyrrhus aan Polyxena, p. 125-132. Cock, Gerhard Theodorus de, Heer Jan van Arkel aan Jongheer Willem, zijnen zoon, p. 139-150. Dobbrauski, Ferdinand, Hieronymus Angerianus aan Celia, p. 151-155. Spaan, Reinier van, De Staten Generaal der Verenigde Nederlanden aan Karel Emanuel, Hertog van Savoye, p. 156-160.
1778 Kunst wordt door arbeid verkregen Tael- en dichtlievende oefeningen. Dl. 2. Leiden, C. van Hoogeveen, 1778. Afd. Mengeldichten, ubl 707 D 9 Feith, Rhynvis, Jan Calas aan zijne vrouw en kinderen, p. 192-207.
1779 (1783) Feith, Rhynvis Julia. 2e dr. Leiden, [z.n.], 1783. ubl 1212 E 28 Werther aan Ismeene, p. 221-225. Dat. 1779 bij de bief in Feith, Oden en gedichten. Dl. 2, p. 187-194. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1779 Macquet, Johan Dichtlievende uitspanningen. Bevattende heldinnen brieven, natuerkundige beschouwingen, mengelwerk. Dl. 3. Zierikzee, J. de Kanter en zoon, 1779. uba 2855 G 24 Michal aen den Koning David, p. 181-186. Maria en Martha aen Jezus, p. 187-189. Joannes aen Maria, p. 190-192.
1780 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 7. Leiden, C. van Hoogeveen, Jr., 1780. Afd. Mengeldichten, ubl 707 E Dobbrauski, Ferdinand, Henrik, Graaf van Richmond, aan Koning Richard den Derden, p. 138-142. Limburg, Thomas van, Johanna Gray aan haaren vader, den Hertog van Suffolk, p. 143-147. Cock, Gerhard Theodorus de, Sjoerd van Beima aan Julia van Botnia, zijne echtgenoote, p. 148-157. Beijer, Gerrit, Jacob Simonszoon de Ryk, aen Willem den Eersten, Prins van Oranje, p. 158-163. Limburg, Thomas van, Michiel de Ruiter aan zijnen zoon Engel de Ruiter, p. 164-168. Backer, Jan Aukes, Adelhart aan Lidia, p. 200-203.
1780 Kunst wordt door arbeid verkregen Tael- en dichtlievende oefeningen. Dl. 3. Leiden, C. Hoogeveen jr. en C. Heyligert, 1780. Afdeling Mengeldichten, ubl 707 D10 Bilderdijk, Willem, Jefthaas dochter, aan haare moeder, p. 149-151. Bilderdijk, Izaak, Jefthaas gemaalinne, aan haare dochter, p. 152-153. Feith, Rhynvis, D'Olban, aan zijne echtgenoote, p. 155-164. Royen, Jan van, A.Z., Damon aan Roozemond, p. 194-197. Antwoord van Roozemond aan Damon, p. 198-202.
1782 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 8. Leiden, C. van Hoogeveen, Jr., 1782. Afd. Mengeldichten. ubl 707 E 8 Lannoy, Juliana Cornelia de, Cato aan Cesar; vrije naarvolging, p. 13-18. Bussingh, Johannes Wilhelmus, J.W.zn, Eucharia aen Amyntor, p. 174-180. Beijer, Gerrit, Cornelis Dirkszoon aen Graaf Lodewijk van Nassau, p. 205-210.
1782 Nomsz, Johannes Mengelwerken. Amsterdam, Erven David Klippink, 1782. ubl 1206 B 19 Scilla aan haaren vader Nizus, Koning van Megare, p. 70-76. Graaf van Essex aan de Hertogin van Irton, p. 77-80.
1783 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 9. Leiden, C. van Hoogeveen, Jr., 1783. Afd. Bijbel en zededichten. ubl 707 E 9 Beijer, Gerrit, Louis Boisotaen Margareta Hooft, p. 170-175.
1783 Kunst wordt door arbeid verkregen Tael- en dichtlievende oefeningen. Dl. 4. Leiden, C. van Hoogeveen jr. en C. Heyligert, 1783. Afd. Mengeldichten, ubl 707 D 11 Limburg, Thomas van, Willem de Eerste, Prins van Oranje, aan Diederik Sonoy, Gouverneur van Noordholland, en deszelfs Raaden, p. 49-52.
1783 Hoeufft, Jacobus Henricus Pericula Poetica. Dl. 1. [z.pl., z.n.], 1783. Iäricus, puellae Americanae, ad Ynclum, Anglum, Epistola, p. 32 e.v. (Brief van het Indiaanse meisje Yarico aan de Engelsman Inkle)
1784 (1790) Huisinga Bakker, Pieter Poëzy. Dl. 3. Amsterdam, Erven Pieter Meijer en G. Warnars, 1790. ubl 709 E 3 Magdalena Moons, aen Francisco Valdez, Spaensch bevelhebber; in de belegering van Leyden, p. 96-99. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1785 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 10. Leiden, C. van Hoogeveen, Jr. en P. vander Eyk en D. Vijgh., 1785. Afd. Mengeldichten, ubl 707 E 10 Limburg, Thomas van, Johan van Oldenbarneveld aan zijne echtgenoote, kinderen en kindskinderen, p. 190-193.
1785 Nomsz, Johannes Vaderlandsche brieven. 2 dln. Amsterdam, Willem Holtrop, 1785. ubl 1205 D 6-7 Louiza de Coligny, aan Maurits, dl. 1, p. 1-8. Maria van Lalain, aan haar' gemaal, den Prins van Espinoi; na het verlies van Doornik, dl. 1, p. 9-16. Christoffel van Mondragon, Spaansch overste, aan Don Louis de Requésens, Landvoogd der Nederlanden; na de overgave van Middelburg, dl. 1, p. 17-24. De Admiraal de Coligny, aan Willem de Eersten, Prins van Oranje, dl. 1, p. 25-34. Willem de Eerste, aan den Graaf van Egmond, dl. 1, p. 35-43. De Hertogin van Parma, Landvoogdes der Nederlanden; aan Philippus den Tweeden, Koning van Spanje, Graaf van Holland en Zeeland, enz.enz.enz., dl. 1, p. 44-53. J. van Oldenbarneveld, aan Maurits, dl. 2, p. 5-17. Maria van Reigersbergen, aan haar' gemaal, Hugo de Groot; in zyn gevangenis, te 's Gravenhagen, dl. 2, p. 18-27. Gillis van Ledenberg, uit zyn gevangenis, in 's Gravenhagen; aan zynen zoon, Joost van Ledenberg, dl. 2, p. 28-37. De Graaf van Egmond, uit den kerker, te Brussel; aan zyne Gemalinne, dl. 2, p. 38-47. Magdalena Moons, aan Don Franciscus de Valdez, opperbevelhebber voor Leyden, in 1574, dl. 2, p. 48-56. Lodewyk van Nassau, aan Willem den Eersten. Uit het belegerd Bergen, in Henegouwen, dl. 2, p. 57-68.
1786 Vereul, Abraham Proeve van poëtische brieven. Gouda, Wouter Verblaauw, 1786. ubl 1206 F 25:2 Karel aan Fredrik, p. 1-7. Jean Callas uit zijne gevangenis aan zijnen zoon, p. 8-10. Margaretha van Henegouwen, Gravinne van Holland en Zeeland, aan haaren zoon Hertog Willem, na den zeeslag bij Den Briel, p. 11-16. Melanie aan Monval, p. 17-20. De Grave Lamoraal van Egmond, uit zijne gevangenis te Brussel, aan Prins Willem den Eersten, p. 21 e.v.
1786 (1805) Hoeufft, Jacobus Henricus Carmina. Breda, Guilielmus van Bergen, 1805. ubl 693 B 17 Lycinnae, carcere detentae, ad matrem Epistola, p. 28-33. (Brief van Lycinna in de gevangenis aan haar moeder)
1786 (1791) Kleine Dichterlijke Handschriften, Vierde Schakeering. Amsterdam, 1791. ubl 706 F [20-25] Bilderdijk, Willem, Saffo aan Faon, p. 3-12. ‘Vrije navolging na Ovidius’. Gedat. 1786 in De Dichtwerken, dl. 4. V Heroides 15
1787 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 11. Leiden, P. van Eyk en D. Vijgh., 1787. Afd. Mengeldichten, ubl 707 E 11 Spaan, Reinier van, Montezuma tot Cortes, p. 144-154.
1787 Kunst wordt door arbeid verkregen Tael- en dichtlievende oefeningen. Dl. 5. Leiden, [z.uitg.], 1787. Afd. Mengeldichten, ubl 707 D12 Eekhout, Evert Jan, Brief van Zeïla aan Valcour, p. 173-193. Fridags, Gijsbert Lucas Geerlig van, Johan van Oldenbarneveld, aan zijne echtgenote Maria van Utrecht, p. 198-203. Royen, Henricus van, Fabricius aan Pyrrhus, p. 230-231. Bussingh, Johannes Wilhelmus (jr.), Pulcheria aan Charites, p. 245-255.
1787 Uylenbroek, Pieter Johannes Poëzy. Amsterdam, Erven van David Klippink, [z.j.]. ubl 1205 F 19 (kluis) Ferdinand aan Leonard, p. 1-20. Gedateerd 1787.
1788 Witte, Jacob Eduard de Dicht-offer aan Themire. Den Haag, Isaac van Cleef, 1788. ubl 1205 F 44:2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1789 Kunstliefde spaart geen vlijt Proeven van poëtische mengelstoffen. Dl. 12. Leiden, P. van Eyk en D. Vijgh, 1789. Afd. Mengeldichten, ubl 707 E 12 Limburg, Thomas van, Epaminondas, na de overwinning bij Leuktra, aan zijn vader en moeder, p. 98-104.
1790 Kunst wordt door arbeid verkregen Tael- en dichtlievende oefeningen. Dl. 6. Leiden, [z.n.], 1790. Afd. Mengeldichten, ubl 707 D 13 A. Sk., Aglaé, uit het klooster, aan Dorsemon, p. 225-233.
1790 Amsteldamsch dicht- en letteroefenend Genootschap Werken. Dl. 1, Amsterdam, Martinus de Bruijn, 1790. Moens, Petronella, Brief van Jan van Oldenbarneveld, aan zijne echtgenoote en kinderen, p. 333-336.
1791 Moens, Petronella Dichterlijke mengelingen. Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon, 1791. ubl 1204 F 8 Amelia van Nassau aan Barnevelt, p. 80-86.
1791 Witte, J.E. de Dichtkundige en prozaïsche Mengelschriften. 2 dln. 's-Hertogenbosch, wed. C.A. Vieweg en zoon/Rotterdam, Jan Meyer, 1791-1792.
1792 Merken, Lucretia Wilhelmina van De waare geluksbedeeling, brieven, en nagelaaten gedichten. Amsterdam, Pieter J. Uylenbroek, 1792. Afd. Brieven. Datering voor †1789. Bibl. O. van Marion Salóme, dochter van Zedekias, Koning van Juda, aan Daniël, den Profeet, p. 25-57. Matheus Stuart, Grave van Lennox, aan zyne echtgenoote, Margaretha Douglas, p. 58-69.
1792 Almanak voor vrouwen door vrouwen. Amsterdam, weduwe J. Doll, 1792. ubl 1028 F 43. E.G.W., Phillis aan Elize, p. 29-39.
1792 Kleine dichterlyke handschriften. Vyfde schakeering. Amsterdam, Pieter Uylenbroek, 1792. ubl 1227 C 2 Clercq, I. de, H.z., Segestes aan Arminius, p. 35-38. Arminius aan Segestes, p. 39-42.
17- kleine dichterlyke handschriften. Ed. Pieter Joh. Uylenbroek. Nieuwe beknopte uitg. 6dln. Amsterdam 1823. Barbaz, A.L., Brutus aan Servilia, na den dood van Cesar. Gevolgd naar het Fransch van Duruflé, dl. 1, p. 55-61. Servilia aan Brutus, na den dood van Cesar. Gevolgd naar het Fransch van de la Harpe, dl. 1, p. 62-69. Lucanus aan Nero. Gevolgd naar het Fransch, dl. 1, p. 70-72. Bleecker, Daniël, Cornelia aan Ferdinand, dl. 2, p. 23-27. Ferdinand aan Cornelia, dl. 2, p. 27-32. Clercq, H.z., I. de, Ninus, in de gevangenis, aan Semiramis, dl. 2, p. 110-112. Watson, uit zijne schuilplaats, aan zijnen zoon, dl. 2, p. 118-124. (‘Naar het Fransch’) Doornik, J.G., Columbus, in zijne gevangenis, aan Ferdinand en Izabella, na de ontdekking van Amerika (Gevolgd naar het Frans van den Ridder de Langeac), dl. 2, p. 214-224. Haverkom W.z., W., Ada, Gravinne van Holland en Zeeland, aan Lodewijck, grave van Loon, dl. 3, p. 54-58. Willem, Graaf van Oostervant, aan Albrecht, Graaf van Holland, enz., dl. 3. Pré, J. du, Themistokles aan het volk van Athene, dl. 5, p. 61-68. [NB dit is een brief, geen rede]
1793 Asschenberg, Herman Poëzy. Amsterdam, Pieter J. Uylenbroek, 1793. Afd. Brieven. uba 685 A 14 Hypermnestra aan Linceus, p. 3-8. v Heroides 14 Cassander aan Statira, p. 9-13. Statira aan Cassander, p. 14-18. Turnus aan Eneas, p. 19-23. Eneas aan Turnus, p. 24-28. Karel, erfprins van Spanje, aan Izabella de Valois, uit zyne gevangenis, p. 29-34. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna van Boulein aan Hendrik den agsten, uit haare gevangenis, p. 35-39. Dafnis aan Silvia, p. 40-42. Leopold aan Bregitta, uit zyne gevangenis, p. 43-50. Charlotte aan Emilia, p. 51-57. Ferdinand aan Arnold, p. 58-61.
1794 Almanak voor vrouwen door vrouwen. Amsterdam, weduwe J. Doll, 1794. ubl 1028 F 44 Ong., [Elvire aan Elize] [Elvire aan Karel] E.N., [Caroline aan haare dochter]
1795 Almanak voor vrouwen door vrouwen. Amsterdam, weduwe J. Doll, 1795. Zuylekom, Maria van, Magdalena Moons, dochter van Pieter Moons, Raadsheer van Karel den Vyfden aan Francesco de Valdez, Spaansch Opperbevelhebber, p. 47-50. Maria van Lalain, Gemalinne van den Prins van Espinoi aan Alexander Farneze, Prins van Parma (Na de verovering van Doornik), p. 97-99. C.D.E., Carolina Belmont aan John Belmont, p. 57-59. V.S.G.B., Leonore van Belfond aan Henriette Polus, p. 75-80.
1795 Kleine Dichterlijke Handschriften. Agtste Schakeering. Amsterdam, P.J. Uylenbroek, 1795. ubl 706 F (20-25) Boddaert, Pieter, Leander aan Hero, p. 97-108. v Heroides 18
1797 Collot d'Escury, Hendrik Musae Juveniles. Rotterdam, Nicolaus Cornel, 1797. ubG Backer 720 (BB 720) Lucretia Collatino, p. 16-22. (Lucretia aan Tarquinius Collatinus) Sophonisba Masinissae, p. 23-26. (Sophonisba aan Masinissa) Anna Boleynia, Henrico viii. Angliae regi, p. 27-36. (Anna Boleyn aan Hendrik viii)
±1799 Schweickhardt, Katharina Wilhelmina De Dichtwerken van Vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Dl. 3. Haarlem, A.C. Kruseman, 1860. Afd. Mengelingen. Dat. 1799 is afgeleid van overeenkomsten met ‘Filusa aan Eulogeet’ (1799). ubl Studiezaal Nederlands Alonzo aan Klara, p. 438-441. Klara aan Alonzo, p. 441-443. Johanna Gray aan hare zuster, Katharina, op den dag voor haar onthoofding, p. 514-516.
1800 COLLOT d'Escury, Hendrik Carminum/asciculus. 's-Gravenhage, [z.n.], 1817. ubl 693 B 5 Eleonora Gustavo Wasae, p. 1 e.v. (Eleonora (2e dr Helianira) aan Gustav Wasa) Abassa ad fratrem Haroun, p. 16 e.v. (Abassa aan Haroun al Raschid)
1800 Tollens, Hendrik F. Cz. Hannibal aan Flaminius, heldenbrief. Naar het Fransch van J.F. de La Harpe. Amsterdam, J. Uylenbroek, [1800]. kbh 70 F 61 [3]
1800 Tollens, Hendrik F. Cz. Dichtlievende Mengelingen. Rotterdam, J. Hofhout, 1802. ubl 1206 G 12 Junius Brutus aan Lucius Tarquinius, p. 188-190. Gedateerd 1800.
1803 Tollens, Hendrik F. Cz. Tuiltje van geurige Dichtbloemen, op Franschen bodem geplukt. Amsterdam, Pieter Joh. Uylenbroek, 1803. Montezuma aan Cortez, p. 162-167. (Opm.: La Harpe)
1805 Collot d' Escury, Hendrik Carminum fasciculus alter. Dl. 2, Dordrecht, [z.n.], 1805. Egmondus Sabinae, p. 6 e.v. (Egmond aan Sabina) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gustavi Adolphi Epistola amatoria ad Elbam Brahaeam, p. 14 e.v. (Liefdesbrief van Gustav Adolf aan Ebba Brahe) (Elba=Ebba). Responsoria. Elba Brahaea ad Gustavum Adolphum, p. 23 e.v. (Antwoord van Ebba Brahe aan Gustav Adolf)
1806 Kunstliefde spaart geen vlijt Nieuwe dichtgewyde mengelingen. Dl. 4. 's-Gravenhage, Vosmaer en zoonen, 1806. ubl 707 D 27 Meerman, Johan, Phyllis aan Demophoön, na Ovidius, p. 98-104. V Heroides 2 ±1808 Bilderdijk, Willem De Dichtwerken. Dl. 4, Haarlem, A.C. Kruseman, 1857. Afd. Dichterlijke brieven Gerard aan Machteld van Velzen (Antwoord), p. 295-298.
1810 Kunstliefde spaart geen vlijt Nieuwe dichtgewyde mengelingen. Dl. 8. 's-Gravenhage, Gebr. Vosmaer, 1810. ubl 707 D 31 Limburg, Thomas van ‘Jakoba van Beiëren aan Filips van Bourgondiën’, p. 38-41. Gedateerd 1807.
1814 Helmers, Jan Frederik Nagelaten gedichten. Dl. 1. Haarlem, François Bohn, 1814. Afd. Verspreide gedichten. ubl 1174 B 19 Karthago. Hasdrubal aan Gelipso 1, p. 149-167. Karthago. Hasdrubal aan Gelipso 11, p. 168-184.
1815 Almanak voor liefde, deugd en vriendschap, voor het jaar 1815. Amsterdam, R.J. Berntop, 1815. ubl 1027 F 39. M.G.E., Leonard aan Lucia, uit zijn krijgsgevangenschap, p. 99-103. Zuylekom, Maria van, Almanzor, Hoofd van den Abencerrages, en Opperbevelhebber der Mooren aan Zoraïde, Koninginne van Grenada, p. 109-113.
1816 Almanak voor liefde, deugd en vriendschap, voor het jaar 1816. Amsterdam, R.J. Berntop, 1816. ubl 1027 F 40 D.H.t.K.V.L., Willem de Eerste, Prins van Oranje; aan Charlotte van Bourbon, Abdis in het Klooster te Jouarre, p. 42-45. (Antwoord op Van Merken, ‘Charlotte van Bourbon aan Willem den Eersten’, 1762)
±1815 Tollens, Hendrik F. Cz. Gedichten. Dl. 3. 6e dr. Leeuwarden, G.T.N. Suringar, 1855. ubl 1211 E 32 Heloïze aan Abelard, p. 109-129. (Vertaling van Pope, Eloisa to Abelard, 1718).
1818 Wiselius, Samuel Iperuszoon Mengel- en Tooneel poezij. Dl. 1. Amsterdam, Gartman en Van der Hey, 1818. Deidamia aan Achilles, p. 145-157.
1820 Bilderdijk, Willem Sprokkelingen. Rotterdam, J. Immerzeel Jr., 1821. Afd. Brieven, ubl 710 E 36 Myrrha aan Cinyras, p. 7-14.
+1820 Bilderdijk, Willem De Dichtwerken. Dl. 4, Haarlem, A.C. Kruseman, 1857. Afd. Dichterlijke brieven. Polyfeem aan Niemand, p. 299-302. (‘Niemand’ is Odysseus) Turnus aan Eneas, p. 303-306. Nero aan de Nakomelingschap, p. 307-311. Darius aan Alexander, na den slag van Arbela, p. 312-315. Clotilde aan haren Gemaal, p. 349-354.
1822 Bilderdijk, Willem Krekelzangen. Dl. 1. Rotterdam, J. Immerzeel Jr., 1822. Afd. Brieven. Hero aan Leander, na Claes Willems, p. 3-8. (Claes Willems is Dirc Potter) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fyllis aan Demofoön, na Chaucer, p. 9-12. Aantekening: ‘Uít Chaucers Legend of good Women’. Hypermnestra aan Lynceus (oorspronkelijk), p. 13-18. Dezelfde aan den zelfden, na Ovidius, p. 19-25. v Heroides 14
1823 Bilderdijk, Willem Krekelzangen. Dl. 3. Rotterdam, J. Immerzeel Jr., 1823. Afd. Brieven. Hagar aan Sara, p. 3-10. Jacob aan Ezau, p. 11-22. Ezau aan Jacob, p. 23-29. Jacob aan Rachel, p. 30-35. Rachel aan Jacob, p. 36 e.v.
1823 Bilderdijk, Willem De Dichtwerken. Dl. 14. Haarlem, A.C. Kruseman, 1859. [antwoord van Helena], p. 434. (Antwoord op de Brief van Menelaus aan Helena van P.C. Hooft, ±1602). De brief heeft geen titel.
1824 Bilderdijk, Willem Rotsgalmen. Dl. 2. Leiden, L. Heldringh & Zoon, 1824. ubl 1206 C 19. Graaf Floris de Vijfde aan Agnes van der Sluis, p. 190-200. Voorzien van historische ‘Aanteekeningen’
1825 Schelle, Pieter van Heldinnenbrieven. Verzameld en uitgegeven door W. Bilderdijk. Dordrecht, J. de Vos & Comp., 1825. Datering voor †1792. ubl 1023 F 24:2 Michal aan David, p. 1-8. Michal aan David. Tweede brief, p. 9-13. Hagar aan Abraham, p. 14-22. Jempsar aan Jozeph, p. 23-27. Susanna aan Jojakim p. 28-33. Thamar aan Amnon, p. 34-39.
1839 Rens, Frans Gedichten. Gent, D.J. Vanderhaeghen-Hulin, 1839. Afd. Mengeldichten, ubl 1213 D 3 Bossaert van Avesnes, p. 142-146. (Brief gericht aan Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, vanuit de gevangenis)
1836 Bennink Janssonius, Roelof [Dichterlijk mengelwerk, 1836] Oenone aan Paris, p. 65-70. v Heroides 5
±1836 Kate, Jan Jacob Lodewijk ten Mengel-poëzy. Leiden, A.W. Sijthoff, [z.j.] Afd. Mengelpoëzie, ubl 1228 F 21. Agnes van der Sluis aan Floris V, p. 40-49. (Antwoord op Bilderdijk 1824)
1854 Zeeman, Henri Lettre d'Héloïse à Abailard, imitation du hollandais de H.F. Tollens Cz., suivant l'original de Alex. Pope. Avec des notes historiques. Amsterdam, J. Tak, 1854. kbh 764 D 14. (Vertaling van Tollens' brief van ca. 1815)
1857 De recensent der recensenten. Dl. 2. Amsterdam 1857. V.D.P. [Van der Palm?], George aan Eliza, p. 205.
1859 Zeggelen, W.J. van De dichtwerken. 2 dln. 8e dr. Amsterdam 1889. Galante Brief van den Keizer van China aan Koningin Victoria van Engeland, in antwoord op de benoeming van de Oxfordsche universiteit, welke aan Zijne Hemelsche Majesteit den doctoralen titel honoris causa verleend had, en zulks nadat China van Engeland den vrede voor eenige millioenen ponden sterling had afgekocht. (Zie Handelsblad van 22 Januari 1843.), deel 1, p. 49-51.
1898-1905 Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afd. Letterkunde. Amsterdam 1856-1920. ubl V130 b (R4). Certamen HoeufftianumGa naar eind2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vliet, Johannes van der, [Epistula P. Annii Fiori rhetoris et poetae Tarracone ad amicum quendam Romain se revocantem data] 1898 Vliet, Johannes van der, [Marcus filius ad Ciceronem patrem] 1901 Hartman, Jacobus Joannes, [Cornelius Gallus Parthenio] 1904 [Tullus Propertio] 1905
1923 Damsté, P.H. Carmina minora. Verz. en opn. uitg. Leiden 1927. Epistula Daedali, p. 20-21. Gedat. 1923. (Briefvan Daedalus)
1955 Gelder, Jan van in: Bloemlezing uit de werken van Publius Ovidius Naso in nieuwe vertaling. Ed. J. van Gelder en A.F. Ruitenberg-De Wit. Haarlem 1955. Afd. Brieven van vrouwen uit de mythologie (Heroïdes). Prozavertaling Penelope aan Odysseus, p. 59-62. v Heroides 1 Phyllis aan Demophon, p. 62-66. v Heroides 2
1989 Hengst, D. den in: M.M. van Assendelft: Ovidius in de epische traditie. Amsterdam 1989. Medea aan Iason [fragment], p. 19-20. v Heroides 12, 135-152
1989 Brouwer, Henk in: Medea-lectuur. Ed. A. van den Heuvel. Emmeloord 1989. [Medea aan Jason], 58-62. (Geen titel, proza) v Heroides 12
1994 Peters, W.A.M. Ovidius, Legendarische vrouwen [Heroides]. Vert. W.A.M. Peters. Baarn 1994. (Ambo-Klassiek)
1994 (2002) Guépin, J.P., Vermakelijkheden van
liefde en dood. Zwanenzangen en heldinnenbrieven. Amsterdam 2002. Het roerend verhaal van
het Indiaanse meisje Yarico en de Engelsman mr Inkle, p. 38-42. Vert, van Hoeufft, ‘Iäricus,
puellae Americanae, ad Ynclum, Anglum, Epistola’, 1783. Eerder versch. in NEM 32 (1994), 20-31.
Brief van Lycinna die in de gevangenis zit aan haar moeder, p. 43-52. Vert. van Hoeufft,
‘Lycinnae, carcere detentae, ad matrem Epistola’, 1786. Eerder versch, in De tweede
ronde 16 (1995), nr. 2, 117-123. |